Kinderen kunnen ook bekeerd zijn
Ze was behoorlijk boos. Had ze als stagiaire op de basisschool haar best gedaan om een goede bijbelvertelling te houden en nu kreeg ze kritiek op haar gebed voor de klas. Ze was namelijk vergeten om voor de kinderen een nieuw hart te vragen. "En dan moet je weten dat niemand van de kinderen of van de leerkrachten van groep 1 tot groep 8 verwacht dat ze ooit een nieuw hart zullen krijgen."
Zulke beschuldigingen blijven bij mij zwaar hangen. Is het echt waar dat we in de reformatorische kringen er niet meer van uitgaan dat er kinderen bekeerd zijn? Leeft die vraag wel in de harten van leerkrachten en leerlingen?
Ik heb een paar steekproeven genomen om daar iets meer over te weten te komen. Aan pabo-studenten heb ik gevraagd of ze er wel eens aan dachten of er in hun klas bekeerde kinderen konden zitten. Nee, die vraag hadden ze zich nooit gesteld. Die kwam ook nooit aan de orde en was eigenlijk overbodig. Je moet alleen uit de Bijbel vertellen en de kinderen wijzen op de noodzaak van een nieuw hart. Waarom zou je je afvragen of kinderen bekeerd zijn? Dat weet de Heere alleen. Wij moeten waarschuwen, want de kinderen zijn onbekeerd en zondig. In de kinderbijbels die vaak in gezinnen worden gebruikt, worden alleen welgemeende waarschuwingen gegeven of is er aan het eind van de bijbelvertelling een oproep om de Heere een nieuw hart te vragen.
En hoe is de situatie in de kerkelijke gemeente? Als de predikant zich over de preekstoel buigt en dan de kindergezichtjes opmerkt, komt er vaak een liefdevolle waarschuwing. Preekt hij wel eens over Obadja of over Timótheüs, die de Heere dienden vanaf hun vroegste jeugd? De dominee weet toch dat God ook onder kinderen Zijn genade verheerlijkt?
Is er niet een te eenzijdige visie op de kinderen in de klas? Gaan we er niet te gemakkelijk van uit dat alle kinderen onbekeerd zijn? We moeten eraan denken dat er ook bekeerde kinderen in de klas aanwezig kunnen zijn. Anders is er een wezenlijk gebrek in de godsdienstige opvoeding. We zijn toch niet vergeten dat God trouw is aan Zijn verbond? Hij gaat door van geslacht tot geslacht om Zich een gemeente te verwerven en daar zijn ook kinderen bij.
Uit bekeringsverhalen blijkt dat veel kinderen van God kunnen aantonen dat zij in hun jeugd levendige indrukken hadden van dood en eeuwigheid. Ds. H. H. Middel, predikant uit de tijd van de Afscheiding, beschrijft in zijn boekje "Gods menigvuldige reddingen" dat zijn zoontje Johannes al op vierjarige leeftijd vele kenmerken toonde van het geestelijk leven.
Ik zou hier voor een meer evenwichtige visie op het kind willen pleiten. Aan de ene kant de aangrijpende werkelijkheid dat kinderen in zonde ontvangen en geboren worden en dat ze kinderen des toorns zijn, tenzij ze van nieuws geboren worden. Een leerkracht moet de kinderen wijzen op de zuigkracht van de zonde. God heeft verdriet over de zonde en zal die zeker straffen. Daarnaast moet een leerkracht de kinderen erop wijzen wat het liefhebben van de Heere inhoudt en hoe het ware geloof hartelijk op de Heere Jezus vertrouwt. Dit geloofsleven betekent ook strijd: de wereld verlaten, de oude natuur doden en in een nieuw, godzalig leven wandelen.
Als leerkrachten zo de kinderen oproepen tot dat nieuwe leven, komt er ook meer ruimte om over dit onderwerp te spreken met de kinderen. Dit maakt kinderen meer jaloers dan alleen het waarschuwen tegen de zonde en het wijzen op de noodzaak van een nieuw hart. Het doet ook recht aan de werkelijkheid, want ook kinderen kunnen bekeerd zijn.
Drs. J. P. Proos, docent godsdienst aan hogeschool De Driestar in Gouda
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's