Vader Brakel en de draaiende hoofden der geleerden
"De Redelijke Godsdienst" gaat in op de schepping van aarde en planeten
In mijn Delftse studententijd kwam er bij mij langzaam maar zeker enige duidelijkheid omtrent de verhouding van geloof en (natuur)wetenschap.
Op goede gronden kon worden aangenomen dat de evolutieleer op droggronden was gebaseerd: in strijd met de uitgangspunten van de natuurwetenschap zelf, strijdig ook met de historische en bijbelse gegevens omtrent de schepping. Prof. dr. J. Lever van de VU beweerde in die dagen voor de NCRV-microfoon dat wie van overtuiging was dat de aarde rond was en om de zon draaide, de eerste stappen had gezet op de weg van de aanvaarding van de evolutietheorie ("Waar blijven we?") Het oude wereldbeeld was dat de zon om de aarde draaide. Jozua zei immers: "Zon, sta stil..." (Joz. 10:12,13)? De wetenschap (Keppler, Galileï) ontdekte echter dat de zon het centrum was van ons planetenstelsel en dat de aarde eromheen draaide.
Die ontdekking was gebaseerd op directe waarneming met behulp van sterrenkijkers, niet gebaseerd op speculatie. Ook de kerk had op den duur moeten erkennen dat de wetenschap hier gelijk had. Zo zou het, aldus Lever, ook zijn of gaan met de evolutietheorie. Zijn VU-collega in de theologie, H. M. Kuitert, maakte (eveneens voor de NCRV-microfoon) toen maar direct de toepassing, later vastgelegd in een boekje ("Verstaat gij wat gij leest?"). Op den duur bleef er van Genesis 1 niet veel meer over dan "een verhaal met een strekking" ofwel met "een mythische inkleding". Wanneer men echter bedenkt dat wij in ons dagelijks spraakgebruik zeggen dat de zon opkomt, is er toch niets op tegen als we in dat spraakgebruik ook zeggen dat de zon toen stilstond? Bewegingen zijn relatief. Paulus zag, om een ander voorbeeld te noemen, ook het land naderen (Hand. 27:27). Als we het wonder maar niet wegredeneren.
Traditie
Mijn grootvader van vaders zijde was bijna twintig jaar onze huisgenoot. Mijn verworvenheden in de studietijd deelde ik regelmatig met hem. Zo ook de kwestie van de loop van de hemellichamen. Zijn reactie was: "Jantje, neem van mij aan dat de geleerden hun hoofd draait."
In die tijd bezocht ik enkele malen de in Zeist woonachtige, erudiete en scherpzinnige VU-hoogleraar in de geschiedenis van de natuurwetenschappen, dr. R. J. Hooykaas, die men niet kon verdenken van moderne opvattingen à la Lever. Hij noemde de evolutietheorie "een onbeholpen poging om Gods hand uit de werkelijkheid te elimineren." Ik vertelde hem het verhaal van mijn grootvader. Zonder aarzelen trok hij een oude schrijver uit zijn boekenkast en toonde mij letterlijk waar deze dat ook zei. Jaren later wilde ik dat nog eens nalezen. Ik was echter de (oude) schrijver vergeten. In een gesprek met wijlen ds. G. A. Zijderveld over deze kwestie wist hij mij feilloos te leiden naar de bron: "De Redelijke Godsdienst" van Wilhelmus à Brakel. In diens verhandeling over de schepping van de wereld (deel I, hoofdstuk VIII) zegt hij bij de vierde scheppingsdag: "Dat deze -"de groote lichten"- en de sterren, of de zon alleen, onbeweeglijk zouden staan, en de aarde (zou) draaien, is het versiersel van mensen, die 't hoofd teveel draait.(...) De Schrift zegt dat de aarde vast staat."
Deze gedachte van vader Brakel is kennelijk op enigerlei wijze gaan beklijven binnen de oudvaders-minnende geslachten. Zo ook bij mijn grootvader. Vader Brakel wist zich overigens gesteund door Luther, die over Galilei zei: "De dwaas wil de hele astronomie omkeren." De bekende filosoof-natuurwetenschapper Blaise Pascal was nuchterder. Hij zei dat als de aarde werkelijk draait, niemand zou kunnen beletten dat deze verder draaide en niet zou kunnen verhinderen dat men zelf meedraaide.
Schriftgezag
Wie zou het à Brakel, Luther en anderen uit hun tijd kwalijk nemen dat ze niet direct konden meemaken wat in die tijd -in tegenstelling tot later de evolutie- wetenschappelijk werd aangetoond? Inderdaad ging het hele wereldbeeld op de kop. Maar vader Brakel doet toch ook zijn uiterste best om wat hij leest in Genesis 1 nader te verklaren. Genesis 1 verklaarde voor hem nog niet alles. Hij filosofeerde bijvoorbeeld over de vraag of God voor elke scheppingsdag een hele dag nodig had. Hij peinsde hoe, nadat de ruwe klomp uit het niets te voorschijn was geroepen, het op de andere dagen zou zijn toegegaan, toen bijvoorbeeld de aarde ging "voortbrengen." Als hij er dan zelf niet meer uitkomt, laat hij de dingen dan verder ook maar over aan "de gissingen" der wetenschap. Maar gissen deed hij zelf ook.
Laat ik à Brakel zelf aan het woord laten. Bij de schepping van het licht merkt hij op dat het hier "geen lichtende wolk" betrof, want de wolken waren er nog niet, "maar het was iets dat in den buitensten rand van den klomp in een etmaal dezelven omliep, en alzo dag en nacht maakte."
Intussen springt hij over op wat Paulus zegt in Ef. 5:13, namelijk dat al wat openbaar maakt licht is. Bij de tweede scheppingsdag, de schepping van het uitspansel, zegt à Brakel in niet direct doorzichtige taal: "De klomp was niet bekwaam om eene woonplaats voor den mensch te zijn, ook vertoonde zich nog niet eene zonderlinge wijsheid Gods; daarom maakte God meer plaats, bracht uit den klomp een wasem van lucht voort, en bepaalde ze met eenen onafmetelijken omkring, buiten welken geene plaats of iets anders was; zodat die bepaling van die lucht niet geschiedde door iets, dat daarbuiten was; maar zij was zelve hare bepaling." Wie het vatten kan, vatte het. Een lichte glimlach vermag men niet te onderdrukken bij deze ingewikkelde 'verklaring'.
En toch
Gissen doet en deed missen. Dat geldt ook voor à Brakel, Luther en zovelen in de geschiedenis die filosofeerden over het ontstaan der dingen. Maar, à Brakel en Luther stónden voor de Schrift en het gezag daarvan! Tegen alle vermeende (leer)stelligheden van "de valselijk genaamde wetenschap" (1 Tim. 6:20) in. Met Calvijn beleed ook vader Brakel dat de Schepper Zich in de beschrijving van de "historie" van Zijn scheppingswerken had geschikt naar ons menselijke verstand Maar Hij wist zeker dat God de Schepper was. Daarom en daarin wist hij genoeg.
Dan verder maar niet speculeren, wetenschappelijk niet en niet-wetenschappelijk niet. Want dan draait inderdaad het hoofd. En de aarde draait nochtans verder, om de zon en om haar eigen as. Terwijl toch elke dag de zon weer opkomt. Elke nieuwe dag weer een scheppingswonder!
Rotterdam, 1700
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 24 december 2002
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's