Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rotstekeningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rotstekeningen

8 minuten leestijd

Kunst of schrift? De grotschilderingen die aan het einde van de 19e eeuw zijn ontdekt, vooral in Zuid-Europa, zijn de bekendste voorbeelden van rotstekeningen. Deskundigen zijn het niet eens over de leeftijd ervan, maar ze dateren zeker van vóór de uitvinding van het schrift. Ze zijn aangebracht met rode of gele oker –een ijzerhoudend mineraal– of houtskool. In de donkere grotten blijven ze goed bewaard. De tekeningen betreffen vaak wilde dieren –paard, bizon, mammoet, beer– en de functie ervan is niet bekend. Stenen met runen, Oud-Germaanse schrifttekens, speelden een rol bij grafrituelen in Scandinavië, enkele eeuwen na het begin van de jaartelling. De bekendste woorden in steen geschreven zijn de Tien Geboden (1490 voor Christus).

Ivoor

Jagers en veetelers benutten de harde delen van dieren eeuwenlang om er gebruiksvoorwerpen van te maken, maar ook om er tekens in te graveren. De inuït en de inwoners van Noord-Europa en Siberië zijn meesters in het bewerken van ivoor, afkomstig van slagtanden van de mammoet en walrussen. Het duurzame ivoor is vooral gebruikt voor kunstwerken, maar ook tekens en teksten zijn er in bewaard gebleven. Chinezen gebruiken in de Shang-dynastie (1600 tot 1000 voor Christus) beschreven botten en schalen van schildpadden als orakel. Ze schilderen de tekens erop met een kwast en etsen ze daarna in het harde materiaal. Een Shang-vorst werpt een bot met een vraag in het vuur en leest daarna in het barstenpatroon het antwoord van de goden.

Kleitablet

De inwoners van Mesopotamië schrijven al 3000 jaar voor Christus symbolen op kleiballen als vrachtbrieven bij een zending goederen. De symbolen groeien uit tot het spijkerschrift, de kleiballen tot kleitabletten. Met een ietwat wigvormige pen drukken de schrijvers symbolen in de zachte klei, die ze daarna in de zon bakken. Omdat klei overal voorradig is, fungeert de kleitablet zelfs als kladblok, voor korte notities of als huishoudboekje. De teksten op de gebakken tabletten zijn nog steeds goed leesbaar, al zijn de groeven van de letters vaak gevuld met stof of vuil. Er zijn duizenden kleitabletten bewaard gebleven. Koning Tiglath-Pilézer van Assyrië richt in 1100 voor Christus een tempelbibliotheek op en een van zijn opvolgers bouwt die 500 jaar later uit tot een collectie van meer dan 20.000 kleitabletten in Ninevé.

Papyrus

Behalve botten en tanden van dieren raken ook planten in gebruik om op te schrijven. Papyrus is het bekendste, maar ook boombast, palmbladen en bamboe zijn populair. Papyrus is gemaakt van het cypergras, riet dat groeit langs rivieren, en is uitgevonden in Egypte. Smalle stroken gesneden uit de stengels worden kruislings over elkaar gelegd en gedroogd, daarna is het papyrus geschikt om aan twee zijden met inkt te beschrijven. In 650 voor Christus arriveert papyrus in Griekenland, waarna ook de Grieken en Romeinen erop schrijven. Droog bewaard blijven de papyri honderden jaren goed, sommige snippers zijn na 3000 jaar nog leesbaar. Vanwege het droge klimaat in Egypte zijn vooral Egyptische papyri bewaard gebleven. De bibliotheek van de Universiteit van Michigan heeft 10.000 papyrusfragmenten in zijn collectie.

Perkament

Al kort na de zondvloed raken dierenhuiden in gebruik om er boekrollen van te maken. Pas in 250 voor Christus ontdekken inwoners van Pergamum, destijds een belangrijke stad in Klein-Azië, hoe ze ongelooide huiden van schapen, kalveren of geiten moeten behandelen met kalkmelk en afschuren met puimsteen om er perkament van te maken. Het verdringt het dan algemeen in gebruik zijnde papyrus, omdat het veel duurzamer is. Vanaf de vierde eeuw na Christus raken de boekrollen in onbruik en vouwen schrijvers de vellen perkament dubbel en in elkaar tot katernen, die samengevoegd een boek vormen. Het perkament is zo duurzaam dat de tekst er soms afgeschuurd wordt om er opnieuw op te kunnen schrijven. Na de komst van papier (12e eeuw) blijft perkament populair voor luxe handschriften -die vaak prachtig ingekleurd zijn- en voor de banden van boeken.

Papier

Perkament voldoet uitstekend als informatiedrager, maar is duur en bewerkelijk. Aan het begin van de jaartelling (105 na Christus) bedenkt de Chinees Tsai-Lun een manier om papier te maken van bamboe-, ramie en moerbeiboomvezels, visnetten en lompen. Het materiaal stampt hij in een stenen kuip kapot, waarna het in water moet weken. De pulp wordt geperst tot vellen, die in de zon drogen. Eeuwenlang gebruiken papiermakers lompen als basismateriaal. Dit papier is honderden jaren probleemloos te bewaren. De uitvinding van de papiermachine, begin 18e eeuw, en de grote vraag naar papier, doet de industrie uitwijken naar hout als grondstof. Dit papier verzuurt en gaat hooguit tientallen jaren mee. Na 1960 verbetert het papierprocédé drastisch en blijft papier onder de juiste omstandigheden minimaal 150 jaar goed.

Foto

Na een belichtingstijd van acht uur maakt Joseph Nicéphore Nièpce in 1826 de eerste succesvolle foto - van zijn achtertuin. Het lukt hem om met een camera een beeld vast te leggen op een plaat, bestreken met lichtgevoelig asfalt. Een lang leven is de eerste opnamen niet beschoren, de beelden vervagen langzamerhand. Vergeelde familiefoto’s laten zien dat ook kiekjes van recenter datum achteruitgaan. Fotonegatieven op basis van het tientallen jaren gebruikte acetaat bezorgen archivarissen hoofdbrekens. Het materiaal wordt afgebroken, een proces waarbij azijnzuur vrijkomt. Het resultaat is een geribbeld negatief dat alleen nog te redden valt door overzetting op een drager van polyester. In vriezers liggen tienduizenden negatieven te wachten op deze arbeidsintensieve behandeling. Goed bewaarde microfilms kunnen het echter honderden jaren volhouden.

Film

Het vastleggen van de beweging van een galopperend paard door Muybridge in 1874 is de eerste stap op weg naar de moderne film. Een rij van 24 camera’s legde de verrichtingen van het dier vast. Dat de mens in staat is film te zien, komt doordat het menselijk oog snel opeenvolgende beelden niet kan onderscheiden, ze vloeien in elkaar over. De afgelopen honderd jaar is een schat aan informatie op film vastgelegd. Ook voor films komt ouderdom met gebreken: krassen, vlekken, ruis en flikkerende beelden. Nitraatfilms gaan in de loop van de tijd ‘zweten’, waardoor het materiaal blubberig wordt. Langer dan een eeuw houden ze het niet uit. De latere acetaatfilms hebben net als fotonegatieven te kampen met het zogenaamde azijnsyndroom.

Grammofoon

Thomas Edison is niet alleen bedenker van de gloeilamp, maar ook van de grammofoon, in 1877. Grammofoonplaten geven hun geluid prijs doordat een naald de eerder aangebrachte groef op de plaat volgt en de trillingen omzet in een elektronisch signaal. In eerste instantie legt Edison geluidssignalen vast in kwetsbare wasrollen, gevolgd door beter handelbare wasplaten. Wasrollen zijn vandaag de dag nog slechts met de grootste voorzichtigheid af te spelen. De bekende langspeelplaten van zwart vinyl doorstaan de tand des tijds prima, maar geregeld afspelen veroorzaakt slijtage. In het donker bewaard blijven ze een eeuwlang goed. De komst van de cd, halverwege de jaren tachtig, heeft de lp vrijwel volledig verdrongen.

Bandrecorder

Al een jaar na de uitvinding van de grammofoon ontdekt Poulsen dat het mogelijk is geluid vast te leggen door een staaldraad te magnetiseren. In de bandrecorder is die staaldraad vervangen door een kunststof band bedekt met magnetisch materiaal (ijzeroxide of chroomdioxide). Dat principe geldt ook voor de opvolger, de cassetterecorder, waar de grote spoelen vervangen zijn door een compactcassette. Bij de videocassette en de tapestreamer in de pc is de informatie volgens hetzelfde principe opgeslagen. Bij opslag in vochtige omstandigheden zijn de banden na een tiental jaren niet meer luisterbaar of leesbaar. Door het vocht plakken de lagen van de banden aan elkaar vast en laat de lijm los die de magnetische deeltjes op de band hecht. Ook stof is een bedreiging, vanwege de schurende werking ervan.

Harde schijf

De komst van de magnetiseerbare schijf in 1956 maakt het niet alleen mogelijk grote hoeveelheden gegevens op een computer op te slaan, maar ook om die snel te vinden zonder lang op een band te zoeken. In 1970 verschijnen de eerste diskettes, 8 inch breed, opgevolgd door formaten van 5,25 en nu 3,5 inch. Ze worden floppy’s genoemd, omdat de eerste diskettes in een slappe hoes zitten. De harde schijf is duurzamer omdat die in een stofvrije ruimte ronddraait. Fabrikanten beweren dat de schijf dertig tot wel 150 jaar meegaat, maar in de praktijk is het risico groot dat een deel van de schijf heel wat eerder onleesbaar raakt. Voor diskettes geldt dat nog sterker, en op internet –een grote verzameling gekoppelde harde schijven– is de gemiddelde levensduur van webpagina’s maar een maand of twee, omdat ze snel verdwijnen of vervangen worden. Het verschil met magneetbanden is dat ‘slijtage’ hier niet bestaat uit een beetje ruis, maar dat het document dan volledig verloren of onbruikbaar is.

Compact disc

De compact disc, een vinding van Philips en Sony, is gemaakt voor de opslag van muziek. Het geluid is vastgelegd in digitale vorm, als een spoor van lange en korte putjes. Een laserstraal tast het spoor af en zet de code om in geluid zonder de cd aan te raken. Die raakt daardoor minder snel bekrast dan een lp en de schijf is ook niet erg gevoelig voor stof of vuil. Bij een cd-rom zijn computerbestanden opgeslagen in de digitale code. Een dvd bevat veel meer ruimte dan een cd en is vooral in gebruik voor de opslag van films. De cd slijt niet door gebruik, maar de spiegelende aluminiumlaag kan oxideren; droog en koel bewaren is raadzaam. Een matige kwaliteit cd is al na vijf jaar kapot, een merk-cd zal het zeker vijftig jaar uithouden. Kodak claimt dat de cd’s meer dan 200 jaar goed blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 december 2002

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Rotstekeningen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 december 2002

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's