Matthäus Passion
Het is niet onwaarschijnlijk dat Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) in zijn jeugdjaren meegespeeld of -gezongen heeft tijdens uitvoeringen van de Matthäus Passion van zijn vader, Johann Sebastian Bach. Bij de verdeling van de nalatenschap van zijn vader, in 1750, kwam hij in het bezit van diens Matthäus Passion.
De Matthäus Passion die Carl Philipp Emanuel zelf in 1769 componeerde, kwam in 1999 dankzij speurwerk van Bach-kenner Christoph Wolff boven water in Kiev. Het werk lag lang in de bibliotheek van de Berlijnse Sing-Akademie, maar in 1945 beschouwden de Russen deze en andere muziek als oorlogsbuit. De boeken belandden vervolgens in Kiev. Ton Koopman voerde de herontdekte Matthäus Passion vorig jaar enkele keren uit met zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, daarin bijgestaan door de sopraan Deborah York, de alt Franziska Gottwald, de tenor Jörg Dürmüller en de bas Klaus Mertens. Inmiddels ligt de opname van het concert in de Weense Minoritenkirche in de winkel.
Bachs tweede zoon was een gezien componist en klavierpedagoog. In 1767 volgde hij Georg Philipp Telemann op als cantor van de vijf hoofdkerken van Hamburg. Hij componeerde passionen, cantates, kamermuziek, klaviersonates en concerten. Zijn kunst is vooral in de melodievoering gevoelig - "empfindsam" in de ware zin van het woord. Rijk aan harmonische, ritmische en metrische contrasten, waardoor de muziek soms grillig aandoet. Daarin is hij ook een vertegenwoordiger van de "Sturm und Drang".
Carl Philipp Emanuel was niet alleen verantwoordelijk voor het verzorgen van de passionsmuziek in de vijf hoofdkerken, maar moest ook de nevenkerken bedienen. Een bericht uit 1789 verhaalt van tien uitvoeringen in twee weken. De cantor beschikte daarvoor over acht zangers en een klein orkest van zo'n vijftien musici.
De Hamburger passionen zijn minder omvangrijk dan de passionen die bijvoorbeeld in Leipzig klonken. Die van Bach junior begint met het bijbelgedeelte dat Jezus' lijden in Gethsémané verhaalt en eindigt met Christus' dood. Oorspronkelijk waren de passionen in Hamburg wel tweedelig en omsloten de delen de preek. Maar omdat veel kerkgangers pas bij de preek kwamen opdagen, koos men in Hamburg voor een kortere passion, die na de woordverkondiging klonk.
De voorliggende Matthäus Passion uit 1769 is de eerste lijdensmuziek van Bachs tweede zoon die in Hamburg klonk. Het is geen compleet nieuw werk: Carl Philipp gebruikte veel bestaand materiaal, waaronder koralen en de meeste volkskoren van zijn vader.
De componist had niet alleen te maken met een andere muziekpraktijk dan zi jn vader. Volgens Carl Friedrich Zelter, in 1825 directeur van de Berlijnse Sing-Akademie, moest hij ook rekening houden met veranderde theologische opvattingen. De grote Bach herinnerde de kerkgangers in zijn Matthäus Passion in de commentaren op de gezongen bijbelverzen regelmatig aan hun zonden. Volgens Zelter vonden dergelijke verwijzingen rond 1750 geen weerklank meer. Daarom gebruikte Bachs zoon naast bijbelgedeelten gedichten van Anna Luise Karsch, waarin niet de godheid maar de mensheid van Christus -zijn mensenliefde en geduld- centraal staat.
Het is boeiend kennis te nemen van de Matthäus Passion van Bach meest getalenteerde zoon. Tegelijkertijd is het een vreemde gewaarwording. Regelmatig herken je tekstgedeelten, maar niet altijd nam Carl Philipp de bij deze woorden behorende muziek over van zijn vader. Het feest van herkenning zet je daarnaast regelmatig op het verkeerde been, omdat een vervolg op een bekend gedeelte uitblijft. De passiemuziek is niet alleen beknopter in de commentaren maar ook in het verhalen van de lijdensgeschiedenis.
De eigen muzikale taal van Bachs tweede zoon komt nadrukkelijk naar voren in de verschillende aria's die hijzelf componeerde. Daarin slaat hij veelvuldig de hierboven geschetste galantere toon aan. De mix van bestaande en deze nieuwe muziek maakt dat deze Matthäus Passion niet echt als een eenheid overkomt. Er gebeuren overigens in die, soms wat langdradige, aria's prachtige dingen: de harmonische en ritmische contrasten, de wisselingen in stemming vergen veel van de zangers (en instrumentalisten) - muziek die bij de door Koopman aangetrokken solisten in goede handen is. Met name bij Dürmüller, in bijvoorbeeld "Verstockte Sünder" en "Wende dich zu meinem Schmerze". Laatstgenoemde tenoraria -die Petrus' klagen na zijn verloochening vertolkt- beroerde de Hamburgers destijds tot tranen.
Een buitenbeentje is het dertien minuten durende sopraanduet "Muster der Geduld und Liebe". De vele loopjes waarin de sopranen alle kans krijgen hun kunnen te tonen, doen denken aan een opera. Opmerkelijk is de muzikale begeleiding bij de woorden "Lass ihn kreuzigen": die heeft, mede dankzij de hobo's, eerder een wat vrolijk karakter dan dat ze een dreigende volksmassa suggereert. Prachtig beeldt Bach daarentegen met hoorns en pauken het beven van de aarde na Christus' sterven uit.
Het is waardevol dat deze ruim honderd minuten durende passion onder het stof vandaan is gehaald. Het werk is het beluisteren waard, maar is minder ernstig en minder indringend getoonzet dan de Matthäus van zijn vader. Dat is ook de reden waarom ik uiteindelijk terugval op de Matthäus Passion van Johann Sebastian Bach, die ieder jaar weer ontroert.
"Matthäus Passion 1769, Carl Philipp Emanuel Bach, Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, Ton Koopman"; ORF CD 316 (2cd); 38.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 2003
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 2003
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's