Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abrahamitische oecumene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abrahamitische oecumene

Tent van aartsvader is niet meer het gemeenschappelijke domicilie voor Joden, christenen en moslims

10 minuten leestijd

In 1994 hield Karl-Josef Kuschel, de opvolger van de bekende rooms-katholieke hoogleraar Hans Küng in Tübingen, in zijn boek "Streit um Abraham" een vurig pleidooi voor abrahamitische oecumene: een oecumene van Joden, christenen en moslims, die allen teruggaan op aartsvader Abraham.

Kuschel dringt aan op het starten van processen van samenwerking. Hij zegt aan het slot van zijn boek: " indien Joden, christenen en moslims in die geest "abrahamitische oecumene" praktiseren, is de wereld een heel stuk vriendelijkheid, gerechtigheid en menselijkheid rijker." Sindsdien is abrahamitische oecumene theologisch een hot item. In de praktijk leidt dit tot interreligieuze gebedsdiensten, waarbij ook vertegenwoordigers van nog andere dan deze drie religies welkom zijn, zoals bijvoorbeeld de sinds enkele jaren in zwang zijnde interreligieuze gebedsdienst aan de vooravond van prinsjesdag. Deze oecumene doet tekort aan het unieke van Christus.

Tent

Het valt niet te loochenen dat Joden, christenen en moslims vanwege Abraham iets gemeen hebben, waarbij wat de Joden betreft en in zekere zin ook de moslims, volk en religie vermengd liggen. Het Jodendom en de uit Ismaël voortgekomen Arabische volkeren gaan direct terug tot op de tent van Abraham. De Joden zijn dan wel de eerstgerechtigden om zich op Abraham te beroepen. God richtte Zijn verbond met Abraham op, beloofde hem nageslacht en daarbij behorend land (Genesis 17:8). Bij Israël vallen in het Oude Testament volk en religie dan ook geheel samen. Ook Ismaël kreeg echter een zegen, met de belofte dat hij eveneens tot een groot volk zou worden. "Maar Mijn verbond zal ik met Izak oprichten" (Genesis 17:20, 21).

De christenheid mag zich in Israël ingelijfd weten (Romeinen 11) en gaat zo indirect op Abraham terug. Abraham staat in de Hebreeënbrief in het begin van de rij van geloofshelden, de wolk der getuigen, die in geloof verbonden is met de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus (Hebreeën 12:1). Abraham heeft naar de dag van Christus verlangd, zegt Christus Zelf, en heeft deze van verre gezien (Johannes 8:56).

Valt echter uit dit alles een abrahamitische oecumene af te leiden? Tijdens de IRTI-conferentie in Bogor in juli 2003 sprak de Amsterdamse hoogleraar C. van de Kooi ook over de abrahamitische oecumene. Hij stelde de vraag of in die oecumene, theologisch en in de praktijk, niet verregaande beperkingen moeten worden aangebracht met betrekking tot de waarheid van elks eigen traditie. In reactie op de stelling van Kuschel dat God "groter is dan alle menselijke tradities en conventies" kwam hij tot de conclusie dat men zo een waarheid voorstaat die diametraal staat tegenover de waarheid die men binnen die eigen tradities gelooft. Het is strijdig met het zelfverstaan van de drie betreffende religies.

Abraham

Jezus Zelf heeft bovendien de positie van Abraham binnen het Jodendom al betrekkelijk gesteld. Joden mogen Abraham terecht als hun (stam)vader zien, zodra ze zich echter op hem gaan beroemen, relativeert Jezus dat door op Zichzelf te wijzen (Johannes 8). Daaraan verbindt Hij zelfs het kennen van God. Hij zegt: "en gij kent Hem niet, maar Ik ken Hem. en bewaar Zijn Woord." Johannes zegt dan ook van Hem dat Hij, als de Eniggeboren Zoon in de schoot van de Vader, ons God heeft verklaard (Johannes 1:18). Van der Kooi zegt daarom terecht: "De geschiedenis van Jezus is essentieel voor de christelijke boodschap aangaande God. De verhalen van Jezus' leven, Zijn delen met mensen, Zijn proclamatie van het Koninkrijk der Hemelen en uiteindelijk Zijn dood aan het kruis en Zijn opwekking door God de Vader zijn bepalend voor de identiteit van het christelijk geloof."

Met de islam zijn hier geen principiële raakvlakken, omdat ze niet hetzelfde Boek hebben. Hoewel de koran ook Jezus als profeet kent, is Mohammed dé profeet. En God heeft geen Zoon, zegt de koran. In het christelijk geloof is daarentegen Jezus Zoon van God en zo ook God. Hij is ook meer dan een Profeet, namelijk ook onze Voorspraak bij de Vader.

De drie godsdiensten mogen dan wel in zekere zin teruggaan tot op de tent van Abraham, die tent is niet meer hun gemeenschappelijk domicilie. Voor christenen is abrahamitische oecumene daarom een miskenning van het unieke van Christus' Persoon en werk.

Wie bovendien bedenkt dat Jezus heeft gezegd dat niemand tot de Vader komt dan door Hem, weet ook dat interreligieuze gebedsdiensten onmogelijk zijn. Ook met Joden kan men "om Jezus wil" niet samen bidden. Al kan men met hen wel samen een gebed uit de psalmen 'bidden'.

Messiaans of niet

Ook de Utrechtse missioloog prof. dr. J. A. J. Jongeneel wijst de abrahamitische oecumene af. In zijn afscheidsrede aan de Universiteit Utrecht op 20 november stelde hij dat hij alles wat meer "vriendelijkheid, gerechtigheid en menselijkheid" tussen godsdiensten en culturen bevorderen kan, van harte toejuicht. Afgezien van het feit dat het in de abrahamitische oecumene om slechts drie godsdiensten gaat, acht hij deze niet voorwaarts maar achterwaarts gericht: "Terug naar aartsvader Abraham." Bovendien doet zij, is ook zijn overtuiging, geen recht aan het eigene van Jodendom, christendom en islam, omdat die Mozes, Jezus en Mohammed en niet Abraham tot concentratiepunt hebben.

Jongeneel wil voorwaarts zien. Daarom kiest hij voor de "Messiaanse oecumene", die gericht is op de eindtijd. Christenen hebben de eeuwen door Jezus van Nazareth voor de Messias gehouden, maar de Messiaanse verwachting was er ook in het Jodendom en de islam (Messiaanse Oecumene, Universiteit Utrecht, 2003). Gegeven het feit dat het Oude Testament vol is van de Messiasverwachting is het vanzelfsprekend dat die verwachting in het Jodendom ook sterk leeft, al zijn er grote verschillen als het gaat om de duiding ervan. Van tijd tot tijd stond er zelfs een messias op, hoewel die dan toch niet de echte bleek te zijn; zoals de beroemde mystieke rabbijn Sjabtai Zwi (1626-1676), die uiteindelijk overging tot de islam.

Ook de islam kent Messiasverwachting. In de medinensische sura's van de koran wordt Jezus elf keer de Messias (al-Masih) genoemd. Maar uiteindelijk heeft zich binnen de islam Mohammed als de komende Messias geprofileerd.

Hoewel Jongeneel erkent dat voor christenen de Messiaanse tijd begonnen is in de persoon van Jezus van Nazareth, ziet hij hier toch een basis voor "Messiaanse oecumene", omdat de weg die Jezus bewandeld heeft van universele betekenis is. Die heeft gestalte gekregen in onder meer geen kwaad met kwaad vergelden, dienstbetoon aan de naaste veraf en dichtbij, liever zelf lijden dan anderen laten lijden en "het opstaan uit de verlorenheid in haar vele knechtende gestalten." Hier lijkt ook Jongeneel (horizontaal) te eindigen bij de "vriendelijkheid, gerechtigheid en menselijkheid", die Kuschel in zijn abrahamitische oecumene beoogt. Hij heeft mij niet principieel kunnen overtuigen. Want ook op dit punt gaat het om de vraag in wie de Messiaanse verwachting is geconcentreerd. Bij de moslims is Mohammed dé profeet, die Jezus achter zich liet. Wat moet men, met op de achtergrond de afgesloten canon van de koran, dan nog met Jezus als Messias?

Bij Joden ligt dat anders. Hier ligt de Messiasverwachting nog open, ze vraagt nog om vervulling. Blijkens het totale bijbelse getuigenis kunnen (zullen) Jood en christen uiteindelijk bijeen komen in dezelfde Messias. Daarvoor is grond in het gemeenschappelijke Boek, namelijk de Schriften van het Oude Testament, waarvan nog niet alle beloften in Christus hun vervulling hebben gekregen. Tien mannen uit de heidenen zullen de slip van een Joodse Man grijpen en zeggen: "We zullen met U gaan, omdat we hebben gezien dat God met U is" (Zacharia 8:23). Gaat het bovendien in die Messia anse verwachting niet om het Rijk van volkomen vrede en gerechtigheid, wat meer inhoudt dan wederzijdse vriendelijkheid?

De "Messiaanse oecumene" van Jongeneel is mij nader dan de "abrahamitische oecumene" van Kuschel, omdat Jongeneel als christentheoloog het unieke van Christus handhaaft. Maar ook hier gaat het uiteindelijk toch om de duiding van het geloof in God.

Allah

Ik ga hier niet nog eens de discussie over de vraag of Allah God is, overdoen. Vanwege het feit dat wat Allah betreft, geldt: "God heeft geen zoon" en het Nieuwe Testament de Godsopenbaring concentreert op Christus, kan ik niet geloven dat Allah God is. Al moet ik toegeven met het probleem te blijven zitten dat de God van Abraham ook Ismaël heeft gezegend. De islam is toch ergens ook een 'raadsel'. Wie zijn wij dat we hier een definitief oordeel vellen? Maar uit wat ons in het Nieuwe Testament van God is geopenbaard, trek ik de conclusie dat de God van Mohammed een andere is dan de God en Vader van Jezus Christus. Een God Die geen zoon heeft, is ook niet Vader voor zijn kinderen. Allah is zelfs een hardvochtige god, die in extremis geweld sanctioneert om zijn wereldrijk te vestigen.

Op de laatst gehouden predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond refereerde dr. J. Broekhuis over de islam. In zijn betoog was geen sprake van abrahamitische oecumene of Messiaanse oecumene. Hoewel hij wel van oordeel was dat de moslims zich een beeld hebben gevormd van Dezelfde als de God van Abraham, is dat beeld verdraaid. Daarom ligt hier nochtans geen fundament voor oecumene. Dit met name ook vanwege het unieke van de Persoon en het werk van Christus.

Dr. Broekhuis zei bovendien wel -en dat is ook mijn ervaring- dat echte moslims niet gediend zijn van vage christenen, die hun eigen identiteit verloochenen. Dat geldt ook voor het gesprek met orthodoxe Joden.

Hoe verder

Men kan zich afvragen hoe breed de oecumene reikt bij de gemiddelde lezer van dit blad. De abrahamitische oecumene zal in de praktijk ver buiten het blikveld liggen. Waar het echter bij de één regent, druppelt het bij de ander. De interreligiositeit neemt in onze samenleving toe, wat samenhangt met de vele godsdiensten in onze multiculturele samenleving. Men tracht naar "vriendelijkheid, gerechtigheid en menselijkheid." Daarvoor heeft men echter naar mijn overtuiging die abrahamitische oecumene niet nodig. Ook zonder deze zijn christenen ertoe geroepen. Dat we daarin nog weinig geoefend zijn, behoeft geen betoog.

Zonder iets van de eigen identiteit prijs te geven, is een christen geroepen om in navolging van de Meester mededeelzaam te zijn en als het om de Waarheid gaat, deze te betrachten in liefde. Dat vraagt om tolerantie. Dr. J. Broekhuis: "Tolerantie is belangrijk. Er moet samenspel zijn in de delen der samenleving Christenen en islamieten ondervinden beiden wat het betekent om als religieuze minderheid te verkeren in een cultuur die haaks staat op de eigen zeden en gewoonten. Tegelijkertijd is er een groot versc hil in dit opzicht tussen christenen en moslims. Christenen zijn namelijk wel bereid zich te voegen binnen de kaders van de liberale democratie en vanuit dit standpunt te ijveren tegen ondermijning van dat bestel. Voor moslims is die concessie onverenigbaar met onopgeefbare aspecten van hun religieuze identiteit. De oplossing naar westers model -verloochen je religieuze en culturele achtergrond- is voor hen onmogelijk."

Waar in onze multireligieuze samenleving geen tolerantie meer is, rest uiteindelijk de godsdienstoorlog. Tolerantie mag echter geen lege tolerantie zijn. "Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden", zegt de Schrift. We moeten christelijke liefde uitstralen en weldoen aan alle mensen. Maar onze voedingsbron daarvoor ligt niet in de tent van Abraham maar op Golgotha, waar de diepste liefde ooit aan het licht kwam, omdat daar de Man van Smarten hing, plaatsvervangend lijdend voor goddelozen.

De abrahamitische oecumene gaat niet langs het kruis, maar gaat aan het kruis voorbij. Daarom past hier een principieel nee.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 2004

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Abrahamitische oecumene

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 januari 2004

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's