Onmacht of onwil
Flink gemeentebestuur ziet meestal wel kans nieuwe school te ontvangen
De onderwijshuisvesting leidt in een aantal plaatsen tot forse problemen. Er is al te weinig geld voor het onderhoud van bestaande scholen, laat staan dat er nieuwe gebouwd kunnen worden, klagen gemeentebesturen. Actueel voorbeeld is Barneveld. Daar stuit de komst van het Van Lodensteincollege op grote financiële bezwaren. De rijksoverheid zou met een flinke zak euro's over de brug moeten komen. Terecht? "Het is geen financieel, maar politiek probleem."
Het onderhoud en de bouw van scholen was altijd de verantwoordelijkheid van het Rijk. Gemeenten hadden daar geen bemoeienis mee. Tot 1997. In dat jaar slaat de veelgeprezen decentralisatie van taken en bevoegdheden in overheidsland ook op het onderwijs over. Vanaf dat moment zijn gemeentebesturen financieel verantwoordelijk voor de bouw van nieuwe scholen en het buitenonderhoud van bestaande scholen. Voor het binnenonderhoud krijgen de scholen rechtstreeks geld van het Rijk.
De "operatie decentralisatie" is geen kleine zaak. Het gaat om 8000 schoolgebouwen in het primair onderwijs en 1300 in het voortgezet onderwijs. Ze hebben een totale vloeroppervlakte van 19 miljoen vierkante meter.
De operatie heeft één groot doel: gemeenten zelf keuzes laten maken die recht doen aan de plaatselijke onderwijshuisvestingssituatie. De rijksoverheid zit in Den Haag letterlijk en figuurlijk op te grote afstand om dat naar behoren te kunnen doen. Het geld dat het Rijk op zijn eigen begroting heeft staan voor onderwijshuisvesting -in 1997 is dat 770 miljoen euro- verdwijnt in z'n geheel in het Gemeentefonds. Via een ingewikkelde verdeelsleutel krijgt elke gemeente haar deel.
Dit jaar zit er 1,3 miljard euro voor onderwijshuisvesting in het Gemeentefonds. Bijna een verdubbeling ten opzichte van 1997. Overigens is het geld niet geoormerkt. Gemeenten mógen het gebruiken voor schoolgebouwen, maar dat hoeft niet. Als alle scholen in een keurig onderhouden pand zitten en er geen behoefte aan uitbreiding of nieuwbouw is, kan het gemeentebestuur een deel van de uitkering ook gebruiken voor de aanleg van een weg, de renovatie van het zwembad of de uitbreiding van de openbare bibliotheek.
De eerste jaren na 1997 geven de gemeenten met elkaar het complete beschikbare bedrag in het Gemeentefonds uit aan onderhoud en bouw van scholen. Dat wordt vanaf 2002 anders. Uit onderzoek van het ministerie van Onderwijs blijkt dat gemeenten 3 tot 10 procent minder uitgeven aan onderwijshuisvesting dan aan geld beschikbaar is. De conclusie is helder, aldus onderwijsminister Van der Hoeven. Gemeenten kwijten zich kennelijk goed van hun taken op het gebied van onderwijshuisvesting, constateert zij in een algemeen overleg met de vaste kamercommissies voor onderwijs en binnenlandse zaken op woensdag 16 juni. Met andere woorden: Er is genoeg, zelfs meer dan genoeg geld voor schoolgebouwen. Waarom geven gemeenten anders minder uit dan er beschikbaar is?
Startkosten
Daarmee lijkt de kous af. Niets is echter minder waar. Een paar gemeenten blijven hardnekkig de trom roeren over de in hun ogen financiële wantoestanden als gevolg van de decentralisatie in het onderwijs. Het college van B en W in Barneveld maakte deze week bekend dat het de komst van het Van Lodensteincollege aanvecht bij de Raad van State. Niet dat men iets tegen de school als zodanig heeft, zo wordt keer op keer van officiële zijde benadrukt, maar de gemeente zegt de startkosten van 10 miljoen euro onmogelijk te kunnen betalen.
Wat is het verhaal? De Barneveldse meerjarenbegroting zit mudvol met toezeggingen aan de drie bestaande protestants-christelijke scholen voor voortgezet onderwijs: het Johannes Fontanuscollege, het Groen van Prinsterercollege en de Christiaan Huygensschool. Ze willen alledrie verbouwen, nieuwbouwen of uitbreiden. Al het beschikbare geld voor onderwijshuisvesting zegt de gemeente nodig te hebben om de reeds gedane toezeggingen te realiseren.
Vervolgens meldt het bestuur van het Van Lodensteincollege zich om een nevenvestiging te starten in het Veluwse dorp, omdat maar liefst 800 leerlingen elke dag met de fiets of de bus vanuit Barneveld en omliggende dorpen naar de reformatorische scholen in Amersfoort, Hoevelaken en Apeldoorn moeten reizen. Barneveld toont begrip voor de Lodenstein-plannen, maar ziet zich tegelijk voor grote financiële problemen geplaatst. Wie betaalt die 10 miljoen?
Het college van B en W legt zijn financiële bezwaren voor aan het provinciebestuur Gelderland en aan de minister van Onderwijs. Tot twee keer toe worden de bezwaren van tafel geveegd. De aanvraag voor een Lodenstein-nevenvestiging voldoet aan de wettelijke normen (onder meer voldoende leerlingen), dus moet de gemeente Barneveld de school toelaten. Dat betekent concreet: geld vrijmaken, een locatie zoeken en een gebouw beschikbaar stellen. Want dat is sinds 1997 de wettelijke plicht van gemeenten.
Barneveld laat zich niet zomaar overtuigen. In een brief aan de minister van Onderwijs vraagt het gemeentebestuur om een gesprek over de financiële problemen als gevolg van de decentralisatie in het algemeen, en de Lodenstein-aanvraag in het bijzonder. In plaats van een uitnodiging om naar Den Haag te komen, krijgt het gemeentebestuur een brief van de minister waarin zij duidelijk maakt dat Barneveld zijn wettelijke plichten heeft na te komen. De bewindsvrouw ziet geen reden voor het Veluwse dorp een uitzondering te maken, bijvoorbeeld door extra geld te geven. Waarop het college van B en W besluit zijn recht te halen bij de Raad van State. Steunt de gemeenteraad die stap -dat wordt volgende maand duidelijk- dan kunnen de onderhandelingen met het Van Lodensteincollege tot twee jaar vertraging oplopen.
Drama
Een ander actueel voorbeeld is Wierden. Daar probeert de evangelische school voor voortgezet onderwijs De Passie een vestiging te starten. Het schoolbestuur voert in 2002 verkennende gesprekken met het college van B en W en met de fractievoorzitters in de raad. Het houdt daar een goed gevoel aan over en dient een aanvraag in bij de minister van Onderwijs voor een school in Wierden. De minister gaat akkoord. Alleen de Tweede Kamer moet zijn fiat nog geven.
Inmiddels hangt de vlag er in Wierden anders bij. De gemeente vreest een financieel drama als De Passie daadwerkelijk neerstrijkt. Ze eist dat het Rijk een financiële injectie geeft. Zo niet, dan moet De Passie maar een andere gemeente zoeken.
De eerst zo positieve sfeer in de Twentse gemeente wordt verder vertroebeld door negatieve uitlatingen van het CDA-raadslid Wassink in het dagblad Tubantia van 9 augustus. Zij wijst op de concurrentie die er van De Passie uitgaat richting de plaatselijke protestants-christelijke scholen. Nog een stap verder: ze vindt dat een school als De Passie eigenlijk helemaal geen bestaansrecht heeft. "Als je leest welke gedachten ze bij De Passie aanhangen, werkelijk, je schrikt je helemaal lam", laat Wassink ondubbelzinnig in het interview weten.
Ook de gemeente Hardinxveld-Giessendam verzet zich hardnekkig tegen de komst van een streekschool. Het betreft de verplaatsing van De Akker, een reformatorische school voor speciaal basisonderwijs, van Barendrecht naar Hardinxveld, omdat deze plaats centraler in het voedingsgebied ligt. De gemeente zegt consequent geen geld, geen grond en geen gebouw te hebben. Het schoolbestuur bedenkt diverse oplossingen om de gemeente tegemoet te komen -tot en met bijbetalen uit eigen portemonnee toe- maar het gemeentebestuur houdt voet bij stuk. Begin deze maand dwingt de rechter de gemeente opnieuw én serieus naar de aanvraag van De Akker te kijken, op straffe van een dwangsom. Komende donderdag vergadert de raad erover.
Een van de oudste voorbeelden in dit genre is het Willem van Oranje College in Wijk en Aalburg. De school is al in 1997, het jaar van de decentralisatie, aan een ander gebouw toe. De gemeente Aalburg echter weigert de kosten van ruim 8 miljoen euro voor haar rekening te nemen. Een dergelijke investering gaat de gemeentelijke draagkracht te boven, aldus het college van B en W. Op verzoek van toenmalig minister Zalm van Financiën wordt de kwestie voorgelegd aan de Raad voor de financiële verhoudingen, een onafhankelijk adviescollege. Die oordeelt in een brief van 20 juni 2001 dat er in de Aalburgse zaak geen reden voor een extra financiële injectie van het Rijk is. Ook deze gemeente moet het benodigde geld voor het nieuwe schoolgebouw in haar eigen begroting vrijmaken.
Dezelfde brief bevat een uitspraak die in algemene zin interessant is. De Raad schrijft het als een voorbeeld van vitale politiek te beschouwen als een gemeente erin slaagt door een verstandig financieel beleid grote investeringen zoals de bouw van een nieuwe school te realiseren. "Het is een goede zaak dat de inzet van middelen uit het Gemeentefonds onderwerp is van politiek debat. Dit past goed in de door de Raad bepleite versterking van de lokale autonomie." In gewoon Nederlands: een gemeentebestuur dat zich bij grote investeringen direct verschuilt achter financiële onmacht, moet zijn rug maar eens rechten en keuzes durven maken.
Afwegen
Dat is ook de mening van mr. V. A. Smit, beleidsmedewerker bij de reformatorische besturenorganisatie VGS in Ridderkerk. Hij assisteert het Van Lodensteincollege bij de procedure in Barneveld en volgt daarom de ontwikkelingen rond de decentralisatie onderwijshuisvesting op de voet.
"De stukken die ik hierover lees, geven mij niet de indruk dat gemeenten structureel te weinig geld voor onderwijshuisvesting krijgen. Het is veel meer een kwestie van prioriteiten durven stellen en keuzes durven maken. Een gemeenteraad moet van tijd tot tijd grote investeringen doen. Niet alleen in het onderwijs, maar ook op het gebied van infrastructuur, winkelvoorzieningen, de aanleg van een bedrijventerrein en recreatiemogelijkheden. Dat vereist constant het afwegen van belangen. Dat geldt ook als de gemeente de broekriem moet aantrekken.
In mijn woonplaats Ridderkerk moet de raad in 2005 3 miljoen euro bezuinigen. Het lijkt te gaan lukken, zelfs door uitsluitend de kaasschaafmethode te gebruiken. Waar een wil is, is meestal een weg. Dat geldt ook voor investeringen in onderwijshuisvesting. Het is geen financieel, maar een politiek probleem."
Smit vindt het opvallend dat er de eerste jaren na 1997 nauwelijks klachten over de gevolgen van de decentralisatie waren. "Aalburg was een van de weinige voorbeelden. Pas de laatste paar jaar neemt de kritiek van gemeenten toe. Naar mijn mening heeft dat te maken met de economische malaise. Als het met de economie minder gaat, merken gemeenten dat. Zij krijgen minder geld, dus moeten ze nog creatiever met hun budgetten omgaan. Dan is het ook belangrijk hoe een gemeente in het verleden met haar geld is omgegaan. Heeft zij gespaard en kunnen die reserves worden aangebroken als het tijdelijk economisch wat minder gaat?"
Dat een gemeente door een streekschool toe te laten zichzelf een faillissement op de hals haalt, is de VGS-medewerker te kort door de bocht. "Meestal gaat het dan al langer niet goed."
Sommige gemeenten, onder andere Barneveld, zeggen geen geld én geen ruimte voor een nieuwe school te hebben. Ook dat laatste komt Smit wonderlijk voor. "Welke gemeente is zo volgebouwd dat er nergens ruimte meer is? Vrijwel altijd is er ergens een locatie. Soms moet die nog geschikt worden gemaakt als plaats voor een schoolgebouw, maar ook hier geldt: waar een wil is, is een weg. Neem Barneveld. Er worden daar twee nieuwe kerken gebouwd. Dan is er toch ook wel een locatie voor de Van Lodenstein te vinden?"
Echt tekort
Het is onjuist te stellen dat de decentralisatie onderwijshuisvesting helemaal gladjes verloopt. Er zijn problemen. In het eerdergenoemde algemeen overleg met de kamercommissies van onderwijs en binnenlandse zaken vragen diverse politici aandacht voor de (dreigende) financiële problemen in drie categorieën gemeenten: de vier grote steden (die nogal wat schoolgebouwen met achterstallig onderhoud hebben), groeikernen (die in versneld tempo scholen moeten bouwen) en kleine gemeenten met relatief veel streekscholen voor voortgezet onderwijs en speciaal basisonderwijs. Zij komen soms echt tekort aan de vergoeding voor onderwijshuisvesting. Dat heeft inmiddels geleid tot een aangepaste verdeling van het geld uit het Gemeentefonds. Overigens geeft de huidige stand van zaken geen aanleiding te veronderstellen dat Barneveld en Wierden in een van deze drie categorieën vallen.
Mogelijk zijn de problemen van tijdelijke aard. Er is een wetsvoorstel in de maak om de onderwijshuisvesting nog verder te decentraliseren. De scholen krijgen dan zelf het geld voor het buitenonderhoud. Bovendien gaat het Rijk stimuleren dat gemeentebesturen nieuwbouw overlaten aan de scholen zelf. In het voortgezet onderwijs bestaat die mogelijkheid al. Het primair onderwijs moet nog even wachten, omdat basisscholen de handen vol hebben aan een andere operatie die net is gestart: de zogeheten "lumpsumbekostiging". Zij moeten eerst verstandig leren omgaan met de zak geld die ze voortaan per jaar van de rijksoverheid voor het onderwijs krijgen. Gaat dat goed, dan is zelfstandig investeren in het gebouw de volgende stap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 2004
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 2004
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's