Om Uwentwil
"Maar om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen."
Psalm 44:23
In moeilijke dagen denken we vaak terug aan dagen van weleer. Wellicht herkent u zich in het beeld van een peinzende man of vrouw, eenzaam en alleen aan de keukentafel. Vroeger was alles zo anders, toen scheen de zon nog volop in uw leven, maar nu is het donker en soms lijkt alles wel tegen u te zijn. Nu, ook de dichter van Psalm 44 denkt aan de dagen van ouds. "Onze vaders hebben het ons verteld." Hij hoorde van Gods grote daden in de geschiedenis van Zijn volk. Deze verhalen werden van kind op kind doorverteld. Dat doorvertellen gaat in Psalm 44 echter niet op de manier zoals wij zingen over Piet Hein, die de zilvervloot heeft verslagen. Maar wel: "Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard en hun arm heeft hun geen heil gegeven." De Heere had het gedaan! En ik lees dan ook in vers 9: "In God roemen wij de ganse dag." God alleen de eer!
Maar nu leek alles zo anders. De dichter klaagt: "Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, gij trekt niet meer uit met onze krijgsheren. Gij verstrooit ons onder de heidenen." Iedereen schudt zijn hoofd en Israël is tot een spreekwoord geworden. Het zal wel eigen schuld zijn! En toch, dat is het wonderlijke in deze psalm, dit volk kan zeggen dat ze God niet vergeten zijn. Het gaat hier over een volk dat niet vals gehandeld heeft tegen het verbond, lees ik in vers 18. Dat laatste kan zeker het geval zijn. Als een land of volk de Heere verlaat, dan komt God met Zijn oordelen. Maar dat kunnen we hier in deze psalm niet zonder meer van dit volk zeggen. En juist dát kan het soms zo onbegrijpelijk moeilijk maken. Waarom laat God al die ellende toe? Ook in het leven van hen die Hem van harte liefhebben en vrezen.
Nu, als de zaken er werkelijk zo voor staan, dan mag de dichter zingen: "Maar om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij worden geacht als slachtschapen." Wat een verschil. Of wij lijden vanwege onze afval van God en vanwege onze goddeloosheid, óf wij lijden juist omwille van het volgen van Christus. Dat is met recht een hemelsbreed verschil. Je kúnt het dus ook aan jezelf te danken hebben! Aan je eigen doen en laten. De dichter kan hier echter met de hand op zijn hart zeggen: "Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood!" Ja, en als het zó is, dan zou het ons ondanks alle verdriet een zaak van vreugde moeten zijn. Christus heeft immers gezegd: "Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken."
Lijden omwille van Zijn Naam! Laten we echter niet al te snel onze strijd zo typeren. En bovendien, het is nogal wat om een slachtschaap te zijn. Dat ligt ons niet zo. Hierbij is geen ruimte voor een gemakzuchtig en wereldsgezind christendom. Eens las ik ergens: "De Heere houdt er geen pronkschapen op na, maar wel slachtschapen." De Heere volgen betekent: tegen de stroom in roeien, op onbegrip stuiten, smaad incasseren. In hoeverre zijn wij daartoe echt bereid? "Maar om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood." Ik weet, er zijn christenen in Noord-Korea, China en andere landen van wie dit heel letterlijk gezegd kan worden. Beschamende voorbeelden. Zouden wij er helemaal van vrijgesteld zijn?
Waar horen wij deze woorden terug? In het zegelied van Paulus, Romeinen 8! Waar Paulus uitroept: "Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? () Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging, of honger? () Gelijk geschreven is", en dan komt het: "Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting." Voor het zegelied van Paulus is het niet van belang of hij in uiterlijke rust en voorspoed leeft, maar of God voor hem is. Dát telt! Dát geeft de doorslag! Blijkbaar horen die twee bij elkaar. God voor me? Dan de wereld tegen! En twee heren dienen, dát gaat niet! Maar hoe moeilijk het dan ook wordt, me scheiden van de liefde van Christus kunnen ze nooit. "Wie zal ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus?"
Het lijden waar het in deze psalm om gaat, is dus lijden omwille van het geloof in God. "Om Uwentwil." Maar hoe kan dat dan? Waarom maakt God daar geen einde aan? Hij is toch almachtig? Dat is een moeilijke vraag! Met ingewikkelde theologie kom je daar niet uit. Wel met kruistheologie. Het was immers Christus Zelf, Die volmaakt trouw bleef aan de wil van Zijn Vader en Die vanaf het kruis riep: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt gij Mij verlaten?"
Niet altijd ligt een oplossing voorhanden, maar wel troost en uitzicht. We horen Paulus zingen: "Want ik houde het daarvoor dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegenover de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden." Wat hebben we nodig als het kruis drukt? Troost! Ja, zegt Paulus, en dan krijgen we vaste spijze aangereikt: "We weten dat degenen die God liefhebben, alle dingen moeten medewerken ten goede." Let wel, alle dingen! U begrijpt, hier wordt niet gezegd van: "Nou ja, het zal wel ergens goed voor zijn." Nee, dat is geen geloof. Wij weten! Alles moet ten slotte meewerken ten goede. En straks komen de (slacht)schapen thuis, de bokken niet.
Wat bent u eigenlijk? Nog steeds een bok? Ontvlied de toekomende toorn! Bent u door Gods genade een schaap, met al uw strijd en beproevingen? Luister dan: "Niet lang zal 't lijden duren. Draag nog een poos uw kruis. Wellicht nog weinig uren; En ge zijt voor eeuwig thuis."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 2004
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 2004
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's