Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mensenroof in Rotterdam   Mijn benauwdheid U te klagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mensenroof in Rotterdam Mijn benauwdheid U te klagen

Slachtoffers Duitse drijfjacht verkozen gevangenschap boven vlucht in vieze ketels

15 minuten leestijd

Beneden in de schepen zaten de gevangenen, dicht opeengepakt. Boven hen stonden soldaten op wacht. Bestemming: onbekend. Zestig jaar geleden voerden de Duitsers 50.000 mannen weg uit Rotterdam en 5000 uit Schiedam. Ze werden gedwongen in het oosten van het land of in Duitsland te gaan werken. De vrouwen en kinderen bleven achter. Ze moesten het in de hongerwinter zonder de mannen en vaders zien te rooien.

Na een aantal razzia's in kleinere plaatsen waren op 10 en 11 november Rotterdam en Schiedam aan de beurt. In de nacht van 9 op 10 november sloten 8000 Duitse soldaten de toegangswegen tot de beide steden af. De politie werd ontwapend, de Maastunnel afgesloten, het telefoonverkeer stilgelegd, de bruggen werden opgehaald. De Duitsers stonden op elke straathoek en hielden ook vanaf de daken de omgeving in het vizier. Vervolgens ging er een strooibiljet in elke brievenbus met de aankondiging dat alle mannen van 17 tot en met 40 jaar zich moesten melden als arbeider voor de Duitse Wehrmacht. Met een geluidswagen werd iedereen wakker gemaakt, terwijl de Duitsers van deur naar deur gingen.

Ds. Th. Woudwijk, predikant van een vrije oud gereformeerde gemeente in Rotterdam-Zuid, hoefde niet mee. "Toen de Duitsers erachter kwamen dat hij predikant was, mocht hij naar huis. Maar mijn jongere broer en ik werden weggevoerd", zegt zijn zoon Sikke. "M'n twee oudere broers zaten al in Duitsland en nu waren m'n ouders weer twee zoons kwijt."

Bij de tramremise aan de Kootsekade, een van de verzamelplaatsen, spoot de Feldgendarmerie met brandslangen alle vrouwen en kinderen weg. Veel mannen zaten op het speelveld van het Feyenoord-stadion, waar ze vanaf de tribunes werden bewaakt met mitrailleurs en bloedhonden. Vanwege de regen en de kou mochten de gevangenen 's nachts onder de tribunes schuilen.

Gevangen in de Sint-Jan

Lopend, in de stromende regen en op versleten schoenen, gingen bijna 20.000 mannen van Rotterdam richting Amersfoort. De dwangarbeiders overnachtten in een fabriek in Waddinxveen of de Sint-Janskerk in Gouda.

Zo'n 10.000 mannen werden op de trein naar Duitsland gezet en 20.000 anderen werden in stinkende, vervuilde rijnaken via Amsterdam naar Kampen afgevoerd, waar ze alsnog op de trein naar Duitsland gingen. De treinreis duurde lang. Tijdens tussenstops bracht de plaatselijke bevolking voedsel en drinken. In Hilversum konden 600 mannen met hulp van omwonenden ontsnappen. In Haarlem lieten twee Rotterdammers zich in etensgamellen het spoorwegemplacement afsmokkelen. Anderen weigerden in de ketels te klimmen, omdat ze die te vies vonden. Haarlemse verzetsmensen verkleedden zich als Duitsers en haalden zo'n zeventig zieke Rotterdammers uit het Diaconessenhuis, een paar uur voordat de echte Duitsers kwamen opdagen om hen te deporteren.

Een Rotterdammer liet uit dankbaarheid een advertentie in de Naarder Courant zetten: "12 Nov. 1944 - Hartelijk bedankt aan de Naarden-Bussummers - voor de vele goede en groote gaven aan de Rotterdammers - Wagon No. 58881."

Een aantal Rotterdammers slaagde erin er tussenuit te knijpen. Een jonge vader sprong bij het Duitse Nordhorn uit de trein en liep terug naar Rotterdam.

Orgeltje

Sikke en Herman Woudwijk behoorden tot de mannen die per schip werden weggevoerd. De rijnaken losten hun levende lading in Kampen. "We werden opgesloten in de Van Heutszkazerne. Daar speelde iemand Psalm 42 en 68 op een oud orgeltje. Er stond een hele groep te zingen. Daar was ook een lange jongeman bij. Dat was Mallan, de latere dominee." Sikke Woudwijk leed aan bronchitis en daarom mocht hij terug naar Rotterdam. Lopend.

Na de Bevrijding werd in Rotterdam op 30 mei het "Comité voor Repatrieerende arbeiders" opgericht. De plaats waar de meeste overlevenden terugkeerden, was station Delftse Poort. Daar stonden dagelijks leden van het Rode Kruis en ook padvinders gereed om hen te verwelkomen. Er waren een medischecontrole- en een EHBO-post, een inlichtingenbureau en een plaats waar men met DDT-poeder ontdaan kon worden van luizen en ander ongedierte. Van het station werden de mannen doorgestuurd naar de Rivièrahal van diergaarde Blijdorp, waar op de topdagen in juni soms 5000 repatrianten werden geregistreerd. Ze kwamen eindelijk thuis.

De Duitsers, steeds op zoek naar arbeidskrachten, ontzagen zich niet om zelfs kerken binnen te dringen. De christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-Centrum had haar kerkgebouw door het bombardement van 1940 verloren en kwam daarom bijeen in de gereformeerde kerk aan de Snellemanstraat. In 1944 werd ds. W. Heerma de nieuwe predikant van de gemeente.

Op een zondag kwam iemand de kerk binnen en zei tegen de koster dat de Duitsers op komst waren. Kalm klom de koster het preekstoeltrapje op en gaf het bericht door aan de predikant. Even kalm gaf ds. Heerma Psalm 25:6 op, terwijl hij ook zei dat de mannen van 18 tot 40 jaar beter door de zijdeur konden vertrekken. "Er waren tranen en emoties, maar alles is goed verlopen", schreef een gemeentelid later. "Wat ging er een kalmte uit van dominee Heerma! Toen er gezongen was, waren de mannen en jongens verdwenen en de zijdeuren gingen weer dicht." Later kwamen er Duitsers binnen, maar zij vingen bot.

Niet alleen in Centrum, maar ook in West kreeg de christelijke gereformeerde kerk in 1944 een nieuwe predikant: ds. W. F. Laman werd er op 27 juni bevestigd. Hij maakte er de novemberrazzia mee. "Toen ik Zaterdagmiddag vanaf mijn balcon de honderdtallen door de Allard Piersonstraat zag wegtrekken, kreeg ik er een indruk van, dat gij moest heengaan vanwege onze, mijn zonden", schreef hij later aan de weggevoerden. "Ieder afzonderlijk en wij met elkander hebben dien God verlaten, Die zooveel wonderen heeft verricht in ons kleine, lage landje aan de zee."

Op zondagmorgen 12 november werd duidelijk dat er die dag toch kerkdiensten gehouden konden worden. Het eerste vers dat ds. Laman die morgen opgaf, was Psalm 86:4: "'k Ben gewoon in bange dagen mijn benauwdheid U te klagen" Aan de weggevoerden schreef hij: "Nóóit zal ik zondag 12 november 1944 vergeten. Toen ik met de kerkeraad de kerk betreden had en in 't stille gebed mij tot den Heere wenden mocht, kwam het luidkeels snikken mij al tegen. Na votum en zegenbede werd het mij al machtiger. Want wat een droeve aanblik Uw plaatsen ledig. Schier allemaal vrouwen en kinderen en hier en daar een man."

Naar aanleiding van 2 Koningen 19:14 preekte ds. Laman over "Een smeekschrift ingediend bij het hemelhof". Hij kreeg de overtuiging dat alle mannen uit zijn gemeente die waren weggevoerd, zouden terugkeren, en dat zei hij dan ook aan het eind van de dienst: "Gemeente, onze mannen komen thuis!"

Ook ds. G. H. Kersten, predikant van de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Centrum, stond op het balkon toen de mannen werden weggevoerd. Biddend kreeg ook hij te geloven dat de mannen uit zijn gemeente behouden zouden terugkeren. Van zijn studenten werd de 35-jarige M. Blok aangezien voor iemand van boven de 40. Hij hoefde dan ook niet mee. Vanuit zijn bovenwoning zag Blok dat student M. van de Ketterij weggevoerd werd, maar de predikanten en de theologiestudenten werden al snel weer losgelaten.

Een majoor van het Leger des Heils memoreerde: "Op 10 november 1944 had de grote razzia van Rotterdam plaats. Het regende dat het goot. Vóór zeven uur werden we uit bed gebonkt. Iedereen van 16 jaar en ouder moest zich melden. M'n buurjochie was net 16. Alle mannen moesten naar Gouda lopen of werden per rijnaak als beesten weggevoerd. In elk gezin waren lege plaatsen: het was als in Egypte, waar alle eerstgeborenen werden gedood. Ik vergeet ook nooit de samenkomst van 12 november, die ik moest leiden: geen man aanwezig. Het was heel emotioneel, ik sprong van de hak op de tak. En er is veel gebeden."

De gezamenlijke kerken protesteerden bij rijkscommissaris Seyss-Inquart tegen het feit "dat thans levens van onschuldige burgers als niets worden geacht, dat duizenden, ook minderjarigen, voor oorlogsarbeid voor den bezetter uit hun huizen worden gehaald en weggevoerd."

Het geloof van ds. Laman dat alle weggevoerden uit zijn gemeente behouden zouden terugkeren, is op de proef gesteld, want van één lid werd na de Bevrijding taal noch teken vernomen. Pas negen maanden later, op 7 februari 1946, kwam er bericht uit Duitsland dat hij met tbc in een ziekenhuis lag. Een maand later was hij eindelijk thuis.

KADER 1

Mijn benauwdheid U te klagen

De Duitsers, steeds op zoek naar arbeidskrachten, ontzagen zich niet om zelfs kerken binnen te dringen. De christelijke gereformeerde kerk van Rotterdam-Centrum had haar kerkgebouw door het bombardement van 1940 verloren en kwam daarom bijeen in de gereformeerde kerk aan de Snellemanstraat. In 1944 werd ds. W. Heerma de nieuwe predikant van de gemeente.

Op een zondag kwam iemand de kerk binnen en zei tegen de koster dat de Duitsers op komst waren. Kalm klom de koster het preekstoeltrapje op en gaf het bericht door aan de predikant. Even kalm gaf ds. Heerma Psalm 25:6 op, terwijl hij ook zei dat de mannen van 18 tot 40 jaar beter door de zijdeur konden vertrekken. "Er waren tranen en emoties, maar alles is goed verlopen", schreef een gemeentelid later. "Wat ging er een kalmte uit van dominee Heerma! Toen er gezongen was, waren de mannen en jongens verdwenen en de zijdeuren gingen weer dicht." Later kwamen er Duitsers binnen, maar zij vingen bot.

Niet alleen in Centrum, maar ook in West kreeg de christelijke gereformeerde kerk in 1944 een nieuwe predikant: ds. W. F. Laman werd er op 27 juni bevestigd. Hij maakte er de novemberrazzia mee. "Toen ik Zaterdagmiddag vanaf mijn balcon de honderdtallen door de Allard Piersonstraat zag wegtrekken, kreeg ik er een indruk van, dat gij moest heengaan vanwege onze, mijn zonden", schreef hij later aan de weggevoerden. "Ieder afzonderlijk en wij met elkander hebben dien God verlaten, Die zooveel wonderen heeft verricht in ons kleine, lage landje aan de zee."

Op zondagmorgen 12 november werd duidelijk dat er die dag toch kerkdiensten gehouden konden worden. Het eerste vers dat ds. Laman die morgen opgaf, was Psalm 86:4: "'k Ben gewoon in bange dagen mijn benauwdheid U te klagen" Aan de weggevoerden schreef hij: "Nóóit zal ik zondag 12 november 1944 vergeten. Toen ik met de kerkeraad de kerk betreden had en in 't stille gebed mij tot den Heere wenden mocht, kwam het luidkeels snikken mij al tegen. Na votum en zegenbede werd het mij al machtiger. Want wat een droeve aanblik Uw plaatsen ledig. Schier allemaal vrouwen en kinderen en hier en daar een man."

Naar aanleiding van 2 Koningen 19:14 preekte ds. Laman over "Een smeekschrift ingediend bij het hemelhof". Hij kreeg de overtuiging dat alle mannen uit zijn gemeente die waren weggevoerd, zouden terugkeren, en dat zei hij dan ook aan het eind van de dienst: "Gemeente, onze mannen komen thuis!"

Ook ds. G. H. Kersten, predikant van de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Centrum, stond op het balkon toen de mannen werden weggevoerd. Biddend kreeg ook hij te geloven dat de mannen uit zijn gemeente behouden zouden terugkeren. Van zijn studenten werd de 35-jarige M. Blok aangezien voor iemand van boven de 40. Hij hoefde dan ook niet mee. Vanuit zijn bovenwoning zag Blok dat student M. van de Ketterij weggevoerd werd, maar de predikanten en de theologiestudenten werden al snel weer losgelaten.

Een majoor van het Leger des Heils memoreerde: "Op 10 november 1944 had de grote razzia van Rotterdam plaats. Het regende dat het goot. Vóór zeven uur werden we uit bed gebonkt. Iedereen van 16 jaar en ouder moest zich melden. M'n buurjochie was net 16. Alle mannen moesten naar Gouda lopen of werden per rijnaak als beesten weggevoerd. In elk gezin waren lege plaatsen: het was als in Egypte, waar alle eerstgeborenen werden gedood. Ik vergeet ook nooit de samenkomst van 12 november, die ik moest leiden: geen man aanwezig. Het was heel emotioneel, ik sprong van de hak op de tak. En er is veel gebeden."

De gezamenlijke kerken protesteerden bij rijkscommissaris Seyss-Inquart tegen het feit "dat thans levens van onschuldige burgers als niets worden geacht, dat duizenden, ook minderjarigen, voor oorlogsarbeid voor den bezetter uit hun huizen worden gehaald en weggevoerd."

Het geloof van ds. Laman dat alle weggevoerden uit zijn gemeente behouden zouden terugkeren, is op de proef gesteld, want van één lid werd na de Bevrijding taal noch teken vernomen. Pas negen maanden later, op 7 februari 1946, kwam er bericht uit Duitsland dat hij met tbc in een ziekenhuis lag. Een maand later was hij eindelijk thuis.

KADER 2

Twee keer ontsnapt aan Duitsland

"Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken."

Die woorden uit Jesaja 43:2 zijn de latere ds. F. Mallan steeds tot troost geweest nadat de Duitsers hem tijdens de novemberrazzia in 1944 uit zijn ouderlijk huis in Rotterdam-Zuid haalden. Zijn ouders stonden hem met tranen in de ogen na te kijken.

Mallan behoorde tot de gevangenen die in het Feyenoord-stadion werden opgesloten. "We hadden gehoord van de razzia in Putten, dus onder de mannen in het stadion heerste grote angst dat het een wraakoefening was en dat hun leven ermee gemoeid zou zijn. Maar ik had geen vrees, want toen ik uit huis gehaald was, kreeg ik die woorden uit Jesaja 43 bij me."

Mallan behoorde tot de gevangenen die naar Kampen werden gebracht. Zes dagen zaten ze opeengepakt onder in een schip. "Die schepen hadden we wel zien liggen, maar we wisten niet dat ze voor het vervoer van mensen bestemd waren. Vrijdags vertrokken we; de donderdag daarna kwamen we pas aan. Het ging via Amsterdam en daarna over het IJsselmeer. 'k Heb haast geen nacht geslapen. 's Zondags legden we in Zuilen aan en toen kwamen omwonenden gelukkig wat eten brengen."

Een paardenstal bij de Van Heutszkazerne in Kampen was het volgende onderkomen. "Daar zaten we met 1100 man, dus weer boven op elkaar. 's Zaterdagsavonds moesten we in de rij staan, want er werd brood uitgedeeld. Door de honger en de ontberingen ben ik in elkaar gezakt. Ik hoorde nog net dat ze om het Rode Kruis riepen. 's Zondagsmorgens werd ik wakker in een restaurant, waar ik naartoe was gebracht met anderen die ook onwel geworden waren. Twee weken hebben we in een meubelfabriek in IJsselmuiden gelegen. De anderen werden ondertussen weggevoerd naar Duitsland, maar wij bleven daarvoor bewaard.

Op een dag moesten we ons opeens aankleden en naar Zwolle lopen. Daar werden we eerst ondergebracht in de Buitensociëteit en vervolgens in een school. Ik kreeg er werk bij de binnendienst en daarom moest ik op een keer in de stad een boodschap gaan doen. Ik moest een spiegeltje kopen en zo wat dingen meer. Op de terugweg werd ik op de hoek van de straat waar de school stond opgewacht door een vrouw die vroeg: "Ligt u hier op kamer 17? Komt u dan maar mee." In de tijd dat ik weggeweest was, waren de andere mannen naar de trein gebracht. Die vrouw en haar oude vader hebben me toen een nacht onderdak verschaft. Het waren roomse mensen. Ze zijn heel goed voor me geweest. De volgende morgen ben ik weer naar de school gegaan, nadat die oude vader gezien had dat de trein vertrokken was. Zo bleef ik voor de tweede maal bewaard voor wegvoering naar Duitsland."

Mallan kwam in een lege school terug. "De Lagerführer vroeg waar ik gezeten had, maar deed verder gelukkig niet moeilijk. Een week later, toen ik weer even de stad in geweest was, was de school opeens vol mannen toen ik terugkwam. "Waar kom je weg?" vroegen ze op z'n Overijssels. "Rotterdam? Ken je Rika de Bruin dan ook?" Dat was een bekeerde vrouw. Die mannen kwamen uit Rijssen. 'k Heb er aangename gesprekken mogen hebben. Samen met meester J. Vreugdenhil, ouderling in Rijssen, heb ik wat leiding gegeven; we gingen beurtelings voor als er gebeden werd.

Het was mijn verzuchting of ik voor zondagsarbeid bewaard zou mogen blijven. Een hoge Duitser liep te brullen en te schreeuwen, maar ik dacht: Ik vraag het toch. In de nacht van zaterdag op zondag kreeg ik opeens een duw in de rug en riepen de Duitsers: Heraus! We moesten een lek in de IJsseldijk gaan dichten. 's Morgens om zes uur waren we terug. Wij hoefden daardoor de rest van de zondag niet meer te werken. Het is het enige werk dat ik buiten heb gedaan."

Tussen Kerst en de jaarwisseling kwamen de Duitsers en lazen een aantal namen af. Mallan moest ook mee. "De Rijssenaren stonden ons schreiend na te kijken. Met de trein werden we naar Arnhem gebracht en daarna moesten we naar Wageningen lopen. We werden ondergebracht in de Landbouwhogeschool. Daar hebben we ook weer een hoop ellende meegemaakt, want de Engelsen zaten aan de overkant van de Rijn, in Opheusden, dus Wageningen lag voortdurend onder granaatvuur. De bewoners waren geëvacueerd en wij moesten ons in die verlaten stad maar zien te redden."

Mallan werkte opnieuw bij de binnendienst. "Gelukkig, want daardoor hoefde ik 's zondags bijna niets te doen, alleen een beetje de kamer op te ruimen. Daardoor had ik tijd om wat te lezen."

Het verblijf in Wageningen duurde twee maanden. "Ik had last van eczeem, en doordat er niets aan gedaan werd, zat ik er op den duur helemaal onder. In een ziekenbarak in Ede vroeg een Nederlandse dokter of ik naar huis wilde. Graag, zei ik. "Maar weet je wel dat er honger in Rotterdam is?" vroeg hij. Toch wilde ik graag terug. Lopend ben ik van Ede naar Rotterdam gegaan. In maart was ik weer thuis. De meeste gevangenen van de razzia kwamen pas na de Bevrijding terug."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 2004

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Mensenroof in Rotterdam   Mijn benauwdheid U te klagen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 2004

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's