Bloedbad op Bali
Zelfmoord vorstenhuizen verzwegen deel van Nederlands koloniale geschiedenis
Vanachter de paleismuren klinkt wild tromgeroffel. De poort zwaait open en de radja (vorst) komt met zijn familie en hofhouding naar buiten, allen gehuld in witte crematiekleding. Rustig komen ze naderbij. Op honderd passen afstand van de verbaasde Nederlanders stoot een priester zijn dolk in de borst van de radja, waarna ook de anderen zichzelf of elkaar doodsteken. De Nederlandse soldaten storten zich op de berg lichamen om de kostbaarheden te roven. Een tafereel tijdens de verovering van Bali, honderd jaar geleden. Een verzwegen bloedvlek op het Nederlandse blazoen.
Bali was tijdens de verovering van Nederlands-Indië lange tijd onafhankelijk gebleven. De gebroeders Houtman betraden het eiland in 1597 als eerste Nederlanders, maar pas vanaf het midden van de 19e eeuw kwam Bali geleidelijk onder Nederlands bestuur. De uiteindelijke onderwerping had een eeuw geleden plaats, toen Balinese vorsten met hun familie en hofhouding massaal de dood verkozen boven overgave aan de Nederlanders.
In de morgen van 20 september 1906 schreden de vorst van Badoeng, Gusti Gedé Ngurah Pamecutan, en zijn volgelingen het Nederlandse leger tegemoet, bereid om te sterven. Ook de vrouwen. Ook de kinderen. Ze doorstaken zichzelf of liepen, slechts gewapend met kris en klewang, op het geweervuur van de aanvallers in.
Onafhankelijk
Van oudsher bestonden er op Bali verschillende vorstendommen. De vorsten vielen onder één koning, de sushunan in Kloengkoeng. Bali leverde de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) slaven en huursoldaten.
De vorsten van Bali dreven niet alleen onderling en met de VOC handel, maar ook met anderen. Ze voerden hun eigen buitenlandse beleid, onafhankelijk van het Nederlandse koloniale bestuur op Java. Dat begon de Nederlanders te irriteren. Het gouvernement in Batavia was bang dat de Britten vanuit Singapore te veel invloed zouden krijgen in het eilandenrijk. Dat een Balinese vorst het had gewaagd te spuwen op een Nederlands wapenschild, deed de verhoudingen ook geen goed.
Daarom besloot men tot pacificatie, een verhullend woord voor verovering. In 1846 werd de eerste militaire expeditie uitgezonden. Enkele Balinese vorsten erkenden het Nederlandse oppergezag, maar nadat de soldaten zich hadden teruggetrokken, bleek er niets veranderd: Bali bleef zich onafhankelijk opstellen. Er werden meerdere kostbare expedities op touw gezet, maar ze mislukten vaak half.
Tot de laatste man
Nederland startte de vijfde Bali-expeditie in 1906. In tegenstelling tot Atjeh, een gebied op het eiland Sumatra waar de Nederlanders ook de handen aan vol gehad hadden, lieten de vorsten van Bali zich nauwelijks voorzien van westerse wapens. Ze vertrouwden op hun speren. De Nederlandse gezant kreeg dan ook als antwoord: "Wij zullen u terugbetalen met de punt van onze lansen." Dat was moedig, maar niet erg realistisch.
Vanuit Java staken de Nederlandse troepen over naar Bali. De vorst van Kloengkoeng had zijn familie en al zijn onderdanen opgeroepen tot de perang puputan: de strijd tot de laatste man. Net als in Atjeh stortten vrouwen met kinderen op de arm of baby's op de rug, gewapend met speren of krissen, zich op de aanvallende koloniale troepen. Ze werden neergeschoten of doodden elkaar.
Ook de Nederlandse en de Javaanse troepen leden nogal wat verliezen. Ze marcheerden door een verlaten ogende streek en werden dan plotseling massaal overvallen, met alle gevolgen van dien.
Met hulp van een Balinese vorst zetten de Nederlanders uiteindelijk in 1908 de aanval in op Kloengkoeng, de hoofdplaats. Daar zetelde een koningshuis dat al 350 jaar over dit deel van Bali regeerde. Opnieuw had een slachting plaats. De vorst en zijn vrouwen en kinderen, gehuld in witte kleding, trokken de Nederlanders tegemoet. Een ooggetuige schreef: "De vorst, gezeten op een gouden draagstoel, de vrouwen met een kind in de ene en een lans in de andere hand, allen gingen hun laatste gang. Want ondanks ons geschut en geweervuur, verhaastte niet één zijn tred. Ik was getuige van een hartverscheurend toneel..."
Na de slachting onder de adel werden de paleizen geplunderd. Een deel van de oorlogsbuit kreeg een plaats in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden en wordt daar momenteel tentoongesteld. In de Kunsthal in Rotterdam was afgelopen zaterdag een kris te zien met in het houten heft de inscriptie "Aangetroffen in de borst van een Balineesche prinses".
Het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden houdt tot 7 januari een tentoonstelling over de militaire actie op Bali. In Museum Bronbeek in Arnhem is tot 28 januari de expositie "Krijgsverrichtingen op Bali 1906" te bezichtigen. Op 19 oktober houdt de Vrije Universiteit het congres "Gezag is gezag - Gereformeerden en de Indonesische kwestie".
Een overwinning zonder juichkreet
De onderwerping van Bali heeft in de Nederlandse geschiedenisboeken nauwelijks een plaats gekregen. "De Nederlanders hebben vooral de nadruk gelegd op het harmonieuze en vreedzame karakter van Bali. Dat klinkt tot op de dag van vandaag in de toeristische gidsen door."
Volgens prof. dr. H. G. C. Schulte Nordholt, die Aziatische geschiedenis doceert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en hoofd onderzoek van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden is, beschouwden de Nederlanders de massale zelfmoord "als iets dat de Balinezen zichzelf aandeden en dat dus bij hun voorbije systeem hoorde."
De gebeurtenissen van een eeuw geleden zijn daardoor in het vergeetboek geraakt. Een zoon van een KNIL-militair schreef recent: "De meeste Nederlanders weten nauwelijks iets van hetgeen zich op Bali en op de andere eilanden heeft afgespeeld. Zelfs op Bali zeuren de Nederlanders over het weer en over het eten. Na drie weken rijst schijnt men vooral terug te verlangen naar de kou en de bal gehakt met andijvie en de alom geprezen aardappel. Ook de Balinees weet nauwelijks iets van zijn verleden, het doet hem of haar niet zo veel."
Op Bali presenteerde Schulte Nordholt afgelopen dinsdag samen met een Australische en een Indonesische collega een bronnenboek met Nederlandse en Balinese teksten en foto's over de gebeurtenissen in september 1906.
Wingewest
Volgens critici pasten de gebeurtenissen op Bali in de wijze waarop Nederland altijd al met Indië was omgegaan. Het eilandenrijk was voor Nederland lange tijd niet meer dan een wingewest. Er waren wel inspanningen om de bevolking te kerstenen, maar het commerciële gewin stond voorop. In het begin van de twintigste eeuw kreeg Nederland wat meer oog voor de belangen van de inheemse bevolking en hun ontwikkeling.
De schaduwkanten van de veroveringen waren beschreven door de schrijver Multatuli, pseudoniem van Eduard Douwes Dekker. Deze voormalige ambtenaar keerde in 1856 gedesillusioneerd naar Europa terug. De behandeling van de inlanders door hun eigen bestuurders en de Nederlanders had hem zodanig tegen de borst gestuit, dat hij na een conflict ontslag had genomen. Zijn wederwaardigheden stelde hij in zijn roman Max Havelaar te boek. Het verscheen in 1860 en Multatuli was in één klap een bekende naam.
Als kippen geslacht
Anderen wezen op de betekenis van Nederland voor Indië. Onder Nederlands bestuur groeide de archipel tot grotere eenheid. Nederland leverde een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de medische zorg, de economie en de infrastructuur.
In "Dispereert niet" noemde de gereformeerde historicus A. Algra, zelf woonachtig in Indië, de decennia durende strijd om Atjeh noodzakelijk, omdat Atjeh schepen beroofde en buitenlandse mogendheden probeerde in te schakelen om het Nederlandse bewind in de archipel te ondermijnen. De verovering ging echter met een "spoor van rook en bloed" gepaard. Nadat er ongeveer 100.000 doden en 1 miljoen gewonden waren gevallen, wist generaal Van Heutsz Atjeh enigszins te bedwingen.
In het Nederlandse parlement bekritiseerde de socialist H. H. van Kol de "dwaze annexatiegeest" van de regering. "Maar dat het optreden van de Regering in het belang van de bevolking zelf was, zoals op Nieuw-Guinea, Soemba, Bali, Borneo en tal van andere eilanden, dat noemde hij niet", aldus Algra.
Op Bali kwam er door het Nederlandse ingrijpen een eind aan de slavenhandel en de weduwenverbranding. Op het eiland Lombok greep de regering in toen de bevolking klaagde over wreedheden van de Balinese overheersers. De inwoners werden door de Balinezen "als kippen geslacht", hun bezittingen afgenomen, zoons tot slaven gemaakt en dochters soms al op zevenjarige leeftijd als "veile deernen" (prostituees) geëxploiteerd.
Heilige plicht
Bij het debat over de Indische begroting beschreef Van Kol wat er op Bali was gebeurd: "Achter hem de knetterende vlammen van zijn poerie (paleis, red.): de vorst nadert, terwijl om hem heen zijn strijders sneuvelen, tot op 20 meter onze troepen, zonder door een van de duizenden kogels te zijn geraakt. Nu drukt hij, in het zicht van zijn belagers zich in zijn volle lengte oprichtend, zichzelf een kris in het hart. Een paar honderd vrouwen krissen zich rond zijn lijk, de dood verkiezend boven het vallen in de handen van hun belagers. Nieuwe drommen mensen stormen aan, aangevoerd door de 10-jarige zoon van de vorst. Allen sneuvelden.
Welk treurig tafereel is daardoor in de Nederlandse geschiedenisboeken op te nemen. Onze soldaten deden bij deze overwinning geen enkele juichkreet horen. Daarom wil ik deze vorst vanuit het Nederlandse parlement mijn tol van eerbied niet onthouden voor de fierheid van karakter, die hij heeft getoond en voor de heldendood die hij is gestorven. Een heilige plicht blijft op ons rusten om vergeving te vinden voor die vreselijke feiten die ik zou willen wegwissen uit onze historie."
Een alternatieve versie van het Wilhelmus, eveneens door een Tweede Kamerlid opgesteld, loog er ook niet om:
Wilhelmus van Nassaue,
Ziet gij dien heldenstoet?
Zij schoten op de vrouwen
En drenkten 't land met bloed.
De kwasten der banieren
zijn darmen van een kind.
Licht dat ge aan hun rapieren,
nog vrouwenharen vindt.
"Van Kol had wel gelijk", vindt prof. Schulte Nordholt. "De slachtpartij trok de aandacht van andere landen en de Nederlandse regering was tamelijk benauwd dat dit vervelende gevolgen zou hebben. De Nederlanders hebben zich er geen voorstelling van kunnen maken dat de vorstenhuizen werkelijk massaal de dood zouden verkiezen."
Hindoe-eiland
Bali is een populair vakantie-eiland in Indonesië, ten oosten van Java en ten westen van Lombok. Het is het westelijkste van de Kleine Soenda-eilanden. Bali meet 5561 vierkante kilometer en bestaat voor een fors deel uit vulkanisch gebergte.
Terwijl in grote delen van Indonesië de islam overheerst, hangen de Balinezen in meerderheid het hindoeïsme aan, dat door immigranten uit India ingevoerd is. Het vermengde zich met resten van oude heidense godsdiensten. Het eiland behield na de inlijving bij Nederlands-Indië zijn eigen cultuur.
Ooit werd een voorname Javaanse priester gedwongen zijn losbandige zoon naar de oostpunt van Java te verbannen. Vervolgens trok hij met zijn stok een lijn door het zand, en zo zou het eiland Bali zijn ontstaan. Deze legende bevat een kern van waarheid, want Java en Bali waren ooit met elkaar verbonden. De op het smalste punt nauwelijks 3 kilometer brede Straat Bali, die de beide eilanden nu scheidt, is maar 60 meter diep. Ten oosten van Bali ligt echter Straat Lombok, een van de diepste wateren in de archipel.
Een bomaanslag op 12 oktober 2002 in de toeristische plaats Kuta kostte 202 doden en 209 gewonden. Het toerisme nam daardoor met 75 procent af. Op 1 oktober 2005 werden er weer aanslagen gepleegd, opnieuw in Kuta, maar ditmaal ook in het toeristische vissersdorp Jimbaran. Door de drie bommen kwamen opnieuw tientallen mensen om.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 25 september 2006
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 25 september 2006
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's