Verlangen naar verzoening
Oud-minister Nimpagaritse van Burundi: Gereformeerde gezindte zou meer zendelingen naar Afrika moeten sturen
Tot drie keer toe openden sluipschutters het vuur op hem. Bij de laatste aanslag vond een van zijn lijfwachten de dood. Innocent Nimpagaritse (47) verkeerde als minister van het door oorlogsgeweld verscheurde Burundi permanent in levensgevaar. Ruim vijf jaar geleden vluchtte hij naar Nederland. Inmiddels kerkt hij in een christelijke gereformeerde gemeente en werkt hij op een reformatorische scholengemeenschap. "De gereformeerde gezindte zou meer zendelingen naar Afrika moeten sturen."
In 1995 verliet hij onder het mom van een buitenlandse reis zijn geboorteland Burundi, gelegen in Midden-Afrika. De grond werd hem te heet onder voeten. Innocent Nimpagaritse vond dat de regering waarvan hij deel uitmaakte, te weinig deed om de Hutu's te beschermen tegen de milities van de Tutsi's. Die houding leverde hem talloze dreigementen op. Voortdurend lag hij onder vuur. Letterlijk en figuurlijk.
U kwam via Nairobi, Amsterdam en Zwolle terecht in een asielzoekerscentrum in Culemborg, waar leden van de plaatselijke christelijke gereformeerde kerk u meenamen naar hun zondagse kerkdiensten. Wat trof u aan?
"Ik vond het bijzonder aardig dat de kerk mij welkom heette. In Burundi ging ik met mijn vrouw en kinderen 's zondags altijd naar de Rooms-Katholieke Kerk. De verschillen zijn groot. De preken duren hier lang, de vrouwen dragen een hoed en er worden op langzame wijze psalmen gezongen. Wat mij opviel, was de ingetogen sfeer."
Kwam het niet saai over?
"Helemaal niet. Zeker, het is anders dan in de meeste kerken in Burundi. Dat houdt ook verband met de cultuur. Daar klappen de mensen in de handen, daar hebben ze geen orgel, maar zingen ze met gitaar en drum. Hier staat het Woord van God centraal. Ik heb in Culemborg geleerd dat de verkondiging het belangrijkste is. Tijdens de preek is er communicatie tussen God en de mensen. Dat is voor mij een grote ontdekking geweest."
U en uw vrouw hebben zich vier jaar geleden bij de christelijke gereformeerde kerk aangesloten. Hoe moeilijk was die stap?
"In Burundi gingen we uit gewoonte naar de kerk. Zo waren we opgevoed. Toen ik hier kwam, had het leven voor mij alle glans verloren. Tienduizenden landgenoten waren om het leven gebracht. Ik was mijn familie kwijt, ik had geen werk, helemaal niks. In die omstandigheden kwam ds. L. A. den Butter regelmatig met mij een Bijbelstudie doen. Dat heeft mijn leven volledig veranderd. Ik werd helemaal nieuw. Ik kreeg veel meer begrip van de Bijbel en ik leerde dat God mij genadig wil zijn. Hij gaf Zijn Zoon als vriend aan zondige mensen. Toen ik dat ontdekte, was de stap om mij aan te sluiten bij de kerk niet moeilijk meer."
Innocent Nimpagaritse groeide op in een plattelandsdorpje in het zuiden van Burundi. Zijn ouders lieten hem studeren aan een rooms-katholiek seminarie in de hoop dat hun zoon, de oudste van elf kinderen, het tot pastoor zou schoppen. Het plan liep op niets uit. Nimpagaritse koos voor een studie Frans aan de universiteit in Bujumbura, de hoofdstad van het land, en ging als docent aan de slag.
Burundi stond in die tijd onder leiding van majoor Pierre Buyoya. Het land had al een bloedige geschiedenis achter zich. Voortdurend braken opstanden uit tussen de Hutu's en de Tutsi's. De Hutu's vormden een overgrote meerderheid, maar werden van oudsher onderdrukt door de elite van de Tutsi's. Majoor Buyoya streefde politieke hervormingen na. Hij schreef in 1993 vrije verkiezingen uit. Voor het eerst in zijn historie kreeg Burundi toen een Hutupresident.
Samen met enkele vrienden had Nimpagaritse ook een politieke partij uit de grond gestampt. "Wij vormden de SP van Burundi. We waren de derde partij van het land en maakten deel uit van de coalitie. Zelf ben ik directeur-generaal van het ministerie van Transport, Post en Telecommunicatie geworden. Iedereen had hoop dat het met Burundi de goede kant op zou gaan."
Die hoop vervloog snel. In nauwelijks een jaar tijd werden twee Hutupresidenten om het leven gebracht. Het leidde tot een weergaloos bloedvergieten. Tienduizenden mensen vonden de dood. In 1994 kwamen de partijen tot een voorlopig akkoord over het landsbestuur. De ministersposten werden verdeeld en Innocent Nimpagaritse werd benaderd voor de portefeuille van Verkeer en Waterstaat.
U kreeg van meet af aan te maken met doodsbedreigingen.
"Dagelijks waren er Tutsi's die mij anoniem opbelden. Jij bent tegen ons, wij zijn tegen jou. Jij moet dood. Als jij ons niet helpt, ga je eraan."
Al snel daarna werd een collega-minister, een Hutu, vermoord.
"Het was een vreselijke klap. Vanaf die tijd droegen we kogelvrije vesten, hadden we een pistool op zak en stonden we dag en nacht onder bewaking."
Om "crazy" van te worden.
"Het was loodzwaar, ook voor m'n vrouw en kinderen. Elke seconde, elke minuut van de dag voelde ik een druk op me. Ik was van mening dat de regering te weinig deed aan de bescherming van de Hutu's. Dat lag uitermate gevoelig, omdat het leger in meerderheid bestond uit Tutsi's."
U bent drie keer onder vuur genomen door sluipschutters. Wat gebeurde er precies?
"Ik vind het moeilijk om daarover te spreken. Ik ben bang dat het proces van verzoening in gevaar komt als we steeds wijzen op onze wonden. En verzoening is wat Burundi juist zo nodig heeft."
Met dit voorbehoud kunt u er misschien toch iets over zeggen?
"De laatste keer was in juli 1995. Het ging allemaal vreselijk snel. Ik was per auto onderweg naar Makamba, de regio waar ik ben geboren. Daar waren zeven leerlingen omgekomen bij een granaataanslag door rebellen. Opeens vlogen de kogels door de auto. De chauffeur reed vol gas door. Een bewaker werd dodelijk getroffen. Als door een wonder zijn de chauffeur en ik gespaard gebleven."
Hoe hield u zichzelf mentaal op de been?
"Je gaat door, terwijl je zelf niet weet hoe. Soms gingen we er met het gezin even tussenuit. Naar Tanzania, naar Kenia. Maar we moesten weer terug. Er was geen keus. Ik ging vaak op campagne om de bevolking uit te leggen hoe belangrijk vrede was. De gemoederen waren verhit, ik riep op tot kalmte. Maar de chaos werd groter en groter."
Innocent Nimpagaritse verliet in augustus 1995 het land; zijn vrouw en twee kinderen had hij al eerder naar het naburige Kenia laten vertrekken. In de Keniase hoofdstad Nairobi sloot hij zich aan bij een rebellenbeweging, hij werd leider van de politieke vleugel van de CNDD/FDD.
Hoe ziet u op die periode terug? Vond u gewapend verzet tegen uw eigen overheid gerechtvaardigd?
"Een regering heeft als taak de eigen mensen te beschermen, ongeacht hun afkomst. Dat gebeurde niet. Tegen de moordenaars van een democratisch gekozen president werd niet opgetreden. Ik kon niet blijven stilzitten. Om die reden heb ik via de diplomatie de belangen van mijn vaderland willen behartigen. Dat zag ik als mijn plicht."
U voerde vele gesprekken met de man die intensief heeft bemiddeld tussen de strijdende partijen, Nelson Mandela. Welke indruk maakte hij op u?
"Je kunt aan alles merken dat Mandela over enorme capaciteiten beschikt. Hij is een groot charismatisch leider. Dat hij zo veel uitstraling heeft komt denk ik doordat hij zelf jarenlang in de gevangenis heeft gezeten en niet is gezwicht voor de druk om zijn inzet voor de goede zaak op te geven. Hij ging door, ook als de zaak hopeloos leek."
Mandela slaagde erin een akkoord te bereiken. Toch keerde u niet terug naar Burundi, maar week u uit naar Nederland. Waarom?
"De situatie was moeilijk voor mij. Toen ik merkte dat ik ook in Kenia niet veilig was, ben ik uitgeweken naar Nederland. De autoriteiten hechtten geloof aan allerlei beschuldigingen aan mijn adres en zetten mij op een gegeven moment zelfs in de gevangenis. Toen ik vrij kwam, heb ik meteen op de zwarte markt een ticket gekocht naar Nederland. Ook een visum was wel te regelen. Dat ging allemaal stukken makkelijker dan tegenwoordig. Mijn vrouw en kinderen waren al eerder naar Tanzania vertrokken."
In Nederland werd Nimpagaritse opgevangen in een asielzoekerscentrum in Culemborg. Hij kwam er in aanraking met leden van de christelijke gereformeerde kerk ter plaatse, die hem uitnodigden voor het bijwonen van de kerkdiensten. "Vanaf het begin ben ik naar de kerk gegaan. Eerst alleen, daarna met m'n vrouw en kinderen. Ik was er met hulp van gemeenteleden in geslaagd hen in Tanzania op te sporen. We konden ons in Nederland herenigen. Voor mij is het een groot wonder dat wij allen nog in het leven zijn. Dat hebben we aan God te danken. Ik begrijp nu pas dat het leven niet van ons is, dat wij er niet mee kunnen doen wat wij willen, maar dat het van God is."
Nimpagaritse vond drie jaar geleden werk op het reformatorische Wartburg College in Rotterdam. Op de locatie Guido de Brès doceert hij Frans.
Uw leerlingen zijn enthousiast over u.
"Vriendelijk van u om dat te zeggen."
Een van hen laat weten: "Deze man is de beste, liefste, leukste leraar van Nederland."
Met een brede glimlach: "Ach ja, ik probeer altijd menselijk te zijn. Ik wil openstaan voor iedereen. Maar ik wil ook graag grenzen bewaken. Leraren kunnen té vriendelijk zijn. Dan groeien de verhoudingen scheef."
Jongeren nemen tegenover ouderen zelden een blad voor de mond. Hoe waardeert u dat?
"Ik denk dat wij moeten oppassen om niet al te democratisch te worden. Jongeren hebben grenzen nodig. In Burundi is het gedrag dat ik in Nederland zie ondenkbaar. Er is daar meer discipline. Als een leraar de klas in komt, gaan de leerlingen staan. Pas op zijn teken gaan ze allemaal zitten en zijn ze stil. Ook reageren kinderen daar niet steeds met: ja maar... Er is meer afstand tussen leraar en leerling."
Uw leerlingen komen uit alle mogelijke denominaties binnen de gereformeerde gezindte. Hoe kijkt u tegen de kerkelijke verdeeldheid in Nederland aan?
"Ik vind het pijnlijk. Ik begrijp dat mensen moeite hebben met kerken waarin homoseksualiteit wordt toegestaan. Maar ik begrijp niet dat mensen uit elkaar gaan als zij samen het Sola Scriptura belijden. Ik ben ook in christelijke gereformeerde kerken in Dordrecht en Goes geweest. Het gaat er daar heel anders aan toe dan in Culemborg. Ik vraag me af hoe dat mogelijk is. Maar goed, het is nu eenmaal zo. Ik wil me niet al te diepgaand bezighouden met kleine, dogmatische verschillen. Ik voel me één met allen die de Heidelberger Catechismus en de Dordtse Leerregels liefhebben."
Kerkelijke leiders spreken regelmatig hun zorg uit over toenemend materialisme. Bent u het met hen eens?
"Zij stellen een reëel probleem aan de orde. Als mensen zich richten op het uiterlijke, op dat wat wij zien, dan vergeten we God. We hebben er geen erg in dat we alles aan Hem te danken hebben.
Wat mij wel raakt, is dat mensen in Nederland royaal geven aan goede doelen. De situatie in Afrika is zo schrijnend: armoede, honger, aids, malaria. Daarom hoop ik dat de mensen nog meer willen geven dan ze nu doen. Ik hoop ook dat de kerken in Europa weer veel zendelingen naar Afrika sturen, zoals ze dat vroeger deden. Afrika heeft het Evangelie nodig. De gereformeerde gezindte heeft zo'n rijke boodschap, zij zou die meer moeten gaan uitdragen."
Nimpagaritse keerde in augustus dit jaar terug voor een kort bezoek aan Burundi. De politieke situatie in het land is redelijk stabiel. Maandelijks keren duizenden Burundezen terug uit vluchtelingenkampen in de omringende buurlanden. "Toen ik er was, ervoer ik heel veel pijn in het hart. De oorlog heeft alles kapotgemaakt. In mijn hoofd had ik de mooie wegen in Nederland en de prachtige, hoge gebouwen in Utrecht en Rotterdam. Daar heerst grote armoede."
Heeft de nieuwe president Pierre Nkurunzizam, een goede kennis en voormalig partijgenoot van u, nog geen beroep op u gedaan om terug te keren?
"Nee, hij niet, wel enkele andere politici. Ik weet niet wat onze weg zal zijn: in Nederland blijven of naar Burundi gaan. Een ding staat voor mij wel vast: ik wil niet meer de politiek in."
Ziet u voor zichzelf misschien een taak in de kerk?
"Ik heb mijn ouders in Kajoba opgezocht. Het was een onvergetelijk weerzien. Mijn moeder zei: "Wat heb ik gehoord? Ben je in Nederland dominee?" Ik zei: "Nee mam, ik ga wel elke zondag twee keer naar de kerk. Maar ik ben nog geen dominee.""
Nog niet?
"Op mijn leeftijd kan ik moeilijk nog beginnen aan een zesjarige theologiestudie. Maar misschien zijn er andere mogelijkheden. Ik ben bezig mij daarop te oriënteren."
U was in Burundi voor het opzetten van een weeshuis, dat "La Maison Wartburg" gaat heten. Vanwaar die naam?
"Twee jaar geleden heb ik met enkele kennissen een stichting in het leven geroepen, de stichting Tabarana. Een van de doelen is het bouwen van een tehuis voor weeskinderen in Makamba. Om dat te realiseren gaan we samenwerken met het Wartburg College. De lokale autoriteiten in Burundi zijn enthousiast. We hebben toestemming om vier woonruimten en een aula voor bijeenkomsten te bouwen."
De vele weeskinderen laten zien hoezeer Burundi getraumatiseerd is. Hoe komt het land met z'n eigen, bloedige geschiedenis in het reine?
"Mensen hebben het in psychisch opzicht moeilijk. Wat zij hebben meegemaakt, laat zich met geen pen beschrijven. Heel veel mensen gaan fysiek verminkt door het leven. Zij missen een arm, zijn invalide. Maar er vinden nu ook positieve ontwikkelingen plaats. Daar moeten we elkaar vooral op wijzen, denk ik. Er is vrede, overdag kun je veilig het hele land doorgaan. Wat de mensen bovenal nodig hebben, is verzoening. Daar verlang ik naar. Dat ze elkaar de hand reiken. Dat ze samen verder gaan."
Is verzoening mogelijk met mensen die je ouders en familie hebben uitgeroeid?
"Weet u wat nodig is? Dat de kerken van zich laten horen. Die zouden conferenties over dit thema kunnen beleggen en er met mensen over in gesprek kunnen gaan. Vergeving is moeilijk. Maar er is geen andere weg. En met Gods hulp kan het."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 2006
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 2006
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's