Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"We schoppen de Russen eruit"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"We schoppen de Russen eruit"

Hongaarse opstandelingen van 1956 hadden geen duidelijk doel voor ogen

11 minuten leestijd

"De Hongaarse opstand van 1956 was een mirakel. Een land met 10 miljoen inwoners nam het op tegen de machtige Sovjet-Unie", zegt Jeno Fonay, die destijds spontaan de zijde van de opstandelingen koos. Hoewel de revolutie op niets uitliep en Fonay slechts als door een wonder aan de dood ontsnapte, heeft hij "nergens spijt van."

Het is een stralende najaarsdag in hartje Boedapest. Langs de Donau lopen inwoners van de Hongaarse hoofdstad te genieten van de laatste zonnige dagen van 2006. Net zoals vijftig jaar geleden. Ook toen broeide het in Boedapest. Niet alleen letterlijk, ook figuurlijk.

Op 23 oktober 1956 lopen studenten van de Technische Universiteit over de oever van de Donau richting het standbeeld van de Poolse generaal Jozef Bem. De vorige dag heeft een van hen tijdens een bijeenkomst van de jeugdorganisatie van de Communistische Partij (CP) de moed gehad om politieke vrijheid te eisen, waarna de hele zaal hem bijviel.

Dat de studenten nu voor een demonstratie op weg zijn naar het standbeeld van een Pool, heeft zijn redenen. Evenals in Hongarije is ook in Polen de wind van de vrijheid opgestoken, wat op 28 juni heeft geleid tot een massale arbeidersopstand in de stad Poznan. Dat past prima bij generaal Bem. Samen met de Hongaren streed hij tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1848 tegen Oostenrijk immers eveneens voor de vrijheid.

Schoten

"Nog voordat de toespraken beginnen, verschijnt er uit een raam van een de flats rond het Bemplein een Hongaarse vlag met in het midden een gat", vertelt Jeno Fonay, een van de toenmalige aanwezigen. Het gehate symbool van de hamer en de tarweschoof is uit de driekleur geknipt.

"Als een van de sprekers zijn redevoering begint met "Beste kameraden"", wordt hij meteen van de truck gehaald", vervolgt de destijds 29-jarige ingenieur. "Daarna leest een acteur een beroemd gedicht uit de 19e eeuw voor, dat begint met de woorden "Wees altijd trouw aan je land, o Hongaar". De tekst wordt door de tienduizenden aanwezigen regel na regel luidkeels herhaald."

Van het Bemplein trekken de demonstranten aan het begin van de avond over de Donau naar het tegenoverliggende parlementsgebouw. Bij de menigte voegen zich steeds meer niet-studenten. "Op het Kossuthplein scandeert iedereen de naam van Imre Nagy", zegt Fonay. "Als op zeker moment het licht uitgaat, maken we van kranten fakkels en blijven we om Nagy roepen."

De man die de demonstranten willen zien, is een hervormingsgezinde communist die in juni 1953 als premier aan de kant is gezet door de stalinistische partijleider Matyas Rakosi.

Als Nagy -die van de andere kant van de rivier moet komen- rond negen uur eindelijk op het balkon verschijnt, roept hij de mensen onder vage toezeggingen op naar huis te gaan. Een deel van de betogers trekt vervolgens naar het radiogebouw, waar een andere demonstratie gaande is. Als daar om halftien de eerste schoten en doden vallen, is de opstand een feit.

Paraplu

Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de revolutie, zegt Bob Dent in de lobby van Hotel Andrassy in Boedapest, het voormalig onderkomen van de gasten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. "Het begin moet je zoeken in Moskou. Daar overleed op 5 maart 1953 Sovjetleider Jozef Stalin, waarna het politieke klimaat milder werd."

"Een bekend gezegde in die tijd luidde: Als het regent in Moskou, gaan in Boedapest de paraplu's omhoog. Na de dood van Stalin gebeurde het omgekeerde. De partijleiding van Hongarije -een van de meest rigide van het hele Oostblok- werd ontboden in Moskou en kreeg te horen dat de scherpe kantjes eraf moesten en Nagy moest worden benoemd als premier."

Als tweede belangrijke oorzaak noemt Dent het Twintigste Partijcongres van de CP in Moskou, waar Sovjetleider Nikita Chroestsjov scherpe kritiek uit op zijn voorganger. De rede van Chroestsjov had een "enorm psychologisch effect" op het Oostblok, inclusief Hongarije. "Verder hadden ook de gebeurtenissen in Polen hun invloed op studenten en intellectuelen in Hongarije", aldus de geboren Brit, die al meer dan twintig jaar in Boedapest woont en een boek over de opstand schreef.

Bloedbad

Het tij in Hongarije lijkt niet meer te keren. Op 24 oktober wijst de Hongaarse CP Nagy opnieuw aan als premier. Tegelijkertijd trekken in alle vroegte Sovjettanks de stad binnen en vormen zich de eerste verzetsgroepen. Nagy roept op tot beëindiging van het geweld en belooft terug te keren naar zijn hervormingsbeleid van 1953.

Een dag later staat er opnieuw een menigte voor het parlementsgebouw. Russische tanksoldaten verbroederen zich met de Hongaarse betogers, die het vertrek eisen van de conservatieve partijsecretaris Erno Gero. De vreedzame betoging verandert echter in een bloedbad als er opeens schoten klinken en onder de demonstranten tientallen doden vallen. "Dan is er geen weg meer terug", zegt Fonay, die vanaf dat moment de strijd gewapend voortzet.

Fonay begeeft zich naar het Szenaplein, dat van strategisch belang is voor troepen die de stad willen binnenvallen. De opstandelingen hebben zich verschanst in een metrowerkplaats, waar Fonay de leiding krijgt over een eenheid. "Hier laten we trams uit de rails lopen om een blokkade op te werpen tegen de tanks. Na twee, drie dagen durven de Sovjets dit plein niet meer op", vertelt Fonay trots voor het monument dat herinnert aan de gebeurtenissen van toen.

"Iedereen doet spontaan mee, vooral jongeren. Zij klimmen met hun molotovcocktails op de vijandelijke tanks en zijn de echte revolutionairen. Velen zijn nog geen achttien jaar oud. Weghouden van het strijdgewoel kun je ze niet. Als hun ouders hen komen halen of als wij hen wegsturen, komen ze zo weer terug", aldus Fonay.

Burgeroorlog

Dat het niettemin ook voor scholieren dodelijke ernst is, ondervindt de 16-jarige Peter Mansfeld aan den lijve. Na de opstand zal hij ter dood worden veroordeeld, een straf die elf dagen na zijn 18e verjaardag wordt voltrokken.

Toch overweegt Fonay niet om de strijd te staken. "De jongeren gebruiken hun wapens op een verantwoorde manier en weten waarvoor ze vechten."

Zelf schijnt de oud-strijder dat vijftig jaar later nog niet goed te weten. "Het kwam gewoon uit mijn hart. Politieke ideeën had ik niet."

Fonay is daarmee geen uitzondering, weet Dent. "Mensen kwamen spontaan in verzet en als je hun vroeg wat ze aan het doen waren, antwoordden ze: "We schoppen de Russen eruit." Het was chaos troef. Van nationale eenheid was geen sprake; er waren zelfs elementen van een burgeroorlog zichtbaar. De opstandelingen varieerden van extreem nationalisten tot communisten. Die laatsten wilden slechts een einde aan de onderdrukking. Niemand weet wat er zou zijn gebeurd als de Sovjet-Unie zich afzijdig had gehouden. Misschien was er wel een reactionair bewind gekomen."

Doodstraf

Maar Moskou houdt zich niet afzijdig. Op 30 oktober, de dag waarop Nagy het einde afkondigt van het eenpartijsysteem, gloort er voor de opstandelingen even hoop als het Rode Leger zich uit Boedapest terugtrekt - wat lijkt te duiden op verwarring en verdeeldheid in het Kremlin. Op 4 november keren ze echter terug, wat het einde van de opstand inluidt.

"Wat voor Moskou mogelijk de doorslag gaf, was de aankondiging van Nagy op 1 november dat Hongarije zich uit het Warschaupact zou terugtrekken en zijn verzoek aan de grootmachten om de neutraliteit van Hongarije te erkennen", legt Dent uit.

Voor Fonay komt op 7 november een einde aan de strijd. In tegenstelling tot 2500 andere opstandelingen en 700 Sovjetmilitairen brengt hij het er levend vanaf. Fonay keert huiswaarts en wordt vijf dagen later opgepakt onder het nieuwe bewind van Janos Kadar - een aanvankelijke medestander van Nagy, die echter eieren voor zijn geld kiest. Fonay wordt ter dood veroordeeld en wacht in zijn cel op de voltrekking van de straf.

Na 21 dagen krijgt hij te horen dat zijn straf is omgezet in levenslang. "Waarom weet ik tot op de dag van vandaag niet." Onder druk van de Verenigde Naties wordt hij in 1963, samen met 24.000 anderen, vrijgelaten. Vechtend tegen zijn tranen laat Fonay weten dat hij over zijn gevangenistijd verder niets kwijt wil.

Niet iedereen ontspringt de dans. In ruim 300 andere gevallen wordt de doodstraf wel ten uitvoer gebracht. Dat geldt ook Nagy. Weliswaar heeft hij op 4 november onderdak gevonden in de Joegoslavische ambassade, maar die verlaat hij een week later na de valse toezegging van een vrijgeleide. Op 16 juni 1958 wordt hij in dezelfde gevangenis waar Fonay op zijn executie wacht, ter dood gebracht.

Anno 2006 heeft Fonay geen spijt van zijn deelname aan de opstand. "We kunnen nu zeggen wat we denken en er is een vrije pers. Daarvoor is de basis gelegd in 1956."

Over de huidige politieke situatie wil de Hongaar niet veel kwijt, hoewel hij vindt dat zijn land onder de huidige, socialistische (lees: ex-communistische) bewindslieden "naar de afgrond gaat." Wat hem zichtbaar ergert, is dat "de verantwoordelijken van toen nog altijd de macht in handen hebben."


Opstand van 1956 houdt Hongarije nog altijd verdeeld

Hongarije staat dit jaar stil bij de opstand van 1956. Dat gebeurt bepaald niet in een sfeer van eensgezindheid. Het land is politiek tot op het bot verdeeld, wat een gezamenlijke herdenking onmogelijk maakt. "Zowel links als rechts probeert politieke munt te slaan uit de gebeurtenissen van 1956", zegt de Hongaarse historicus Janos M. Rainer.

De politieke verdeeldheid in Hongarije kwam een maand geleden pijnlijk aan het licht, toen in de hoofdstad Boedapest ernstige rellen uitbraken. De confrontatie tussen demonstranten en ordetroepen was de hevigste sinds de Hongaarse Opstand van 1956.

Aanleiding voor het geweld was de radio-uitzending van een geheime toespraak van premier Ferenc Gyurcsany voor leden van zijn eigen sociaaldemocratische, postcommunistische MSZP. Daarin verklaarde de premier dat hij en zijn partijgenoten tijdens de campagne voor de parlementsverkiezingen van dit voorjaar "dag en nacht gelogen" hadden.

Groot was de woede bij de oppositie. Aanhangers van onder meer de nationaalconservatieve partij Fidesz -de andere grote politieke formatie in Hongarije- gingen de straat op om het aftreden van Gyurcsany te eisen. Veel betogers schroomden niet om zich te identificeren met de opstandelingen van 1956 - een vergelijking waarvan de regering uiteraard niets wenste te weten.

Erfgenaam

De discussie over de vraag wie de ware erfgenaam is van '1956', maakt precies duidelijk waarom de Hongaren niet eensgezind de opstand kunnen herdenken. "De nationaalconservatieven zijn van mening dat er maar één echte erfgenaam is en dat zijn zij zelf", zegt Janos M. Rainer, directeur van het Instituut voor de Geschiedenis van 1956 in Boedapest. "In hun visie was de opstand geen revolutie, maar een vrijheidsstrijd van de Hongaren tegen de bezetters uit de Sovjet-Unie. De MSZP zien zij daarentegen nog steeds als de rechtstreekse opvolger van de Communistische Partij, die de opstand onderdrukte."

Bij links Hongarije bestond in de jaren negentig een zekere verlegenheid met de herinnering aan de opstand, vervolgt de historicus. "Men probeerde de traditionele sociaaldemocratie te verbinden met de persoon van Janos Kadar (Hongarijes leider van 1956 tot 1988, die geleidelijk aan economische hervormingen doorvoerde, DT). Dat ging moeilijk, want beide elementen waren in 1956 met elkaar in conflict."

Vanaf 2000 ontwikkelde de jongere generatie binnen de MSZP een eigen visie op de opstand. "De nieuwkomers legden de nadruk op het revolutionaire karakter van de opstand en niet zozeer op de strijd om onafhankelijkheid. Zij hadden vooral aandacht voor de roep van destijds om democratische rechten."

De conservatieven hebben gelijk als ze zeggen dat de opstand van 1956 een nationale strijd om onafhankelijkheid was, vindt Rainer. "Maar dat is slechts een deel van de waarheid. De opstand was tegelijk een revolutie. De opstandelingen wilden immers het bestaande bewind -een Hongaarse versie van het Sovjetregime- omverwerpen en een nieuw politiek en economische systeem scheppen." Volgens de historicus hebben beide partijen dan ook voor een deel het gelijk aan hun kant.

Slachtoffer

De werkelijke oorzaak voor de verdeeldheid van de Hongaarse samenleving heeft echter weinig te maken met de Hongaarse Opstand, denkt Rainer. "Die zit veel dieper geworteld. Die komt voort uit een fundamenteel verschil van mening tussen op het Westen gerichte hervormers en de meer nationaal georiënteerde conservatieven."

Dat de opstand van 1956 een splijtzwam vormt in de samenleving, hangt waarschijnlijk ook samen met de moeite van de Hongaren in het algemeen om objectief naar de eigen geschiedenis te kijken. De omgang met het eigen verleden in Hongarije is "erg problematisch", aldus Rainer.

"Het is hier traditie om iedere vorm van verantwoordelijkheid rond trauma's uit het verleden te ontlopen. De Hongaren handhaven graag het romantische beeld van hun land als slachtoffer van de buitenwereld. Terwijl zij voortdurend waren verwikkeld in heroïsche gevechten tegen vreemde indringers, werden ze verraden of in de steek gelaten door het Westen." Een open zenuw is nog altijd het 'vredesverdrag' van Trianon met de Geallieerden na afloop van de Eerste Wereldoorlog, waarbij Hongarije twee derde van zijn grondgebied verloor.

"In die visie is geen plaats voor een begrip als verantwoordelijkheid", besluit Rainer. "De betrokkenheid van de Hongaarse samenleving bij dictatoriale regimes als dat van Miklos Horthy (het staatshoofd van Hongarije dat samenwerkte met nazi-Duitsland, DT), of Matyas Rakosi (Hongarijes stalinistische leider) is nog altijd een heikel thema."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 2006

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

"We schoppen de Russen eruit"

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 2006

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's