Gezin wás hoeksteen samenleving
Actief bevolkingsbeleid nodig om teloorgang te keren
Het traditionele gezin is aan het verdwijnen. Gezins- en zelfs bevolkingsbeleid moeten het gezin weer in het middelpunt zetten. Dat zei prof. dr. C. de Hoog vanmiddag in zijn afscheidsrede. Een samenvatting. Zie voor een uitgebreidere versie www.refdag.nl/opinie.
Er is nogal wat aan de hand met het gezin en het gezinsleven. De hoeksteen van de samenleving, het traditionele gezinstype, is als enige acceptabele gezinsvorm bijna verleden tijd, waarmee ik niet wil zeggen dat dit gezinstype in Nederland geheel en al is uitgestorven. Wie op zondag een inspectietocht per fiets door dorpen in de Gelderse Vallei of de Betuwe onderneemt, kan mogelijk aan de fleurige kledij de leden van de traditionele gezinnen herkennen. Ook de leden van verschillende etnische groepen verblijven veelal nog in dit gezinstype. De periode dat het traditionele gezin qua structuur en cultuur bij uitstek de hoeksteen van de samenleving was, is echter wel definitief voorbij.
De beoefenaars van de gezinssociologie gaan er terecht van uit dat de ontwikkelingsgang van de huiselijke groep, het gezin, in sterke mate bepaald wordt door grote maatschappelijke veranderingen, zoals de toenemende natuurbeheersing, de secularisatie en de maatschappelijke differentie en integratie. Deze veranderingen worden gezien als veroorzakers van bijvoorbeeld de eerste en de tweede emancipatiegolf, de medicalisering van de samenleving, de algemene verhoging van het opleidingsniveau, de individualisering en de evolutie van een agrarisch-ambachtelijk bestel via een industrieel bestel naar een postindustrieel bestel.
Opkomst
Een van de belangrijkste veranderingen, met een sterke invloed op de structuur en de cultuur van het gezin, is de gewijzigde maatschappelijke positie van vrouwen en moeders. Dit geldt voor het heden en het verleden en ook voor de toekomst.
Ik ga terug naar het einde van de negentiende eeuw, het begin van de twintigste eeuw. Gehuwde mannen en vrouwen kunnen alleen rondkomen als beiden geld inbrengen. Er zijn problemen, want arbeidersvrouwen krijgen veel kinderen. Het betekent dat moeders gedwongen worden hun baan op te geven en daarmee hun karig loon. Naarmate de kinderen ouder werden en mee konden verdienen, was er, door de inkomsten van vaak nog jonge kinderen, iets meer huishoudgeld beschikbaar.
De ontluikende vakbeweging vond dat een arbeider voldoende moest verdienen om een gezin te kunnen onderhouden. Binnen andere instituties zoals kerkgenootschappen en politieke partijen ontstaat het ideaalbeeld dat mannen de enige kostwinners moeten zijn en hun vrouwen moeders en huisvrouwen. De burgerij en wat later de arbeidersklasse gaan het traditionele gezin als een nastrevenswaardig ideaal zien. De vrouw van de arbeider hoeft geen geld in te brengen, zij mag net als wat eerder de burgervrouw zich wijden aan de huishouding en de opvoeding van kinderen.
Door het nieuwe ideaaltype is het ontstaan van het traditionele gezin een feit. In dit gezinstype is de vader de kostwinner en de moeder is huisvrouw. Hij betreedt het openbare domein. Zij is de heerseres in huiselijke kring. Ik concludeer dat aan de gewijzigde maatschappelijke positie van moeders de opkomst van het traditionele gezinstype in belangrijke mate is toe te schrijven.
Gezonken cultuurgoed
Bij de opkomst van het traditionele gezin is er sprake van een afnemend cultuurgoed. De nieuwe rijken, de geslaagde industriëlen, pronkten niet alleen met hun huis, hun buitenhuis en het aantal paarden voor de koets, maar ook met hun vrouw. Zij werd de heerseres binnen het huiselijk domein. Zij bestierde de huishouding en met behulp van een kindermeisje en een gouvernante werden de kinderen opgevoed. De nieuwe rijke gezinnen werden een voorbeeld voor de gegoede burgerij en later voor de burgerij en de arbeidsklasse in de toenmalige standenmaatschappij.
Er is meer aan de hand met het traditionele gezin of het kostwinnersgezin. Het ideaal van velen is een gezin dat zelfstandig gehuisvest is en waar naast de eigen kinderen geen anderen in huis verblijven. Dit ideaal wordt pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw bereikt. Het betekent dat het traditionele gezin ook een pluriform gezin is.
Er zijn mede door woningnood en levensstijl tot in de jaren zeventig heel gecompliceerde gezinsvormen aanwezig. Ik wijs op de samengestelde gezinnen, een ingewikkeld huishouden waarbinnen een gezin en anderen aanwezig zijn.
Ik wil wijzen op nog een afwijking van het traditionele gezinstype. De orthodoxe protestanten kennen tot op heden een grote waarde toe aan het traditionele gezinstype. Buitenshuis werken van moeders is een gruwel, maar het is kennelijk wel toegestaan dat deze orthodoxe moeders meewerkend gezinslid zijn, zoals de boerin en de vrouw van de kleine middenstander.
Gezin in verandering
In de twintigste eeuw zijn allerlei veranderingen aan te geven die soms marginaal en soms ingrijpend de jongeren, de gezinnen en het gezinsleven betreffen. De Roaring Twenties zijn jaren van vrijheid die invloed hebben op het doen en laten van de jeugd en in mindere mate op het gezinsleven.
Er zijn ook andere veranderingen waarneembaar. De crisis van de jaren dertig legt beperkingen op aan de relatieve vrijheid van de jaren twintig. De mobilisatie in 1939 zorgt voor een kleine geboortegolf. Na de bevrijding is er sprake van een roes van vrijheid. Politici maken zich druk over de stijging van het aantal gedwongen huwelijken en buitenechtelijke relaties, maar een roes is niet blijvend.
De kiem van de belangrijkste veranderingen met betrekking tot huwelijk en gezin wordt eind jaren zestig gelegd. Er
wordt geëxperimenteerd met liefde en seksualiteit. Huwelijk en gezin worden beschouwd als verouderde instituties, die bovendien vrouwonvriendelijk zijn en haar emancipatie belemmeren. Alternatieve samenlevingsvormen, zoals de commune, het ongehuwd samenwonen, de latrelatie (living apart together) en het bommoederschap (bewust ongehuwde moeders) worden door de media omhelsd en in beperkte mate gepraktiseerd.
In de jaren zeventig treden er meer veranderingen op. Er zijn heftige discussies over het al dan niet toestaan van abortus. De grote leugen verdwijnt uit de echtscheidingswet. Het aantal echtscheidingen neemt toe. Het traditionele patroon, ondanks de slechte kwaliteit van het huwelijk blijven velen bij elkaar, wordt verlaten.
De huwelijkspatronen en het gezinsleven veranderen geleidelijk. Door de groeiende economie is de vraag naar arbeidskrachten groot. Het is een van de redenen dat moeders, zij het aarzelend, de arbeidsmarkt betreden, waardoor het opvoedingsklimaat verandert.
Er ontstaan langzamerhand nieuwe ideaaltypen. Naast het traditionele gezin is het moderne gezin in opkomst. Een gezinstype waar het streven is gericht op gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. In dit gezin blijft hij de senior partner, zij wordt de junior partner.
Uit verschillende onderzoeken naar de beelden van gezinnen bij politieke partijen komen vier ideaaltypen naar voren, die
mede berusten op beelden die de politieke patijen hebben over gezinnen. Deze ideaaltypen zijn: het traditionele gezinstype, het moderne gezinstype, het egalitaire gezinstype en het geïndividualiseerde gezinstype. Over het traditionele gezinstype is genoeg gezegd. Het moderne gezin is gebaseerd op het streven naar gelijkwaardigheid van partners en op affectie, met een nog seksegebonden taakverdeling. Moeders hebben een kleine deeltijdbaan. Het opvoedingsklimaat is warm en is vooral gericht op geborgenheid. Het egalitaire gezinstype is gebaseerd op een gelijke verdeling van taken binnen- en buitenshuis. De opvoeding richt zich naast geborgenheid in belangrijke mate op zelfontplooiing van de kinderen. Het geïndividualiseerde gezinstype, dat ook wel enigszins ironisch het grachtengordelgezin wordt genoemd, is gebaseerd op het primaat van het individu. Het gaat om gezinnen van omvangrijke tweeverdieners. In deze gezinnen zijn geen kinderen aanwezig, maar kids. Het kind is een expliciet statussymbool geworden, dat op velerlei terreinen moet uitblinken.
Culturele ontwikkelingen
Belangrijk voor de beantwoording van de vraag of het gezin op weg is naar het einde, zijn de sociaal-culturele ontwikkelingen. We zien dat de duur van de jeugdperiode aanzienlijk is toegenomen. De periode van het samen jong zijn beperkt zich niet meer tot de leeftijd waarop de volwassenheid wordt bereikt. Bij sommigen wordt deze periode pas afgesloten als men ver in de dertig is en een enkeling meent zelfs de eeuwige jeugd te bezitten.
Een van de oorzaken van deze verlenging is de verhoging van het opleidingsniveau en de daarmee samenhangende onderwijsdeelname. Deze veranderingen betreffen twee derde van alle jongeren. Daarbij komt dat serieuze relaties worden uitgesteld.
Dit heeft niet alleen met de loopbaan te maken, maar bovenal met een kennelijk begeerlijke levensstijl . Bij jonge goed verdienende (echt)paren zonder kinderen en met een hoog opleidingsniveau is sprake van een urbane hedonistische levensstijl. Het grote genieten staat centraal.
De vrijwillige kinderloosheid komt nu nog in belangrijke mate voor bij vrouwen en mannen met een hoge opleiding en een omvangrijke baan. Het is echter niet denkbeeldig dat we wederom te maken krijgen met een gezonken cultuurgoed. Een cultuurgoed dat door groepen met een lagere sociale status wordt overgenomen.
Het zou kunnen betekenen dat kinderloosheid voor velen een nastrevenswaardig ideaal gaat worden. Een soortgelijk navolgbaar ideaal zoals het traditionele gezin aan het begin van de twintigste eeuw was en net als toen is hier de positie van de vrouw de spil van de veranderingen.
Er kan nog een ander effect gaan optreden. In het kabinet-Balkenende IV is een minister voor Jeugd en Gezin (Rouvoet) benoemd. Dat is een goede zaak. Het gezin verdient het om in materiële en immateriële zin aandacht van beleidsvoerders te krijgen. Maar een te sterk problematiseren van het ouderschap door de staat kan een averechts effect hebben op de beslissing om kinderen te krijgen. De twijfelaars zullen zeggen als de beleidsvoerders het opvoeden van kinderen een groot probleem vinden: dan zien we er maar vanaf.
Ik zeg niet dat er abrupt een einde zal komen aan het gezin. Ik zeg wel dat er structurele en culturele ontwikkelingen zijn die door beleidsvoerders, politici en andere betrokkenen scherp in de gaten gehouden moeten worden. Ik wijs erop dat het noodzakelijk is niet alleen een gezinsbeleid te voeren dat gericht is op het wegnemen van belemmeringen om het ouderschap te kunnen combineren met werk en inkomen, maar dat ook het taboe op een actief bevolkingsbeleid moet worden doorbroken. Bij ongewijzigd beleid is het niet denkbeeldig dat het gezin daadwerkelijk op weg is naar het einde, al zal die weg lang zijn.
De auteur is bijzonder hoogleraar gezinssociologie en gezinsbeleid aan de Wageningen Universiteit.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 2007
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 2007
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's