Leerstoel is geen preekstoel
Dr. De Reuver: A Kempis leert ons dat geleerdheid en eenvoud twee vleugels van de theologie zijn
Zijn studententijd verliep in twee fasen, zoals hij het zelf noemt. Tijdens de eerste fase studeerde Arie de Reuver Nederlands in Leiden. Maar het ambt liet hem niet los en na enige tijd werd de Leidse universiteit verruild voor Utrecht. "In het Woord van God hoorde ik de roepstem tot het ambt." Hij werd student in de domstad, ging van de collegbanken naar de kansel en kwam via de preekstoel op een leerstoel.
De studie Nederlands in Leiden vormde, aldus de emeritus hoog-leraar, een soort voorbereiding op de theologische studie. "De lite-ratuurgeschiedenis trainde me om historische teksten te analyseren. Ik heb er in ieder geval ook mijn liefde voor taal en boeken aan te danken."
Geleidelijk aan werden het vooral theologische teksten die hem boeiden. "Halverwege de Leidse tijd kwam het verlangen boven om predikant te worden. Vier stemmen waren van invloed: die van professor W. H. Velema, destijds predikant in Leiden, bij wie ik catechisaties volgde; die van ds. L. Huisman, wiens Christusprediking me raakte; die van ds. D. C. Overduin, die Kohlbrugges radicale leer van zonde en genade voor mij verhelderde; en vooral de stem van Calvijn, wiens Institutie we in kringverband leerden." Maar doorslaggevend was de stem van God. "In zijn Woord hoorde ik de roepstem tot het ambt."
In de Utrechtse periode maakten de colleges van de hoogleraren Van Ruler en Quispel de meeste indruk. "Graafland trad pas later aan. Bij Van Ruler werd het dogma een lied. Diepzinnig en vaak lyrisch kwam bij hem de leer tot leven. Quispel boeide me door zijn bevindelijke inslag. Hij leidde ons binnen in het spirituele erfgoed van de kerkvaders. Toch moet ik nog twee buitenacademische factoren noemen, namelijk de omgang met W. Aalders en de deelname aan een studentenleeskring. Aalders zette me op het spoor van Luther en scherpte mijn blik op de voorlopigheid van het ondermaanse en de volkomenheid die ons wacht. Als leeskring lazen we preken van Gray, Erskine en Kohlbrugge. Bevrijdend en opbouwend."
Na de afronding van de studie werd De Reuver predikant. "Niet in de Gereformeerde Gemeenten, zoals ik had gedacht, maar in de Hervormde Kerk, zoals de Heere het had gedacht. Ruim 21 jaar heb ik de gemeente gediend. Nooit had ik vermoed dat ik de kansel zou verruilen voor de katheder. Nou ja, verruilen? Ik heb me altijd gelukkig geprezen dat het hoogleraarsambt geen einde maakte aan het predikambt. Ik mocht blijven preken, overal waar een beroep op me werd gedaan. En ik ben blij dat men dat deed, want preken is mijn liefste werk. Niets ten nadele van de katheder, maar vanaf de kansel gebeurt het beslissende. De rest is voorwerk. Onmisbaar, maar dienstbaar aan de verkondiging.
Wat er ook veranderde toen ik academisch onderwijs ging geven, één ding bleef ongewijzigd: de intentie om aan de voortgang van het Evangelie dienstbaar te zijn. Natuurlijk ontdekte ik ook de verschillen met het reguliere predikantschap. Het vereiste een andere aanpak. Academisch onderzoek is kritisch van methode. Kritisch, niet in de negatieve zin van zuur en achterdochtig, maar in de positieve en letterlijke betekenis van toetsend, onderscheidend. Laat ik het illustreren."
In 1994 werd dr. De Reuver vanwege de Gereformeerde Bond aan de Rijksuniversiteit Utrecht benoemd met als leeropdracht "gereformeerde godgeleerdheid". "Mijn specialisatie bracht met zich mee dat ik daaraan een historische invulling gaf. Ik maakte de studenten wegwijs in het gedachtegoed van Reformatie en Nadere Reformatie. Wie dat kritisch doet, ontdekt dat de reformatoren hun inzichten niet zelf bedachten, maar goeddeels ontleenden aan theologische bronnen uit de Vroege Kerk en dat ze in gesprek waren met middeleeuwse en eigentijdse auteurs. Ze theologiseerden niet in het luchtledige, maar in samenhang met de klassiek-katholieke traditie en in reactie op geluiden die de toets niet konden doorstaan. Welke toets? Die van de Schrift."
Dit impliceert, zegt de emeritus hoogleraar, dat zelfs een autoriteit als Calvijn nooit het laatste woord kan hebben. "Daar was hij ook niet opuit. Hij wist dat het eerste en het laatste woord alleen aan God is. Als het waar is dat wij gereformeerd zijn om het telkens weer te w¾rden, dan houdt dit in dat de traditie voortdurend te toetsen is aan de Schrift zelf en dat ook onze eigen intuïties daaraan onderhorig zijn."
Wat wilde u uw studenten meegeven?
"Als ik één ding aan de studenten heb willen meegeven, is het wel het besef dat alle vlees, ook dat van theologen, als gras is, maar dat het Woord van God bestaat in eeuwigheid. Het is dit Woord dat zelf vlees geworden is en door dood en oordeel heen het eeuwige leven heeft opengelegd. Naar dit heilgeheim wilde ik de studenten via de nalatenschap van de vaderen toeleiden. Want wat doet en moet een predikant in de gemeente, als hij niet bij ondervinding weet heeft van de gekruiste Christus, in Wie alle beloften ja en amen zijn? Alleen in Hem ligt zowel de betrouwbaarheid van de Schrift als het vertrouwen van het hart verankerd. Ik hoop dat deze boodschap is blijven haken.
Een leerstoel is uiteraard geen preekstoel. Maar volgens de studenten verloochende mijn aard zich niet. Ik denk dat ze gelijk hadden. De bespreking van historische teksten ging als vanzelf over in het appel op persoonlijke deelname. Ik wilde graag dat de studenten niet alleen luisterden als belangstellenden, maar als belanghebbenden. Nu lag dit in mijn vakgebied ook voor de hand. De besproken geschriften vroegen erom. Het overkomt je bijvoorbeeld bij de lectuur van Calvijns Institutie regelmatig dat het betoog zomaar uitmondt in oproep en verkondiging. Om over Luther maar te zwijgen. En hoe kun je recht doen aan Teellinck of aan Brakel met voorbijgaan aan hun pastorale boodschap?
Sommige colleges kregen dan de lading van een preek. Daar kon ik niets aan doen. De onderzoeksstof bracht het gewoon met zich mee. Ik wilde er overigens ook niets aan doen. Integendeel. Wie zich met het geestelijke leven bezighoudt zoals dat in het verleden is vertolkt, voelt de behoefte om het vruchtbaar te maken voor eigen tijd en hart."
Leerde u van uw studenten?
"Heel veel. Doceren is niet een monoloog opvoeren. Ik heb altijd gestreefd naar een open sfeer, met ruimte voor debat. Juist door de wisselwerking van instructie en reactie krijg je oog voor onvermoede aspecten. Ik heb heel intelligente studenten meegemaakt, die bijvoorbeeld een tekst van Voetius doorzichtig konden maken op een manier die mij volledig was ontgaan. Anderen stelden soms eenvoudige vragen, onbevangen en recht uit het hart. Vragen die me bij de les hielden."
In de Protestantse Kerk moeten predikanten academisch geschoold zijn. Terecht, volgens u, of werp je zo een onneembare barrière op naar de kansel voor eenvoudige godvrezenden?
"Witsius pleitte ooit voor het onderricht aan de hemelse academie. Maar dat deed hij tijdens zijn onderwijs aan de universitaire academie. Ik wil maar zeggen: voor hem bestond er kennelijk geen tegenstelling, maar verbondenheid tussen vroomheid en een wetenschappelijke opleiding. Voetius was hem hierin voorgegaan. Zo denk ik er ook over. Ik weet wel dat het de Heere soms behaagt om mensen op oudere leeftijd en zonder academische graad te roepen en te bekwamen. Wie ben ik om bij Gods singuliere gaven een vraagteken te zetten? Maar in de overige gevallen lijkt mij de reguliere opleiding geboden.
Het belangrijkste motief hiervoor is de scholing in de oude talen en in heel de cultuur die daarmee samenhangt. Volgens mij dringt men nooit dieper tot de betekenis van de woorden in de Schrift door dan wanneer men de brontaal leert spellen."
Er zijn studenten die aan de universiteit hun geloof kwijtraken.
"Dat onderschat ik niet. Men moet er niet langsheen, maar er doorheen. Schiftend tussen ballast en bagage. Bagage verrijkt, ballast vermoeit. Maar het zou wel eens kunnen zijn dat die vermoeiende ballast niet zinloos is, maar ons in de leerschool van de aanvechting brengt. En die is vruchtbaar. Ik heb oudere studenten gekend die tijdens de studie veel hadden opgestoken, maar die het meest hadden overgehouden aan de fasen waarin alle vermeende zekerheden gingen schuiven en ze alleen houvast vonden aan God die hen vasthield. Ook hier geldt Luthers spreuk dat aanvechting op het Woord leert acht slaan."
Zelf bent u afkomstig uit een milieu waarin de studie in de theologie niet hoog geacht werd.
"Sterker: een academische theologiestudie was al snel verdacht. Ik heb daar begrip voor. Hersenkennis zit een voet te hoog. Maar juist door de studie is deze overtuiging verdiept. Doordenking met het verstand is vruchteloos als ze niet wordt gedragen door de overdenking van het hart. Veel van God weten is nog wat anders dan veel van Hem houden. Dat hebben alle 'groten' uit de kerkgeschiedenis begrepen. Uitzonderlijke geleerdheid ging gepaard met diepe bescheidenheid. Ten dele is ons kennen en kunnen uiterst beperkt.
Nu ik terugkijk op mijn academische werk val ik Thomas a Kempis meer dan ooit bij: "Al kende je de hele Bijbel uit je hoofd en de uitspraken van alle filosofen, wat zou het allemaal baten zonder Gods liefde en genade? Als je profijt wilt trekken van de Schrift, lees dan nederig, eenvoudig en gelovig, en streef nooit naar een roep van geleerdheid." Geleerdheid en eenvoud zijn de twee vleugels van de theologie. Waar een van beide hapert, is ze vleugellam."
Zevendelige serie interviews met docenten en oud-docenten van een theologische opleiding. Dit is de laatste aflevering.
Prof. De Reuver mag vijf boeken op de boekenplank zetten die voor hem van groot belang zijn. Welke zijn dat?
1. "Die Mystik im Abendland" van Bernard Mc. Ginn (vier delen). "Een uitvoerige historische analyse van de westerse christelijke mystiek. Dit standaardwerk is me zeer van dienst geweest bij de voorbereiding van mijn boek "Verborgen omgang". Het scherpte mijn zicht op verschillen, maar vooral ook op overeenkomsten tussen de vroomheid van middeleeuwen en (Nadere) Reformatie."
2. "De vrijheid van een christen" van Luther. "Een betrekkelijk kort maar rijk geladen geschrift, waarop ik telkens weer terugviel bij de doordenking van de verhouding rechtvaardiging-heiliging."
3. "Institutie" van Calvijn. "Deze fundamentele en breed opgezette geloofsleer was en is mijn gids door het landschap van het gereformeerde protestantisme."
4. "Das Wirken des Heiligen Geistes nach Calvin" van W. Krusche. "Een studie die het hart van Calvijns pneumatologie ontsluit."
5. "De zekerheid van het geloof" van C. Graafland. "Deze dissertatie heeft me een beetje geleerd te onderscheiden waarop het aankomt."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2009
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2009
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's