Ook NSB-kind mag huilen
"Blij zijn kan ik niet, huilen mag ik niet." Zo omschreef deze week de zoon van een NSB'er zijn gevoelens bij de herdenking van de Tweede Wereldoorlog. De zonden van zijn vader worden hem nog altijd toegerekend. Nakomelingen van een landverrader dragen hun leven lang een last mee.
Echt verstandig was het natuurlijk niet van de Stichting Culemborg en Oranje om de zoon van de voormalige NBS-leider Rost van Tonningen uit te nodigen een rede tijdens dodenherdenking te houden. Ook al zou hij geen onvertogen woord spreken, alleen al zijn aanwezigheid kon pijnlijk zijn voor nabestaanden van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Iemand van wie de vader in het graf ligt dankzij het verraad door een handlanger van de nazi's, wil niet toegesproken worden door de zoon van iemand die heulde met de vijand. Dat is heel begrijpelijk. Dat had ook het comité kunnen bedenken.
Ook al is, door de afstand in tijd, de herdenking van de Tweede Wereldoorlog meer een traditie dan een werkelijk herbeleven van de oorlog geworden; er zijn nog steeds duizenden mensen die aan lijf en geest de gevolgen van de oorlog ervaren. Zeker bij het ouder worden, blijken de trauma's deze mensen dagelijks zielenpijn te bezorgen. Wat kan het in de avond van het leven zwaar wegen dat man of vrouw, vader of moeder is weggevoerd en nooit meer terugkeerde. Of nog vaker: hoe kan tientallen jaren later nog de pijn gevoeld worden van een mislukt huwelijk omdat man en vader na terugkeer uit Duitsland een onberekenbaar of depressief mens was geworden. De last van het oorlogsverleden kan dus zwaar drukken op mensen.
Juist daarom moeten er geen extra complicerende factoren worden ingebracht bij de dodenherdenking. Alle gedachten moet zich in rust kunnen richten op hen die vielen. Het was beter geweest om Rost van Tonningen niet te laten spreken.
Littekens
Toch is er ook een andere zijde. Ook kinderen van NSB'ers dragen littekens mee van de Tweede Wereldoorlog. Dat wordt vaak vergeten, en als mensen het zich realiseren, is het vaak niet bespreekbaar. Nog steeds niet.
Laat direct helder zijn: het leed van een kind van omgekomen Joden of van een gefusilleerde verzetsstrijder laat zich moeilijk vergelijken met dat van nakomelingen van NSB'ers. Sytse van der Zee, zelf zoon van een volgeling van Mussert en schrijver van een boek over het oorlogsverleden van zijn familie, zei ooit in een interview met deze krant: "Wat Joodse kinderen is overkomen, is honderdduizend keer erger dan wat ik heb doorgemaakt. Ik had ouders, familie, een huis. Toch: dat kleine leed kan heel bepalend zijn voor iemands leven." Het verdriet dat Joodse overvenden van de Tweede Wereldoorlog meetorsen, is onbeschrijfelijk groot. Dat is zonneklaar. Maar het leed van NSB-nabestaanden is er ook.
Op zichzelf is begrijpelijk dat mensen tijdens en na de oorlog niets van doen wilden hebben met families die heulden met de vijand. De afkeer van deze landverraders zat bij een deel van de bevolking diep. Heel diep. Anderen lieten hun aversie nadrukkelijk blijken om zo hun eigen vaderlandsliefde te onderstrepen. De historicus Chris van der Heijden heeft daarbij wel eens de opmerking gemaakt dat mensen na de oorlog vaak anti-NSB'ers waren omdat zijzelf in de oorlog bepaald niet zo'n moedige rol hadden vervuld.
Geen plaats
Na de oorlog was er voor NSB-families geen plaats en voor hun tranen al helemaal niet. "Mijn vader en mijn moeder waren in de oorlog bij de NSB. Dat wist heel het dorp. Na de Bevrijding zijn zij opgepakt en maandenlang geïnterneerd. Maar al tijdens de bevrijdingsfeesten was duidelijk dat niet alleen mijn ouders, maar ook ik gehaat werd", zei enkele jaren geleden Johan de Jong, die opgroeide onder de rook van Rotterdam. Hij was zes jaar toen de Duitsers verjaagd werden, had alleen al gezien zijn leeftijd part noch deel aan NSB-activiteiten, maar tijdens de bevrijdingsfeesten werd hij uitgesloten, uitgescholden en bespuwd.
"Ik hoorde er niet bij en dat is jarenlang zo gebleven. Nog steeds rust er feitelijk gezien een taboe op mijn oorlogsverleden. Dat ik ondanks hun verkeerde houding en daden hield van mijn vader en moeder, stuitte op onbegrip. Je voelde je verlaten. Mensen uit het dorp zeiden soms: "Je ouders moeten worden opgehangen." Dat trok bij mij als kind diepe sporen.
Later groeide er verwijdering tussen mij en mijn ouders omdat de oorlog niet bespreekbaar was. Het grote zwijgen was verstikkend. Bij solicitaties, begin jaren zestig, werkte het tegen me dat ik uit een NSB-nest kwam. En nog altijd schaam ik me voor mijn familiegeschiedenis. Ook in de kerk is ons gezin jarenlang met de nek aangekeken, we kregen de eerste tien jaar zelfs geen huisbezoek, want we waren outcasts."
Het verhaal van De Jong staat niet op zichzelf. Duizenden kinderen van NSB-ouders hebben tientallen jaren moet zwijgen over hun jeugd in oorlogstijd. Dat had niet mogen gebeuren. Historicus Van der Heijden: "Het Militair Gezag schreef in juli 1945 dat voorkomen moest worden dat deze kinderen hun hele leven het stempel "NSB-kind" zouden dragen. Dat is mislukt. Hun jeugd werd vaak gedomineerd door angst vanwege de plagerijen en door schaamte vanwege een verleden waarvoor ze niet verantwoordelijk waren."
Schade
Dat deze ervaringen emotionele schade veroorzaakten, is evident. Psychosociaal onderzoek heeft aangetoond dat kinderen van NSB'ers vaak kampen met allerlei klachten, zoals: leven in een isolement, het missen van een gevoel van veiligheid, een loyaliteitsconflict jegens hun ouders, plaatsvervangende schuldgevoelens. Deze reeks zou verder uit te breiden zijn.
Om meer aandacht te krijgen voor deze problematiek is in 1981 de Stichting Werkgroep Herkenning opgericht. De leden zijn kinderen van NSB'ers. Naast de oorspronkelijke bedoeling om vooral elkaar te steunen, is er via de stichting meer aandacht gekomen voor de specifieke noden van deze groep. Toch worden nakomeling van NSB'ers nog altijd gezien als tweederangsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Hun tranen zijn niet in tel, ze moeten hun kruis alleen dragen.
Triest is het om te constateren dat de afwijzing van NSB-kinderen ook binnen de kerken plaatshad. "We hoorden er gewoon niet bij. Soms werd dat hardop gezegd, maar vaak merkte je het zonder dat dit uitgesproken werd", vertelde Johan de Jong. "Dat negeren, dat altijd maar zwijgen en je ondoorgrondelijk aankijken, dat was een nachtmerrie.
Een predikant probeerde dat te doorbreken. In een preek zei hij: "Zelfs als je vader en moeder NSB-lid zijn geweest, dan nog wil God je dat vergeven." Hij deed dit met de beste bedoelingen, maar het bracht me in de grootste vertwijfeling. Mij vergeven dat mijn ouders fout waren? Hoezo, daar kan ik toch niets aan doen? zo dacht ik. Ik raakte ontredderd, wilde breken met de kerk. Dankzij mijn verloofde ben ik bij de gemeente gebleven."
Natuurlijk kan men zich afvragen in hoeverre er in de eerste vijftien, twintig jaar plaats was voor het leed van NSB-kinderen. Het leed van andere groepen oorlogsslachtoffers vroeg alle aandacht. In de pastorale zorg viel het niet mee om zowel de slachtoffers en nabestaanden uit het verzet, de razzia's en de strijd te helpen en er tegelijk te zijn voor nazaten van landverraders. Dat was een groot dilemma. Maar met alle begrip voor die situatie moet toch worden erkend dat laatstgenoemde groep ondersneeuwde bij de aandacht voor de eerste categorie.
En nog steeds blijft positieve aandacht en zorg voor NSB- kinderen lastig. Om een voorbeeld te noemen: het aantal christelijke jeugdboeken dat gaat over moedige verzetstrijders, Joden en onderduikers is niet te tellen. Maar er zijn nog geen tien boeken voor jongeren met als thema: de problematiek van NSB-kinderen.
Eigen verantwoordelijkheid
Wie de feiten eerlijk onder ogen ziet, zal moeten toegeven dat kinderen van NSB'ers ten onrechte aangekeken worden op de fouten van hun ouders. Terwijl ze part noch deel hadden aan de foute keuzes en verkeerde daden van hun vader en/of moeder, worden zij er wel op afgerekend.
Ieder moet toegeven dat het deze kinderen ook niet kwalijk valt te nemen dat zij -zeker in hun jeugd- kozen voor hun ouders en hen ook liefhadden. Net als elk ander kind koesterden ze zich aan de liefde die hun ouders gaven en waren ze -vaak tot de jaren des onderscheids- trots op hetgeen pa of ma deed. Net zoals elk ander kind.
Wie eerlijk de Bijbel leest, zal ook tot de conclusie moeten komen dat het niet juist is deze kinderen af te rekenen op de misstappen van hun ouders. In Ezechiël 18:18-20 wijst de profeet erop dat ouders en kinderen elk de straf voor hun eigen zonden moeten dragen. "Zijn vader, dewijl hij met onderdrukking onderdrukt heeft, des broeders goed geroofd heeft, en gedaan heeft wat niet goed was in het midden zijner volken: ziedaar, hij zal sterven in zijn ongerechtigheid. Maar gijlieden zegt: Waarom? Draagt de zoon niet de ongerechtigheid des vaders? Immers zal de zoon die recht en gerechtigheid gedaan heeft, en al Mijn inzettingen onderhouden en die gedaan heeft, gewisselijk leven. De ziel die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn." Ieder heeft dus zijn eigen verantwoordelijkheid en wordt persoonlijk gestraft. In die geest spreekt ook Jeremia: "Een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven" (31:30). Kinderen zijn niet af te rekenen op de daden van hun ouders.
Sommigen wijzen op de woorden in Exodus 20, waar de Heere zegt de zonden van de vaderen te zullen bezoeken in het derde en vierde geslacht. Maar daarbij worden wel dingen vergeten. Ten eerste dat het hier de Heere Zelf is Die deze bedreiging uit. Geen mens kan zich met Hem meten noch mag hierin een rechtvaardiging vinden om zelf het nageslacht van kwaaddoeners te straffen voor de overtredingen van zijn voorvaders.
Het tweede punt dat niet veronachtzaamd mag worden, is dat de Heere dit als waarschuwing laat horen aan de boosdoeners zelf. Zij moeten weten dat ook hun kinderen last zullen hebben van de zonden van hun vaderen. Ouders die het pad van ongerechtigheid bewandelen, nemen een groot risico, want het kwaad springt vaak over van kind op kind. Maar hier is geen rechtvaardiging in te vinden voor de naasten van boosdoeners om hun nageslacht uit te sluiten vanwege het kwaad dat hun vaders hebben aangericht.
Kinderen van NSB'ers hebben er niet voor gekozen uit een besmet nest te komen. Oog hebben voor hun nood betekent niet het leed van andere slachtoffers bagatelliseren, maar heeft alles te maken met barmhartigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 2011
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 2011
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's