Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Admissie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Admissie

5 minuten leestijd

Een alleraardigst boekje is het. In 1961 uitgegeven in de befaamde Boeketreeks van Kok Kampen. ”Ook u spreekt Grieks en Latijn” van dr. A. Sizoo. Op het Tomado boekenrekje bij ons thuis stond het pocketboekje naast ”Kaart van kerkelijk Nederland” van C. N. Impeta, ”Profetische vergezichten” van J. Overduin, ”Moeilijke kinderen” (!) van P. Steinz en nog enkele andere, alle in dezelfde serie verschenen. Dat kon toen nog, voor één gulden en vijftig centen haalde je vers van de pers een boek in huis.

Onderzoek

Dr. Sizoo schreef, blijkens zijn eigen Woord vooraf, „een eenvoudig boekje, dat geen ander doel heeft dan de lezer er opmerkzaam op te maken, hoeveel woorden wij dagelijks gebruiken, die van Griekse of Latijnse afkomst zijn.” Aan het woord ”admissie” gaat hij voorbij. Dat is jammer, maar wel begrijpelijk. Het is geen woord dat je elke dag gebruikt. Maar het is er wel één, een leenwoord, afkomstig uit het Latijn. Hebben we het over ”admissie-examen” (letterlijk: toelatingsonderzoek), dan tellen we er zelfs twee.

Binnen de lezerskring van het RD is deze deftige aanduiding niet onbekend. Het onderzoek dat binnen diverse kerken van gereformeerd belijden eenmaal per jaar wordt gedaan van hen die zich aanmelden om tot dienaar van het Woord te worden opgeleid. Telkens in het voorjaar treffen we in de landelijke kerkbladen de mededeling aan dat gegadigden zich kunnen opgeven, onder overlegging van een attest van hun kerkenraad. Het eigenlijke onderzoek vindt enkele maanden later plaats, in de regel in het gebouw waar de opleiding gevestigd is.

Ook in deze maanden zal het weer gebeuren. Jonge mannen met een overtuiging in hun hart kloppen op de deur van de kerk waartoe ze behoren. Ze hebben iets te melden. Al dan niet na veel innerlijke strijd durven ze onder woorden te brengen wat er in hun hart leeft. De roeping tot het wondere ambt. Eerst zal er een gesprek zijn met hun pastor. Daarna komen ze hun verhaal bij hun kerkenraad vertellen. Om daarna hetzelfde te doen bij het college dat de naam curatorium draagt. Dat alles met de hoop en het gebed dat het besef van roeping dat ze met zich meedragen, wordt overgenomen door de broeders die erover moeten beslissen.

(On)begrip

Voor enkele dingen zou ik aandacht willen vragen. Allereerst voor de positie van de laatstbedoelde broeders. Het zou best kunnen zijn dat er binnen de kerken hier en daar flink argwanend tegen hen wordt aangekeken. Zeker als er jaar op jaar geruchten van afwijzingen door de kerken gaan. „Geen vrijmoedigheid…” zo is er gezegd. En misschien het jaar daarop opnieuw. Zo licht kan er irritatie en onbegrip ontstaan, als we het niet begrijpen. „Weten ze het daar soms beter dan de Heere, Die toch kennelijk riep?”

Ik zou om begrip willen vragen voor de zware verantwoordelijkheid van kerkenraden en curatoren. Deze beslissingen zullen voor Gods aangezicht genomen worden, laat die overtuiging in de kerken domineren. Uit eigen ervaring weet ik enerzijds hoe moeilijk de opgave is, telkens weer, om in verantwoordelijkheid voor de Heere en voor de kerken een gewetensvol oordeel te vormen. Maar ook hoe in alle eerlijkheid en in gezamenlijke worsteling gezocht wordt het goede voor de dienst van de Heere te zoeken.

Transparant

Wel is het van belang nazorg te bieden en naar de kandidaten toe transparant te zijn. Met een loutere mededeling van afwijzing mag in Gods kerk niet worden volstaan. Kerkenraden en curatoren moeten het aandurven zich kwetsbaar op te stellen en de gronden van het negatieve besluit mee te delen met degene die is afgewezen. Meer nog dan dat, zullen zij hun pastorale hart moeten tonen door de teleurgestelde broeders op te vangen en hen op te beuren. Adviezen te geven ook met het oog op de verwerking van hun verdriet en hun vragen. Bovenal samen met hen te bidden en de Heere te smeken om Zijn verdere leiding.

We weten uit het Evangelie dat de Heere Jezus Zijn discipelen uitzond, een twaalftal en ook nog eens een zeventigtal. „Hij zeide dan tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige. Daarom, bidt de Heere des oogstes dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote” (Lukas 10:2). Nergens in het Nieuwe Testament blijkt dat deze opdracht tot het gebed is ingetrokken. We achten hem gericht tot heel de gemeente. Immers, met een woord van de apostel Paulus, hoe zullen ze geloven als ze niet gehoord hebben? Hoe zullen ze horen zonder dat hun gepredikt wordt? Hoe zullen ze prediken als ze niet gezonden worden?

„Opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van de zeer blijde boodschap, door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde…” zo belijden we met de Leerregels van Dordt (I.3). Zouden die roeping en zending niet voortdurend inhoud van dringend gebed moeten zijn?

Reageren? welbeschouwd@refdag.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 2013

Reformatorisch Dagblad | 11 Pagina's

Admissie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 maart 2013

Reformatorisch Dagblad | 11 Pagina's