Waarom ook alweer?
Een vrouw stapt op zondagmorgen uit haar huis. Ze draagt een donkerblauwe hoed met sprietjes en is klaar om naar de kerk te gaan. De buurvrouw, die net de heg gaat knippen, vraagt waarom ze die hoed nu eigenlijk opzet. Ja – waarom ook alweer?
Over de hele wereld, door de eeuwen heen, dragen christenvrouwen op zondag in de kerk iets op hun hoofd – een hoed, een baret, een hoofddoek, een sluier. De hoofdbedekking van vrouwen speelt in veel meer culturen en religies dan het westerse christendom een rol. Zo vertonen getrouwde orthodox-joodse vrouwen zich niet blootshoofds in het openbaar; ze dragen vaak een ”sjeitel”, een pruik. Moslimvrouwen hebben de hoofddoek, waarbij ze zich baseren op gedeeltes uit de Koran.
Voor christenen is de eerste brief aan de Korinthiërs het uitgangspunt voor de hoofdbedekking in de kerk. In dat Bijbelgedeelte besteedt de apostel Paulus er uitgebreid aandacht aan. Hij schrijft „met principiële argumenten” een praktijk voor die „noch bij de Griekse, noch bij de Romeinse cultuur aansluit”, aldus dr. R. Dean Anderson in zijn ”Commentaar op het Nieuwe Testament”. „Hoewel men destijds gevoelig was voor de rituele gepastheid van een hoofdbedekking bij het naderen van de goden, zowel thuis als in tempels, laat Paulus de hoofdbedekking hier duidelijk uitblinken als christelijk symbool.”
Anderson besluit met deze regels zijn uitleg –ruim tien pagina’s– over 1 Korinthe 11:16. Uit deze uitleg, en die van anderen, én uit de praktijk, blijkt dat dit Bijbelgedeelte nogal verschillend wordt geïnterpreteerd. Een lastig vers is bijvoorbeeld vers 10, waar het woord ”macht” ook vertaald kan worden als ”zeggenschap” of ”bevoegdheid”, en wat houdt dat dan in?
Dr. R. Seldenrijk verdiepte zich jaren geleden grondig in –onder andere– dit onderwerp. Zijn bevindingen staan in het boek ”Man en vrouw in de traditie der eeuwen. Ethische overwegingen bij aspecten van levensstijl” (Uitgeverij Groen, 1999). Seldenrijk is directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging; daarnaast doceerde hij 22 jaar ethiek aan de CGO-cursus (Cursus Godsdienst Onderwijs) van de Gereformeerde Gemeenten. Verder was hij vanaf 1995 bestuurslid bij het Instituut voor Cultuurethiek.
Die vrouw die op zondagochtend zo’n vraag van de hegknippende buurvrouw krijgt: wat kan zij zeggen?
Seldenrijk: „Zij kan zeggen: Wat ik draag, is een symbool, en dat verwijst naar een orde die God in de schepping heeft gelegd. Die orde gaat om de verhouding tussen mannen en vrouwen. Alles heeft zijn juiste plek van God gekregen.”
Dan zegt de buurvrouw natuurlijk: Een hoed... en de plek van mannen en vrouwen... dat snap ik niet.
„U knipt daar de heg. Om een voorbeeld uit de natuur te gebruiken: daarin zitten allerlei levende wezens, en die houden elkaar in evenwicht. Nu kun je bestrijdingsmiddelen gebruiken en van een mooi bloemen- en plantenlandschap een korenveld maken, maar dat kan alleen blijven bestaan als je bestrijdingsmiddelen blijft toepassen, omdat het normale, natuurlijke evenwicht weg is. Dat is ook zo’n orde die God gegeven heeft: ecosystemen.
Zo gaan wij ook als mannen en vrouwen op een natuurlijke manier met elkaar om, volgens de regels die de Bijbel geeft. De Bijbel zegt: Jezus Christus is naar de wereld gekomen om het gat van de zonde dat wij hebben gemaakt te helen. Hij heeft daarmee voor ons de genade verdiend, maar Hij heeft ook een voorbeeld gegeven, en dat volgen wij na. Hij is het Hoofd van de kerk; in de kerk gaat het om Hem, om Zijn Evangelie. In dat Evangelie hebben wij mensen ook een plaats. Hij is ons voorbeeld, en in de gemeente is de man het voorbeeld van de vrouw. Gelijkwaardig, allebei, als een beeld van God, maar dat heft de scheppingsorde niet op. En hiervan wil die hoed een symbool zijn.”
Verderop ontmoet de hoedendraagster een andere christin. „Hoeden”, zegt die. „Die tijd hebben wij gehad. Wat Paulus daarover zegt is tijd- en cultuurgebonden.” Wat zegt ze nu?
„Ik zou zeggen: de invulling van wat Paulus zegt, kan verschillen per cultuur. Maar wat erachter zit –die scheppingsorde, die Paulus in 1 Korinthe 11 als uitgangspunt neemt– is niet aan tijd of cultuur gebonden. De manier waarop Paulus zijn argumenten ordent, maakt duidelijk: we moeten hier wat mee. Het staat in een context waarin hij de orde binnen de gemeente heel zuiver wil houden. Dus moeten wij zoeken naar een vorm, een invulling van het symbool, die het beste past in onze tijd.”
Dan komt er een theoloog langs. „In dit deel van de Korinthebrief gaat het alleen over vrouwen die in het openbaar bidden en profeteren, niet om degenen die rustig in de bank zitten te luisteren.” Wat nu?
„Hoe moet je 1 Korinthe 11:10 uitleggen? Dat is een heel lastige. Theoloog Willem Ouweneel hield onlangs een betoog over de hoed, en hij ordende zijn gedachten rond de vraag: met welke hoofdbedekking kom je in de kerk? Daarvan zegt hij: a) Paulus heeft het over een sluier, niet over een hoed; b) volgens Paulus moet je je gedragen zoals je normaal doet – als je dus naar de kerk een hoed opzet, zou je dat door de week ook moeten doen en c) het gaat hier om vrouwen die vóórgaan, en dat mogen vrouwen helemaal niet in gemeenten waar hoeden worden gedragen.
De kanttekeningen leggen vers 5 uit in de lijdelijke vorm: het zou daar gaan om vrouwen die de gebeden aanhoren. Maar in de Bijbel staat dat niet, daar staat de actieve vorm. Dat is frappant.”
Denkend aan punt b van Ouweneel, en aan uw betoog over de scheppingsorde – betekent dit eigenlijk niet dat christelijke vrouwen ook buitenshuis een hoofdbedekking zouden moeten dragen, als ze consequent zijn?
„Dat is een punt dat hiermee samenhangt, maar daar doen we eigenlijk niks meer mee. Toen ik een kind was, hadden vrouwen iets op –of om– het hoofd als ze naar buiten gingen. Maar dat is voorbij. We hebben in reformatorische kerken een cultuurverschijnsel gemaakt van de hoofdbedekking.”
In uw boek schrijft u dat de gangbare hoedencultuur niet beantwoordt aan het Bijbelse gebod voor de samenkomst van de gemeente. Waarom niet?
„Onze hoedencultuur spoort inderdaad niet met er wat in 1 Korinthe 11:10 staat. Het gaat daar om iets wat van het hoofd afhangt – niet erop staat, maar eromheen hangt. Een sluier of een hoofddoek bijvoorbeeld. Het blijft jammer dat de gereformeerde gezindte niet de hernhuttercultuur heeft overgenomen, waarin alle vrouwen tijdens de eredienst een wit kapje droegen. Dat was eenvoudig en eenduidig.
Mensen weten verder vaak helemaal niet waarom ze een hoed dragen. Sommigen dragen de grootste exemplaren, en kletsen de hele dienst. Dan denk ik: Zo te zien hecht je weinig waarde aan het Woord, anders zou je luisteren – laat staan dat je snapt wat je op je hoofd hebt.
De betekenis van de hoofdbedekking komt uit het hart van het Evangelie. Zonder die betekenis heeft het symbool geen zin. Erger, dan hebben hoeden misschien te maken met materialisme en hoogmoed. Daarmee zijn we ver af van wat Paulus bedoelt.
Als we het symbool dragen en kunnen uitleggen –over de scheppingsorde en de goede verhouding tussen mannen en vrouwen– moet dat in de rest van onze levenshouding ook functioneren, anders is het een hypocriet gebeuren. Als je in de kerk uitdraagt dat je je ervan bewust bent dat ieder zijn eigen plek en rol heeft, maar in het dagelijks leven behoort tot de buitengewoon geëmancipeerden, dan botst dat. Eerbaarheid, dat is hier een ander kernwoord, en dat staat haaks op de verseksualisering in de maatschappij.
In de tijd van de Vroege Kerk schreef Diognetus –een stoïcijnse filosoof uit de tweede eeuw– over christenen. Hij noemde kenmerken: ze gingen niet met Jan en alleman naar bed, bleven af van de spullen van een ander, waren betrouwbaar. Overigens, schreef hij, „zijn ze qua leefgewoonten en kleding volstrekt gelijk.” Oftewel: ze vielen niet op. Toen was er dus nog geen folklore, zoals je onze hoedencultuur zou kunnen bestempelen. De hoofdbedekking hoort niet bij de Traditie met een grote T –de kernwaarden van het geloof– maar verwijst ernaar.”
In 1 Korinthe 11 staat dat de vrouw iets op het hoofd moet dragen „omwille van de engelen.” Hoe zijn de engelen hierbij betrokken?
„Engelen worden gedienstige geesten genoemd, ze zijn in dienst van God. Zij hebben een functie, ook in de gemeenten. Ze beschermen en leiden Gods kinderen, vaak zonder dat die het doorhebben. Ze hebben onze allereerste voorouders nog gekend. Het is de engelen niet om het even hoe zij die de Naam van Christus dragen in de wereld zich gedragen. Engelen kijken dieper, in het hart, en zij zien of in de eredienst alles gericht is op de dienst van God.”
1 Korinthe 11:1-16 (SV)
1 Weest mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus.
2 En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik die u overgegeven heb.
3 Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.
4 Een iegelijk man, die bidt of profeteert, hebbende iets op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd;
5 Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware.
6 Want indien een vrouw niet gedekt is, dat zij ook geschoren worde; maar indien het lelijk is voor een vrouw geschoren te zijn, of het haar afgesneden te hebben, dat zij zich dekke.
7 Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans.
8 Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit den man.
9 Want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man.
10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil.
11 Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.
12 Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God.
13 Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?
14 Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?
15 Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange haar voor een deksel haar is gegeven?
16 Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods.
Bekende preek
Op pastoralepreken.nl is een bekende preek van prof. dr. C. A. Tukker (1938-2007) terug te luisteren over de hoofdbedekking. Op http://verbond.blogspot.nl/2007/02/hoofd-en-hoofddeksel.html staat de tekst ervan. De preek is in de jaren 80 van de vorige eeuw gehouden in de hervormde gemeente De Bron in Urk en werd daarna op grote schaal verspreid; cassettebandjes gingen het hele land door.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 oktober 2013
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's