Voedsel uit de vuilnisbak
Formeel is het verboden: in vuilnisbakken van supermarkten klimmen en bruikbare spullen meenemen. Maar gedoogd wordt het wel, weet Eelke de Gelder (26) uit Nieuwegein. Hij leeft met zijn huisgenoten van weggegooid voedsel. „Soms voel ik weerzin, maar dat is zo over.
De Gelder presenteert een Luikse wafel, netjes op een schoteltje. „Ik heb niet naar de houdbaarheidsdatum gekeken, wacht even.” Ten minste houdbaar tot 30 juli, leest hij op de verpakking. Hij grinnikt. „Onzin dat zoiets nu niet meer goed zou zijn. Het is gewoon suiker en vet. Daarom eet ik het trouwens ook niet vaak. Als je duurzaam wilt leven, ga je niet je eigen lijf ruïneren.”
Samenleven
De koeken komen uit een container van een supermarkt uit de buurt. De Gelder: „Het is bijzonder om voedsel te consumeren dat al weggegooid is. Daardoor hoeft er voor ons niets extra’s meer geproduceerd te worden. Dat is een principiële kwestie.”
Deze manier van leven past echt bij hem, geeft hij aan. „Wat mij drijft, is de vraag hoe we in deze wereld op de beste manier met elkaar kunnen samenleven. Na mijn bachelor geneeskunde ben ik daarom de master Global Health gaan doen. Nu bestudeer ik voor mijn scriptie de samenwerking in de ontwikkelingshulp op wereldniveau.”
De masterstudent woont sinds vorig jaar in een woongroep. „Het is een mooie woonvorm, vooral als je nog niet getrouwd bent. Veel meer ruimte dan in een studentenhuis, maar je zit toch niet in je eentje. Ik kwam hier terecht via vrienden van mij, die met spoed op zoek waren naar een nieuwe huisgenoot.” In totaal telt woongroep Huize Humus nu tien bewoners, onder wie een stel met een baby en een permanente gast: een asielzoeker zonder verblijfsvergunning aan wie De Gelder de helft van zijn kamer afstond.
Visie
Zoals humus de aarde vruchtbaar maakt, willen de bewoners van Huize Humus een gemeenschap zijn tot opbouw van hun omgeving. Al voordat De Gelder er woonde, besloten ze om als christenen duurzaam in het leven te staan. Praktische gevolgen? Ze zijn zuinig met was, scheiden hun afval, kopen lokale en biologische producten, gebruiken groene stroom en „skippen zo veel mogelijk om eten te redden uit de vuilnisbak”, aldus de huisregels die in de kamer ophangen.
Skippen, ook wel ”dumpster diving” genoemd, is het speuren in containers van supermarkten naar weggegooid eten. De Gelder ziet het vele voedsel dat weggegooid wordt als „collectief economisch falen.” „We zoeken naar een manier om dat te corrigeren. Het eten in de containers zou anders terechtkomen bij de vuilverbranding. Die mooie, gave paprika’s! Als weggegooid voedsel goed gesorteerd wordt, wordt er hooguit nog biobrandstof van gemaakt. Maar ook dat is een degradatie van goede producten. Voedsel hoort niet in de vuilcontainer.”
De voorraadkast van de woongroep is inmiddels overvol. „De aardappels zijn deels geskipt en komen deels uit eigen tuin”, licht De Gelder toe. Ook het brood is een geval apart, zegt hij. „We kennen een bakker die brood dat over is, altijd buiten zet. In principe kan iedereen het meenemen, maar wij zijn de vaste klanten. Elke week nemen we ongeveer tien broden mee. We hebben er geen plek voor in de diepvries, maar ongesneden brood blijft precies lang genoeg vers.”
Mijnwerkerslamp
Een rondje langs de verschillende supermarkten is meestal goed voor drie tot zes volle boodschappentassen. Op hoge, grijze laarzen en gehuld in een CSFR-trui met daarover een regenjas, gaat De Gelder op pad. De mijnwerkerslamp op zijn hoofd is niet alleen een vervanging voor het fietslicht dat het niet doet, maar komt ook goed van pas bij het zoeken in de containers.
De Gelder: „Ik vind het niets bijzonders meer om in een container te klimmen. Soms bekijk ik het weleens door de ogen van een ander, als er iemand voor het eerst meegaat. En dan weet ik het weer: ik ben iets heel leuks aan het doen. Iets heel bijzonders. Je vindt mooie dingen die waardevol en toch gratis zijn. Zo je eten bij elkaar zoeken, geeft een euforisch gevoel.”
Geeft het niet eerder een vies gevoel? De Gelder grinnikt. „Ja, soms is het wel vies. Echt vies. Vooral ’s zomers. Dan voel ik wel weerzin, maar dat is altijd snel over als je ziet wat je allemaal vindt. We zijn altijd blij met mooie groenten. Toch is mijn mooiste vondst die van de honderd zakjes paaseitjes, in allerlei smaken. Ik ben gek op chocola. En het is zo leuk om die zakjes ook aan anderen te kunnen uitdelen.”
De Gelder geeft grif toe dat het skippen voor hem niet alleen principiële redenen heeft. „We sparen hier veel geld mee uit, dat voelen we natuurlijk in de huishoudportemonnee. We hebben dus genoeg over om dingen die we niet vinden, biologisch te kopen.”
Babymutsje
Geroutineerd maakt De Gelder een container open, in een schemerig straatje achter een gesloten winkel. In eerste instantie zijn er alleen vuilniszakken te zien. „Wij hebben hier al zo veel ervaring mee, dat je precies voelt wat in welke zak zit. Dit is de broodzak, met allemaal klaargemaakte broodjes. Die nemen we nooit mee.” Hij verplaatst de vleeszak met een vies gezicht. „Daar kun je beter van afblijven.” Dan komt er een lading fruit tevoorschijn. Vier appels in een verpakking, waarvan er één helemaal beurs is. Die blijft achter, de overige drie belanden in een boodschappentas. Daarna vier rijpe kiwi’s, verpakte kaasbroodjes, gevulde koeken, een appeltaart in een gesloten verpakking, twee zakken perssinaasappels.
„Het lijkt niet erg veel, deze keer”, merkt De Gelder op. „Gisteren ben ik ook al geweest, daar zal het wel door komen.” Maar dan vindt hij een tas met non-foodproducten. Enthousiast haalt hij er het ene na het andere uit: een opengescheurde zak kaarsen, een badmat, een puntgaaf roze fotoalbum („geinig cadeautje voor een huisgenoot”), een vloerkleed, vier fotolijstjes, een knutselset voor kinderen, een rompertje en een babymutsje („leuk voor mijn neefje”), een mondharmonica, een sierkussensloop. De Gelder kijkt kritisch naar dat laatste. „Tja, wat moet je er eigenlijk mee. Je kunt ook te veel spullen verzamelen.”
Vuilnislucht
De volgende container is maar een paar minuten verder fietsen. Er komt een typische vuilnislucht uit. De Gelder trekt zich er niets van aan. „Hier vinden we meestal goede groente en fruit”, zegt hij opgewekt. Tussen al het afval graaft hij met blote handen naar dingen die de woongroep kan gebruiken. Een zak aardappels, handenvol tomaten, tien appels, een rodekool („de eerste van het seizoen”), een doosje champignons, sjalotjes, witlof en een aantal bloemkolen. „Het valt je toe”, mijmert De Gelder. „Zo voelt dat: alsof je het krijgt.”
Tegelijkertijd is hij zich ervan bewust dat skippen in zijn woonplaats formeel verboden is. „Afval is officieel eigendom van het afvalverbrandingsbedrijf. Toen ik de eerste keer alleen op pad ging, was ik even bang dat ik problemen met de politie zou krijgen. Maar dat viel mee: skippen wordt wel gedoogd. Als een agent vraagt wat we aan het doen zijn, ben ik heel respectvol en vriendelijk. Ik laat zien wat we gevonden hebben, dan geeft de politie ons vaak gelijk. We hebben nog nooit een boete gekregen.”
Supermarkteigenaren nemen het hem misschien niet in dank af dat hij hun producten niet in de winkel koopt, maar vanuit de container meeneemt. De Gelder reageert laconiek. „Er hangen hier camera’s, dus ze weten ervan. Misschien vinden ze het geen leuk idee, maar de meesten laten het zo. Al is er nu wel één supermarkt waarvan de container tegenwoordig vaak op slot zit.”
Waardevol
In de keuken worden de vondsten uitgestald en schoongemaakt. Een van de fotolijstjes blijkt toch kapot te zijn. De Gelder scheidt het glas, het papier en de rest van het lijstje van elkaar. „Soms voel ik me net een afvalscheidingsmachine. Maar beter zo dan dat het allemaal op één hoop terechtkomt.”
De groente en het fruit worden geroutineerd afgewassen. De Gelder legt de losse tomaten en appels op een afdruiprek te drogen. „Voor mij heeft voedsel meer waarde dan alleen de commerciële waarde”, benadrukt hij. „Ik wil heel bewust omgaan met alles wat geschapen is, omdat ik denk dat God ook zo naar deze dingen kijkt. Ik kan er dan ook echt dankbaar voor zijn.”
Door het skippen is De Gelder veel producten meer gaan waarderen. „Als je in de winkel een bloemkool ziet liggen die half rot is, laat je die liggen. Als wij zulke dingen vinden, nemen we ze mee, omdat ze half goed zijn. Dat is een levenshouding die ik breder wil ontwikkelen. Geen mensen afkeuren omdat ze trekjes hebben die mij irriteren, maar juist het waardevolle in hen zien. Ik hoop dat deze manier van leven ook op dat vlak een leerschool voor mij is.”
Duurzame keuzes maken: wat betekent dat in de praktijk? Mensen vertellen. Deel 7 >>digibron.nl/duurzaamleven
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 2013
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 2013
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's