Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van trijpen kussen tot Voddenstoel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van trijpen kussen tot Voddenstoel

7 minuten leestijd

Rond 1900 was de kachel het middelpunt van de Nederlandse woonkamer. Enkele decennia later werd de centrale verwarming gemeengoed. De welvaart nam toe, het wooncomfort steeg. En het centrale punt van de kamer? Dat werd bij velen de tv.

De expositie ”Living Spaces” in het TextielMuseum in Tilburg laat zien hoe het Nederlandse interieur de afgelopen honderd jaar veranderde. Allerlei ontwikkelingen, zoals kleiner wordende gezinnen, de stijgende welvaart, de komst van elektrisch licht, centrale verwarming, huishoudelijke apparaten en media zoals televisie, radio en computer, beïnvloedden onze manier van wonen. De centrale vraag is steeds: Welke rol speelde textiel in het interieur?

Het museum heeft verschillende stijlkamers ingericht die samen een beeld geven van honderd jaar textiel in huis. Elke stijlkamer vertegenwoordigt een bepaalde periode: van het jaar 1900 tot en met 2012. Ook is er aandacht voor wonen in de toekomst.

De stijlkamers zijn geen afspiegeling van het interieur Jan Doorsnee. Ze laten de ideaalbeelden zien van ontwerpstromingen uit diverse periodes. Sommige stijlkamers zijn gebaseerd op iets wat in veel woonkamers te vinden was in een bepaalde tijd, zoals de zitkuil uit de jaren 70. Tussen het ideaal van de ontwerpers en de werkelijkheid gaapt soms een groot gat: de ideeën van eerstgenoemden stroken vaak niet met het doorsnee Nederlandse interieur. Een kwestie van smaak, inkomen, achtergrond en milieu. Ook dat wordt in de expositie zichtbaar gemaakt. Elke ruimte biedt film- en geluidsfragmenten over het dagelijks leven uit een bepaalde tijd. Zo kan het dat, bijvoorbeeld in de stijlkamer van rond 1900, de luxe trijpen kussens, het prachtig geborduurde haardscherm en het damasten tafellinnen in schril contrast komen te staan met de beelden van straatarme arbeidersgezinnen in vervallen eenkamerwoningen waarin het vocht langs de muren druipt.

Rond het jaar 2000 weet het designplatform Dutch Design (interieur)ontwerpen van Nederlandse bodem internationaal op de kaart te zetten. Waardering voor ambachtelijkheid gaat bij deze ontwerpers hand in hand met de toepassing van hightech materialen en de nieuwste computertechnieken. Belangrijke thema’s voor hen zijn recycling, duurzaamheid en milieu. Een opvallend object in deze stijlkamer is de ”Voddenstoel” van de Nederlandse ontwerper Tejo Remy. Gemaakt van afgedankt textiel in allerlei kleuren, dat wordt bijeengehouden met zwarte banden. Het lijkt eenvoudig.

De expositie ”Living Spaces” in het TextielMuseum in Tilburg is te zien tot en met 11 mei. >>textielmuseum.nl


1900-1920: zware stoffen, sierlijke motieven

Rond 1900 leven in armoedige volkswijken in de grote steden talloze arbeidersgezinnen in donkere, vochtige krotwoningen. De gegoede burgerij heeft aanzienlijk meer ruimte tot haar beschikking. Haar huizen hebben doorgaans een voorkamer, een achterkamer en aparte slaapkamers voor kinderen en ouders. Vaak zijn er kasten en bedsteden ingebouwd.

In het interieur van de gegoede klasse is de invloed van de kunststroming jugendstil of art nouveau zichtbaar. Ontwerpers die tot deze richting gerekend kunnen worden, gebruiken aan de natuur ontleende motieven: sierlijk gestileerde planten en bloemen, vogels en insecten. Ze hechten aan ambachtelijkheid en de toepassing van ‘eerlijke’ materialen, zoals hout.

In het interieur worden veel zware stoffen gebruikt: velours gordijnen, kostbare trijpen bekleding voor bijvoorbeeld stoelkussens. Mede door de banden met Nederlands-Indië zijn ook gebatikte stoffen populair.

Op de wanden is vaak houten lambrisering aangebracht, daarboven is de muur bespannen met stof. Ook wandkleden zijn populair, net als geknoopte karpetten en linnen damasttafelgoed met sierlijke motieven, gebaseerd op flora en fauna.

De kleurcombinaties zijn vaak contrasterend of juist subtiel op elkaar afgestemd. Veelgebruikt zijn okertinten of combinaties als oranje-donkerblauw of goud-groen. De tinten harmonieren met het vele hout in het interieur.

1920-1940: lijn, vlak en kleur

In de jaren na de Eerste Wereldoorlog verzetten meerdere kunststromingen zich tegen de heersende tradities in kunst en architectuur. Ontwerpers en architecten zoals Mondriaan, Gerrit Rietveld en Theo van Doesburg pleiten voor een sobere, geometrische vormentaal: rechte lijnen en vlakken.

De industriële productie is inmiddels een feit geworden. Ontwerpers denken dat hierdoor „verantwoord vormgegeven meubels” ook voor de massa betaalbaar zouden moeten worden. Ze zijn van mening dat een modern interieur praktisch en hygiënisch moet zijn. ”Licht, lucht en ruimte”, is daarbij het motto. Spaarzame meubilering en stoffering en gladde, goed schoon te maken oppervlaktes helpen hierbij. Baanbrekend voor deze tijd zijn de zogenoemde stalenbuismeubelen van ontwerper W. H. Gispen, die in 1916 de designmeubelfabriek Gispen opricht.

Bij de productie van interieurstoffen is weven bijzonder populair. Deze techniek is heel geschikt om, door de keuze van onder andere de garens, een subtiel spel van lijnen, kleuren en structuren te laten ontstaan.

1950-1965: invloed van Goed Wonen

In 1946 richt een groep ontwerpers, fabrikanten en winkeliers de stichting Goed Wonen op. Ze maken zich sterk voor de aanwezigheid van licht, lucht en ruimte in de vaak kleine woningen die in deze tijd van de wederopbouw in hoog tempo uit de grond worden gestampt. Ook willen ze de Nederlanders wat ”smaakopvoeding” geven. Goedgekeurd in hun ogen zijn onder andere meubels van Gispen en interieurstoffen van Weverij De Ploeg. Mede door de invloed van deze beweging is het interieurtextiel van De Ploeg populair in deze tijd, net als de wollen dekens van het Tilburgse bedrijf AaBe.

De slaapkamer verandert in deze jaren naar een ruimte die ook geschikt is voor verblijf overdag. Het comfort stijgt, er komen meer stoelen en soms een bureau. ’s Avonds stappen talloze Nederlanders in het bed ”Cleopatra” van de Deventer beddenfabrikant Auping. Dit model uit 1953 blijkt een kaskraker te zijn en blijft een kwarteeuw in productie.

In veel naoorlogse nieuwbouwwoningen wordt standaard een Bruynzeelkeuken geplaatst: een versoberde versie van een model uit 1938 van industrieel ontwerper Piet Zwart. En wie helemaal bij de tijd is, hangt daarin een handdoek of theedoek op van het merk Nicolientje, met ingeweven eetgerei of serviesgoed.

1965-1980: schrootjes, eetbar en zitkuil

In de maatschappij is er sprake van een toenemende individualisering die haar weerslag heeft op het interieur. De jongere generatie struint rommelmarkten af op zoek naar een uniek stuk en velen passen hun doorzonwoning naar eigen behoefte aan. Wanden worden opengebroken, schrootjes worden op muren en plafonds getimmerd, er komen een eetbar en een zitkuil.

Textiel is helemaal terug in het knusse interieur met gestoffeerde meubels, kussens en zitzakken. Op het behang, de gordijnen en de kussens staan vaak grote, felgekleurde bloemen en streeppatronen in bruin-oranje, paars-groen of rood-oranje. Ook doe-het-zelven en handwerken zijn populair. Er wordt gehaakt, gemacrameed, gebreid, gesponnen en geweven. Voor de ramen hangen zelfgehaakte gordijntjes en wie een beetje handig is, maakt zijn zitkuil zelf.

1980-1990: bonte mix van stijlen

Italiaanse ontwerpers baren opzien met speelse, sculpturale meubels, een bonte mix van stijlen en kleurrijke objecten. Hun creaties zijn een tegenreactie op de modernistische denkbeelden waarbij eenheid van vorm en functie vooropstaat. De Italianen vinden met hun postmoderne stijl in Nederland navolging van kleine groep ontwerpers.

Een Nederlandse klassieker binnen dit genre is de fauteuil ”Groeten uit Holland” van ontwerper Rob Eckhart, waarbij de arm- en rugleuning zijn afgeleid van de vorm van een tulp. Je kunt er op twee manieren in zitten: rechtop en half liggend.

1990-2012: hightech materialen

Nederlandse ontwerpers weten in deze periode het Dutch Design (letterlijk: ontwerpen uit Nederland) internationaal op de kaart te zetten. Tot aan die tijd was ons land vooral bekend vanwege de grafische vormgeving, maar vanaf de jaren 90 komt ook het industriële ontwerp (design) internationaal in beeld. Designbureaus en collectieven als Droog en Moooi dragen hieraan bij. Kenmerkend voor Nederlands design zijn onder meer de minimalistische en experimentele ontwerpen, gecombineerd met een vleugje humor.

De ontwerpers hebben oog voor ambacht, traditie, recycling en enerziezuinige productie. Hun creaties zijn vaak reflecties op ambachten en traditionele technieken, maar worden gerealiseerd met behulp van computergestuurde machines. Ze verenigen ambacht en traditie met hightech materialen en de modernste technieken.

In 1995 zet de designstichting Droog in samenwerking met de afdeling lucht- en ruimtevaarttechniek van Technische Universiteit Delft het Dry Tech Project op. Hiervoor experimenteren ontwerpers met vezelversterkte kunststoffen, op zoek naar nieuwe toepassingen voor het interieur.

De ”Knotted Table” van ontwerper Marcel Wanders is een voorbeeld van de samensmelting van ambacht en traditie met modern materiaal. De poten zijn gemaakt van vezelversterkte kunststoffen, maar ze zijn verwerkt met een traditionele handwerktechniek: macramé.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Van trijpen kussen tot Voddenstoel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 2014

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's