Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woordenspel domineert spijtbetuiging Japan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woordenspel domineert spijtbetuiging Japan

4 minuten leestijd

Vandaag houdt premier Abe zijn herdenkingsrede rond zeventig jaar einde van de Japanse agressie. Buurlanden spitsen de oren: welke woorden van spijt worden wel, en welke niet gebruikt?

Wat gaat hij vandaag wel, en wat niet zeggen? Die vraag brandt al een tijd op de lippen van journalisten, diplomaten en politici.

En die ”hij” is de Japanse premier Shinzo Abe, die vandaag in een officiële toespraak het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië zal herdenken, morgen precies zeventig jaar geleden.

Japanse uitspraken over de oorlog in Oost-Azië liggen sowieso gevoelig, zeker ook in de regio zelf, waar landen als China en Zuid-Korea nog altijd groot wantrouwen koesteren jegens de vroegere bezetter. Juist nu spanningen in de regio oplopen vanwege geschillen over het bezit van eilandjes, is oud zeer uit het verleden het laatste wat je daarbij kunt gebruiken.

Als fervent nationalist, die van Japan weer een „trotse en fiere” natie wil maken, heeft de premier de schijn tegen. Abe –en met hem de nationalistische achterban binnen de regeringspartij LDP– vindt dat zijn land zich niet hoeft te schamen voor zijn verleden.

Twee jaar geleden nam hij dan ook deel aan een gebedsbijeenkomst in de beruchte Yasukuni-tempel, die tevens als oorlogsmonument fungeert.

Het is berucht omdat er ook veertien veroordeelde Japanse oorlogsmisdadigers worden herdacht. Voor China is er geen grotere steen des aanstoots dan de prominente rol die Yasukuni nog altijd heeft in het ritueel rond de Japanse herdenking van de oorlog.

Zuid-Korea valt vooral over Japans verbale gesleutel aan het begrip troostmeisjes: oorlogsprostituees uit de landen die Japan destijds bezette. Telkens weer zaaien Japanse politici twijfel: ze zouden dat vrijwillig hebben gedaan, en niet in opdracht van de Japanse regering of de legertop.

Een doorn in Abes oog is ook de door de VS opgelegde vredesgrondwet van 1947 die het Japan verbiedt om een gewoon leger te hebben waarmee het overzeese militaire operaties kan uitvoeren. Abe vindt dat Japan vanwege het steeds machtiger wordende China en tegenover het grillige Noord-Korea een geloofwaardig militair antwoord moet hebben.

Japans grootste bondgenoot, Amerika, prijst die zelfbewustere opstelling. Maar de Japanse bevolking zelf denkt daar anders over en daarom valt er aan die grondwet vooralsnog niet te sleutelen. Burgers moeten zich daar immers in een referendum over uitspreken.

Dan maar een wettelijk vastgelegde andere uitleg (herinterpretatie) van die grondwet, bedacht Abe. Op 16 juli kreeg hij dat voorstel door het Japanse Lagerhuis geloodst.

Het resultaat is dat het Japanse leger voortaan militaire operaties mag uitvoeren, zij het wel onder een aantal voorwaarden.

Abe noemt die nieuwe taak vergoelijkend „proactief pacifisme”, maar tegenstanders vrezen een hellend vlak dat van Japan weer een normale militaire mogendheid maakt. Het Japanse Hogerhuis zal uitmaken wie gelijk heeft.

Zijn er dan geen politieke signalen die aangeven dat Japan echt een andere natie is geworden, ver voorbij wat het in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw was? Die zijn er zeker wel.

Een van de krachtigste was de toespraak van de socialistische premier Tomiichi Murayama op 15 augustus 1995. Daarin betuigde hij „diepe spijt” over en sprak hij zijn hartelijke verontschuldiging uit voor het Japanse oorlogsverleden. Murayama nam zelfs woorden als „koloniale overheersing” en „agressie” in de mond. Sindsdien geldt de rede van Murayama als een blauwdruk en norm voor alle latere Japanse premiers die zich uitspreken over het Japanse optreden in de jaren 30 en 40. Ook de toespraak van premier Abe zal worden getoetst op zijn Murayama-gehalte. Daarbij zullen de buurlanden van Japan zijn woorden op een gouden schaaltje wegen.

De Australische hoogleraar Tessa Morris Suzuki typeerde dit onlangs in een analyse als „woordspelletjesdiplomatiek.” Zo wees zij er op dat het Japanse woord voor ”spijt” –”hansei”– in zowel Japanse als Chinese en Koreaanse oren ook iets veel neutralers kan betekenen: evalueren, overwegen.

Nu gebruikte Murayama ook het woord ”hansei”, maar hij voegde er een woord aan toe: ”owabi” (verontschuldiging, excuses). Zonder dat ”owabi” zal Abes rede voor buurlanden van nul en generlei waarde zijn, verekert Morris-Suzuki.

Maar Abe zelf heeft ook niet stilgezeten. Geruststellend is bijvoorbeeld het rapport dat een speciale adviesraad op 6 augustus uitbracht. Dat ademt volledig de sfeer van de Murayama-verklaring, maar het woord ”verontschuldiging” komt er niet in voor. Dat lijkt dan weer te worden goedgemaakt door de overweldigende nadruk op Japan als een vredelievend land, „dat zijn les uit het verleden geleerd heeft” en dat daardoor een totaal andere natie is geworden. Japan wil alom de vrede dienen en de rechtsorde hoog houden.

Neemt Abe deze tekst over, gaat hij letterlijk Murayama citeren of blijft het bij een vage verwijzing? Vanavond weten we meer.

Zie ook Puntkomma pag. 6.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 2015

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Woordenspel domineert spijtbetuiging Japan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 2015

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's