Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontslagrecht (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontslagrecht (5)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thans kom ik even terug op hetgeen aan de orde werd gesteld in het derde artikel van deze serie. Daar werd uiteengezet, dat een partij, die van een arbeidsovereenkomst afwil, in vrijwel alle gevallen de werkgever, de mogelijkheid heeft om hetzij aan de direkteur van het Gewestelijk Arbeidsbureau een ontslagvergunning te vragen, hetzij aan de kantonrechter te verzoeken orn de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen. Ik laat hier buiten beschouwing het ontslag danwei de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfsreorganisatie dan wel bedrijfsinkrimping, derhalve werkvermindering. Ik ga hier echter nog even in op de beëindiging van een arbeidsverhouding op grond van verstoorde verhoudingen, zoals men dat pleegt te noemen. Dat laatste kan betreffen een verstoorde verhouding tussen werkgever en werknemer danwei een verstoorde verhouding tussen een werknemer en overige personeelsleden.

Een ontslagvergunningsaanvrage of een ontbindingsverzoek op grond van het laatste, derhalve verstoring van verhoudingen in het algemeen, is een hele moeilijke zaak, waar moeilijk een zinnig woord over te zeggen is. Een direkteur van een Gewestelijk Arbeidsbureau zal in dat geval niet gemakkelijk een gevraagde ontslagvergunning afwijzen. Wanneer hem blijkt, dat de schuld van de verstoring van de verhoudingen uitsluitend of grotendeels is gelegen bij de werkgever of andere personeelsleden, dan behoort in beginsel de vergunning niet te worden verleend. Het is echter een feit, dat in een dergelijk geval heel vaak wél wordt verleend. Daarbij wordt dan in het midden gelaten aan wie de verstoring te wijten is. Of zelfs, wanneer wordt overwogen, dat de verstoring grotendeels te wijten is aan de werkgever of anderen dan de betrokken werknemer, dan nog wordt in veel gevallen volstaan met te wijzen op het feit van de verstoring op zich en daaraan wordt dan de conclusie vastgeknoopt, dat een zinvol functioneren van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk is in het betrokken geval.

Kantonrechter

Wanneer een direkteur GAB een ontslagvergunning afwijst, heeft de andere partij, zeg de werkgever, de mogelijkheid om zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen. De praktijk leert vrijwel altijd, dat wanneer al de direkteur GAB de vergunning niet verleent én de aanvrager zich vervolgens tot de kantonrechter wendt, de laatste vrijwel altijd degene die de arbeidsovereenkomst beëindigd wil zien, alsnog zijn zin geeft.

Ook al moet de rechter weliswaar constateren, dat de oorzaak van de verstoring grotendeels bij de andere partij , zeg de werkgever of anderen ligt, dan nog overweegt hij vaak: 'Het gaat niet meer, want de verhoudingen zijn te zeer verstoord, ook al ligt daarvan de schuld bij de andere partij.' De rechter overweegt daarbij dan meestal ook de verwachting, dat bij een afwijzing van het ontbindingsverzoek, de andere partij het de werknemer toch onmogelijk kan maken om het werk te hervatten (boycotten, plagerijen enz.). De kantonrechter pleegt dan vaak in een dergelijk geval te overwegen, dat continuering van de arbeidsverhouding niet in het belang van de werknemer is, omdat deze dan gedwongen wordt om in een sfeer zich te begeven, waarin men het hem onmogelijk zal maken. Met andere woorden: de wal keert dan het schip. De achterliggende gedachte is dan vaak: het feit, dat een werkgever een ontbindigsverzoek instelt, is op zich reeds een indicatie voor de verstoorde verhouding, althans wordt de verstoorde verhouding door dat feit alleen al voldoende duidelijk. In zo'n verhouding ius het niet meer zinvol functioneren, derhalve dient de arbeidsovereenkomst ontbonden te worden. De rechter heeft dan de mogelijkheid (en de direkteur GAB heeft dat niet) om in zijn beschikking, waarin de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt, te bepalen, dat de andere partij, de werkgever, een bedrag aan schadeloosstelling aan de werknemer zal betalen. De hoogte van dat bedrag is vaak een vertaling van de visie, die de rechter op de situatie heeft. Met andere woorden: hoe méér de rechter ervan overtuigd is, dat de schuld grotendeels bij de werkgever ügt, hoe hoger de schadeloosstelling wordt.

Schrale troost

Dit is veelal de praktijk, die door de direkteuren van de Gewestelijke Arbeidsbureaus en ook door de kantonrechters wordt gevolgd in dergelijke arbeidsconflicten. De zaak wordt opgelost in een schadevergoeding. Al met al is deze situatie niet bevredigend. De mogelijkheid blijft bestaan, dat iemand ten onrechte toch met wettige middelen de laan uit kan worden gestuurd, zonder enige grond. Zulks alleen omdat de werkgever of andere personeelsleden hem niet mogen of omdat zijn gezicht hun niet aanstaat. De toegekende schadeloosstelling is dan wel een hele schrale troost, als daar tegenover staat het verlies van een werkkring, waar men zich jaren voor heeft ingezet. Helemaal triest wordt dit, wanneer de betrokkene vanwege zijn leeftijd niet zo gauw meer elders aan de slag zal kunnen komen. Duidelijk is, dat misbruik kan worden gemaakt en ook vaak wordt gemaakt van de mogelijkheid, die artikel 1639 w van het BW biedt. Vaak zijn dan afgunst en koppigheid de achterliggende drijfveren. Helaas blijken dergelijke praktijken ook moeilijk door de rechter te kunnen worden gestuit.

Niettemin blijf ik van oordeel, dat zowel de direkteuren van het GAB als de kantonrechters de plicht hebben om eerst grondig na te gaan waar de schuldvraag van de verstoorde verhoudingen is gelegen en dat zij in bepaalde gevallen de moed dienen te hebben om een ontslagvergunningsaanvrage af te wijzen of een ontbindingsverzoek niet te honoreren. Het mag bepaald niet zo worden, dat een ontbindingsverzoek, dat aan de kantonrechter wordt voorgelegd, bij voorbaat door hem wordt toegewezen, daarbij de toevlucht nemend tot de mogelijkheid om de pijn te verzachten door het toekennen van een schadeloosstelling aan de werknemer. In sommige gevallen lijkt het erop, dat dit in de praktijk van de rechtspraak inderdaad het geval is.

J. P. de Man

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorische Maatschappelijke Unie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

RMU Contact | 16 Pagina's

Het ontslagrecht (5)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

RMU Contact | 16 Pagina's