Heiligen-verering? - pagina 16

vaderen Abraham en Isaak gewandeld hebben; God, die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op dezen dag; de Engel, die mij verlost heeft uit allen nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land. Het zal duidelijk zijn, dat deze tekst in het geheel niets zegt over het medeleven van engelen met de gelovigen op aarde, omdat het in dezen tekst helemaal niet gaat over een geschapen engel, maar over den (ongeschapen) Engel des Heeren, den Tweeden Persoon in het Goddelijk Wezen, dus over God. Uitdrukkelijk schrijft J a c o b in vers 15 aan God toe, wat hij in vers 16 aan den Engel toeschrijft. Deze Engel is dus God, zoals ten overvloede ook blijkt uit het slot van vers 16. Daniël 10 : 13, 20 Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond een en twintig dagen tegenover mij (een engel); doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield. Toen zeide hij (de engel): Weet gij, waarom ik tot U gekomen ben? Terstond moet ik terugkeren om met den vorst der Perzen te strijden, en zodra ik uitgegaan ben, zie dan zal de vorst van Griekenland komen . . . De meeste nieuwere verklaarders denken (terecht) bij „vorst" aan een demonischen geest, onder wiens invloed de wereldmachten optreden. Tegen deze demonische geesten strijden dan de goede engelen. M a a r het is onmogelijk om uit deze beïnvloeding van wereldmachten door den satan positief iets af te leiden over het medeleven met en het ondersteunen van de gelovigen door de (goede) engelen. Zach. 1 : 12, 13 Toen nam de Engel des HEEREN het woord en zeide: HEERE der heerscharen, hoe lang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt? De HEERE antwoordde daarop den engel, die met mij sprak, met goede woorden, troostrijke woorden. Ook deze tekst zegt niets over de voorbede van engelen voor de gelovigen op aarde, want ook deze tekst spreekt over den Engel des H E E R E N , dat is dus weer over den Tweeden Persoon in het Goddelijk Wezen. Matth. 18 : 10 Ziet toe, dat gij niet één dezer kleinen (de gelovigen) veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van Mijn Vader, die in de hemelen is. Uit dezen tekst blijkt, dat een bijzondere groep van engelen, welke bij God in hoge ere is (zij „zien altijd het aangezicht van Mijn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen