Calvijns gebedsleer; Venster op zijn vroomheid - pagina 25

Wanneer wij zo ons hart tot deze gehoorzaamheid hebben geschikt en we ons laten besturen door Gods voorzienigheid, dan zullen we in het gebed ook gemakkelijk volharden en de Heere lijdzaam verwachten. Ook al schijnt God soms doof voor ons gebed, te Zijner tijd zal Hij ons verhoring schenken62. Daar staat zijn voorzienigheid garant voor. Al te dwaas vindt hij de tegenwerping dat God door al die gebeden maar vermoeid zou raken. En gebazel noemt hij de suggestie dat ons vragen overbodig zou zijn. Daartegenover stelt Calvijn eenvoudig Gods uitdrukkelijk bevel: ‘Hij wil dat wij erkennen dat hetgeen ons uit zijn vrijwillige (!) milddadigheid toevloeit, gegeven is op ons gebed’63. Hier ontvangt men, via Calvijns gebedsleer, een verdiept inzicht in zijn providentieleer. Gods voorzienigheid is niet de koele afwikkeling van zijn plannen, maar een gebeuren waarin God de mens betrekt. Niet op de manier van coöperatie, maar op de wijze van communicatie en intimiteit. God bestuurt en waakt weliswaar uit eigen beweging, maar in het gebed komt het tot wederkerigheid, namelijk tot het verkeer tussen Vader en kind. De goddelijke soevereiniteit die Calvijn belijdt is geen ijzeren program, maar een bron van verwondering en vertrouwen.

24

070055 WdZ 0701 Binnenw.indd 24

27-03-2007 10:06:13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen