Calvijns gebedsleer; Venster op zijn vroomheid - pagina 13

dit niet dat men zijn zorgen niet naar God zou mogen meenemen. Grote benauwdheid maakt het gebed juist vurig, weet Calvijn. Maar het betekent wel dat we ons niet moet laten afleiden door dwalende gedachten en ons niet moeten laten verleiden om maar alles te vragen wat ons in de zin komt19. Verderop in hetzelfde hoofdstuk komt Calvijn hierop terug. Daar verzekert hij dat het in het bidden voor alles gaat om het hart. Het gebed – zo formuleert hij met Bucer20 – is eigenlijk een hartsverlangen dat voor God wordt uitgestort en uitgestald21. De beste regel om te bidden gaf Christus dan ook toen Hij beval om in de binnenkamer te gaan. Volgens de reformator ziet dit op een afgezonderde plaats. Want het gebed is iets ‘geheims’, een innig gebeuren dat rust vereist, ver van alle gewoel en gewemel22. Dat wij in eigen kracht niet tot de nodige concentratie in staat zijn, beseft Calvijn terdege. Maar hij weet ook dat God ons in die zwakheid te hulp komt, door ons zijn Geest tot ‘leermeester’ te geven, die onze genegenheden bestuurt23.

12

070055 WdZ 0701 Binnenw.indd 12

27-03-2007 10:06:11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen