Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vormingswerk:Uitgangspunten en aanzet tot programmering - III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vormingswerk:Uitgangspunten en aanzet tot programmering - III

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door H.van der Wilt,

#DE SYSTEMATISCHE VOORBEREIDING, UITVOERING EN EVALUATIE

a. Keuze van het programma

De keuze van het programma wordt o. m. bepaald door:

- de uitgangspunten;

- mogelijkheden van de staf.

- de aanwezige middelen.

Over de uitgangspunten hebben we al gesproken. We beperken ons nu tot het maken van een paar opmerkingen over de samenstelling van de staf en over punten waarop we ons dienen te bezinnen bij de progratnmakeus.

Om van een zo gevarieerd mogelijk programma-aanbod verzekerd te zijn, dient in de staf een zo breed mogelijke deskundigheid aanwezig te zijn. Om dit te realiseren zullen we moeten trachten vormingsleider(sters) aan te trekken met deskundigheid op één of meer van de volgende programmaonderdelen:

- maatschappelijke en algemene oriëntering;

- kreatieve aktivlteiten en handvaardigheid;

- keuzevakken;

- sport en spel.

Enkele punten waarop we ons o.m. dienen te bezinnen bij de keuze van het programma zijn:

- welke thema's moeten oi^eacht de interesse van de deelnemers bij de maatschappelijke en algemene oriëntering aan de orde komen?

- voor welke thema's zijn de deelnemers rijp?

- welke bepaalde inzichten, vaardigheden, attitudes en kenniselementen willen we de deelnemers in ieder geval trachten bij te brengen?

Tenslotte dienen de programma-onderdelen en de aktivlteiten bij te dragen aan de realisering van het algemene doel.

b. Werkdoelen per aktiviteit

Per aktiviteit moeten we werkdoelen opstellen die dienen te funktioneren in het kader van het algemene doel. In de ideale situatie bevat een bruikbare konkreet-specifieke doelomschrijving drie onderdelen:

1. een duidelijke beschrijving van het eindgedrag van de deelnemer;

2. een duidelijke beschrijving van de omstandigheden waaronder de leerling dat gedrag moet kunnen presteren;

3. een kriterium dat aangeeft hoe goed c, q. snel een handeling moet worden gepresteerd.

c. Samenstelling van de groepen

Bij het vormingswerk wordtnietmetklassenmaarmetgroepengewerkt. We onderscheiden bij het vormingswerk in hoofdzaak twee soorten groepen nl. :

1, basisgroep = groep in vaste samenstelling. Ook spreekt men wel van "stamgroep". Dit is een grote groep voor gezamenlijke aktiviteiten.

2. keuzegroep = groep in wisselende samenstelling. De samenstelling van de groep is afhankelijk van het keuzevak of - onderdeel. Ook spreekt men wel van: - projektgroep = kleine groep voor bepaalde aktiviteiten; - trainingsgroep = voor het trainen van bepaalde vaardigheden.

De definitieve samenstelling van de basisgroepen zal dienen plaats te vinden inde introduktieperiode in het begin van hetkursusjaar. Afhankelijk van de keuze van de deelnemers worden ook de keuzegroepen samengesteld. Afhankelijk van het aantal deelnemers en vormingsleiders, uitgangspunten, mogelijkheden en middelen zijn de volgende groepenkombinaties mogelijk. *

1. De groep is de hele dag bijeen met een of twee vaste vormingswerkers.

2. De groep is de hele dag bijeen met dezelfde vormingswerker. De dag is bijv. opgedeeld volgens het schema: Sport/Handvaardigheid/Theorie. Bij de eerste twee wordt de vormingswerker geassisteerd door specialisten.

3. ledere ochtend is de groep als basisgroep bijeen met dezelfde vormingswerker. De middag wordt gewerkt in keuzegroepen.

4. De hele'dag wordt gewerkt in keuzegroepen, waarbij steeds verschillende vormingswerkers aanwezig zijn en wisselende groepssamenstelling.

5. De groep is de hele dag bijeen in dezelfde samenstelling, maar wordt begeleid door verschillende vormingswerkers.

Overgenomen uit Intéraktie, 3e jrg. nr. 5, jan. 1974, pag . 98.

Om het effekt van het vormingswerk zo groot mogelijk te doen zijn is het van belang zoveel mogelijk homogene groepen te vormen. Een kriterium hierbij kan bijv. zijn een gelijksoortige vooropleiding.

d. De werkwijze > •

De keuze van de didaktische werkvormen wordt o. m. bepaald door het feit of we te maken hebben met: - kennisoverdracht;

- inzichtverdieping;

- training in vaardigheid;

- leren problemen aan te pakken;

- het vormen van attitudes;

- het ontwikkelen van vaardigheden in samenwerking;

- aanwezige onderwijs-en leermiddelen;

- bevordering zelfwerkzaamheid.

Het zou te ver voeren in dit bestek een opsomming te geven van de methodieken die kunnen worden toegepast. Hiervoor verwijs ik o. a. naar de uitgaven:

- Maatschappijleer, een open boek; door mevrouw Th. Athmer-van der Kallen, uitgive Wolters - Noordhoff. In dit boek wordt bij elke les maatschappijleer (totaal ruim 80) een opsomming gegeven van de methodieken die kunnen worden toegepast.

- Sociale vaardigheden, lerarenboek; door mv. Th. Athmer-van der Kallen en A. Cras, uitgave Wolters-Noordhoff. In dit boek wordt van een aantal methoden een/beknopte omschrijving gegeven.

We dienen te bedenken dat we bij het vormingswerk met partieel leerplichtigen zullen te maken hebben die vaak niet of onvoldoende gemotiveerd zullen zijn om onderwijs en vorming te ontvangen. Aan dit aspekt moeten we dus veel aandacht besteden. Allereerst zullen we moeten appelleren aan de roeping die elke Christen heeft om te woekeren met de talenten die hij van God heeft ontvangen. Daarenboven zijn onze leerlingen gedoopt, ontvangen ze een christelijke opvoeding en gaan ze naar de catechisatie. Hier zullen we duidelijk bij moeten aansluiten.

De methodiek bij de maatschappelijke oriëntering en begeleiding moet erop gericht zijn de deelnemers de maatschappelijke werkelijkheid te laten zien en deze vanuit Gods Woord te beoordelen. Bij het laten zien van de maatschappelijke werkelijkheid dienen we te bedenken dat we te maken hebben met een zondige werkelijkheid. Hierbij dienen we dus de uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen.

Om een situatie te kunnen beoordelen is goede informatie als achtergrond van de te behandelen materie vrijwel altijd nodig. Meer systematische kennis kan tot een groter inzicht in de maatschappelijke problematiek leiden. De lessen moeten op zelfwerkzaamheid zijn gericht en op het leren door dóen. Groepsgesprek, diskussie, enquêtes, interviews, rollenspel, rapportage en bronnenonderzoek worden als methode aanbevolen. De leer-en hulpmiddelen dienen in grote variëteit te worden gebruikt. De deelnemer moet krant, tijdschrift en andere informatiebronnen weten te gebruiken.

De leiding zal ook gastsprekers moeten inschakelen en exkursies organiseren voor zover dat in haar vermogen ligt. De thema's moeten veelzijdig worden aangepakt.

Bij het opzetten van lessen (leerstof) voor de verschillende thema's bij maatschappelijke en algemene oriëntatie verdient het aanbeveling om het volgende didaktische model te gebruiken:

I. Doel: Algemeen en subdoel.

Gewenst waarneembaar deelnemer-gedrag. Hierbij: - affektief aspekt (houding) - vaardigheids aspekt - kennisaspekt (ook inzicht).

n. Beginsituatie van de leerling.

in. Onderwijs-leersituatie:

a. leerstof b. didaktische werkvorm(en) c. onderwijs-en leermiddelen.

IV. Procedure.

Hoe verloopt de les, hoeveel tijd is ervoor nodig?

V. Evaluatie.

Een voorbeeld van het opzetten van de lessen volgens een dergelijk schema vinden we in het reeds genoemde boek "Sociale vaardigheden". Hierin zijn alle lessen ingevuld in het volgende schema: - lesdoel (welke doelstellingen streeft deze les na? )

- materiaal (welk materiaal moet de leraar gereed hebben? )

- tijd (hoe lang duurt de les? )

- procedure (hoe verloopt de les? )

- evaluatie (welke ervaringen hebben de leerlingen gehad? )

- verdieping (hoe kunnen de opgedane ervaringen breder geplaatst worden? )

e. De evaluatie

Evalueren is het vaststellen van de resultaten van een aktiviteit (proces) of programma (produkt). Bij evalueren gaat men na in hoeverre men hel doel van zijn handelen bereikt (tussentijdse-of proces-evaluatie) of heeft bereikt (eind-of produkt-evaluatie). Evalueren dient altijd systematisch en planmatig volgens een van te voren opgestelde methode en vooraf vastgestelde hantering van begrippen te geschieden. Bij het evalueren van de leer-en vormingsresultaten kunnen we dezelfde delen onderscheiden als bij de werkdoelen.

Bij de evaluatie van de totale vormingssituatie kunnen onderscheiden worden de evaluatie van: - de vormingsfunktie;

- het beleid;

- het beheer;

- de ontwikkeling;

- de uitvoering.

Evaluatie dient bij het vormingswerk een kontinue aktivitelt te zijn. Deze aktiviteit dienen we daarom tevoren te plannen, tegelijkertijd met andere aktiviteiten. In leder geval dient geëvalueerd te worden:

- aan het eind van elke dag of twee dagen;

- na elk thema bij de maatschappelijke en algemene oriëntatie;

- aan het eind van elk blokprogramma.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1975

De Reformatorische School | 60 Pagina's

Vormingswerk:Uitgangspunten en aanzet tot programmering - III

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1975

De Reformatorische School | 60 Pagina's