Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Contourennota

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Contourennota

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Drs. M.Bruggraaf,

Juni 1975 is de lang tevoren aangekondigde contourennota verschenen onder de titel: "Contouren van een toekomig onderwijsbestel".

De nota is gepresenteerd als een discussienota. Een jaar lang hebben organisaties de tijd om op dit discussiestuk te reageren. Dan zal de nota worden herschreven om als officieel stuk een parlementaire behandeling te krijgen. Het gaat in deze nota om het toekomstig onderwijsbestel en dan denkt men hierbij aan het magische jaar 2000.

Nu kan een eerste reaktie zijn: "dit is nog ver genoeg weg, daar maken we ons nu geen zorgen om". Een argument dat enerzijds niet van realiteitszin is ontbloot, want er zijn al heel wat beschouwingen weggegeven over het jaar 2000, die door nieuwe ontwikkelingen zijn achterhaald en nu van geen enkele waarde meer zijn.

Wij mensen, ook de regeerders, zijn mensen van de dag en de toekomst is voor ons verborgen. Wie kan ons garanderen dat er in het jaar 2000 nog een nederlands onderwijsbestel bestaat? Deze gedachte zou onze pretenties wat minder maken en ons onze beperkingen duidelijk doen zien. Helaas missen we deze bescheidenheid in genoemde nota.

Anderzijds is jarenlang gevraagd om een totaalvisie op het onderwijs. Een visie die, door het parlement aanvaard, richtinggevend kan zijn voor de toekomstige wetgeving op Onderwijsgebied, Al te zeer is de onderwijswetgeving te fragmentarisch geweest, zonder te getuigen van een integrale visie op het onderwijs.

Het is de verdienste van de huidige minister van onderwijs om zo'n integrale visie te bieden. Dat maakt het onderwijsbeleid doorzichtiger. Dat kan amateurisme in de onderwijswetgeving voorkomen.

Overigens is de nota niet zo revolutionair als velen verwachtten. Niet dat er in deze contourennota veel van ons huidige onderwijsbestel overeind blijft, maar de aanzet tot deze veranderingen is al enige tijd geleden gegeven. Zo vervalt de scheiding tussen kleuter-en basisonderwijs (er vVprdt hiermee al geëxperimenteerd) en ook het voortgezet onderwijs zal drastibd^ veranderen (maar de middenschoolexperimenten zijn reeds in uitvoering). Ook een verdere integratie van universitair onderwijs en hoger beroepsondef'v^ljs is niet zo heel nieuw meer, getuige de al enkele jaren geleden gepresenteerde plannen over het hoger onderwijs nieuwe stijl. Volledig nieuw is de vormgeVine van de z.g. bovenschool, de opleidingen die aansluiten op de middenschool. Daarvan is, bij mijn weten, nooit een blauwdruk gegeven.

• STRUKTUUR

Alvorens enkele opmerkingen te plaatsen bij de contourennota is het dienstig eerst de grote lijnen van de nieuwe onderwijsstruktuur te schetsen, zoals de bewindslieden deze zien.

1. Funderend onderwijs

Allereerst is er het funderend onderwijs, te onderscheiden in basisonderwijs voor 4-tot 12-jarigen en middenonderwijs voor 12-16 jaar. Alle leerlingen volgen als leerplichtigen dit volledig dagonderwijs. In het basisonderwijs is het leerstof-jaarklassensysteem zoveel mogelijk doorbroken. Geen jaarlijkse selektiedrempels, maar een continu-verlopend vormings-, ontwikkelings-en leerproces. In verband met de individuele verschillen zal het basisonderwijs een gedifferentieerd karakter moeten hebben.

Leerlingen die niet mee kunnen, worden verwezen naar het speciaal onderwijs, te vergelijken met ons huidig buitengewoon onderwijs. Weliswaar zullen grote groepen kinderen die nu nog naar het buitengewoon onderwijs worden verwezen, in het nieuwe onderwijsbestel gehandhaafd blijven in het basisonderwijs. Ook het aantal verschillende schooltypen met aangepast onderwijs zal drastisch verminderen, het zullen er hooguit 5 of 6 zijn (nu zijn er 20 verschillende schooltypen die tot het buitengewoon onderwijs worden gerekend).

De tweede fase van het funderend onderwijs vormt de middenschool. In de middenschool blijven alle leerlingen, van welke capaciteit en uit welk milieu ook afkomstig, in niet-voorgeselecteerde leeftijdsgroepen bijeen. De scheiding tussen de verschillende categorieën voortgezet onderwijs is dus verdwenen. Vanuit de "heterogeen samengestelde leeftijdsgroepen" kunnen de leerlingen zich in wisselende groepen van bezigheid en studieniveau naar hun aanleg en belangstelling bekwamen en oriënteren.

Aan het eind van de middenschool krijgt de leerling geen diploma maar een ontwikkelingsprofiel. Hierin komen niveau, vaardigheden, begaafdheden en belangstelling van de leerling tot uitdrukking.

Belangrijke doelstellir^ van de middenschool is uitstel van studie-en beroepskeuze, gelijkheid van kansen voor iedereen, verbreding van de leergebieden waardoor ook kwaliteiten op creatief en sociaal gebied worden ontwikkeld.

2. Bovenschool

Aansluitend op het funderend onderwijs vinden we de bovenschool voor 1.6-19 jarigen. De leerplicht is dan verlengd tot 18 jaar, zodat elke leerling na de middenschool minimaal 2 jaar bovenschool volgt.

Het onderwijs op de bovenschool moet een sterke band met de maatschappelijke werkelijkheid hebben en er moet de mogelijkheid zijn van kennisname met de praktijk. Men noemt dit participerend leren.

Vervolgens zal in deze sector van onderwijs, meer dan in het funderend

onderwijs de nadnik - worden gelegd op de zelfstandigheid van de leerling. Het onderwijs voor 16-19 jarigen heeft drie funkties:

a. het bereidt alle leerlingen voor op een volwassen maatschappelijke status;

b. het leidt sommige leerlingen op tot onmiddellijke beroepsuitoefening op verschillend niveau;

c. het bereidt andere leerlingen voor op mogelijke deelname aan verder vervolgonderwijs, c.q. hoger onderwijs.

Als gevolg van het duidelijk onderscheid tussen de laatste twee funkties wordt dit onderwijs gekenmerkt door externe differentiatie, d. w. z. de leerlingen blijven nu niet langer bijeen, maar komen in verschillende onderwijstypen. Globaal worden daarbij drie streams genoemd: - een theoretische stroom die toelating biedt tot het hoger onderwijs (2 jaar);

- een middellange beroepsgerichte stroom die voorbereidt op de beroepsuitoefening in funkties van middelbaar niveau (3 tot 4 jaar); - een korte beroepsgerichte stroom die voorbereidt op de beroepsuitoefening in funkties van eenvoudige aard (2 tot 3 jaar). Of dit drie verschillende schooltypen moeten worden staat nog te bezien. De voorkeur gaat uit naar een bovenschool als scholengemeenschap met drie afdelingen. Deze - nieuwe - scholengemeenschap ontstaat dan uit de huidige v. w.o.-en havo-toppen, het huidige middelbaar beroepsonderwijs + participatie-onderwijs.

De beroepsgerichte stroom zal sectorgewijs ingedeeld worden. Men denkt aan de volgende sectoren:

- maatschappelijke dienstverlening, natuurwetenschappen en techniek, commercieel, economische en bestuurlijke sector, agrarische sector, literaire-, communicatieve sector en kunstzinnige sector.

Het bovenschool-onderwijs zal met zijn relatief veel geld vragende investeringen vrij duur zijn. De bovenscholen zullen daarom tamelijk groot moeten worden.

3. Hoger onderwijs

Ook het hoger onderwijs ontkomt niet aan herstrukturering. Plannen in deze richting zijn echter al in een vroeger stadium ontvouwd. In de contourennota gaan de samenstellers ervan uit dat de zeldzaamheidswaarde van academici aan het slinken is, vooral door de massale deelname aan universitaire studies sinds de jaren '60. Dit moet zijn invloed doen gelden op de salariëring.

De contourennota wil de scheiding tussen universiteiten en instellingen voor hoger beroepsonderwijs opheffen. "Een primair onderscheid naar instellingen moet worden vervangen door een primair onderscheid naar programma's, ".

Naast wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs dient er een derde type instellingen van hoger onderwijs tot ontwikkeling gebracht te worden. Dit type zal een grote verscheidenheid van programmatische

mogelijkheden hebben te bieden. Zij moeten de kloof tussen W. O. en h.b.o. overbruggen.

Volledige integratie van beide type instellingen heeft als bezwaar dat de instellingen voor h. b. o. dreigen geannexeerd te worden door het w. o. Daarom acht men een nieuw type wenselijk dat de bestaande tegenstellingen overbrugt. Dit type zal wel gestimuleerd worden. Door middel van een doordacht voorzieningenbeleid moeten de nieuwe instellingen aantrekkelijk worden gemaakt. In deze instellingen moeten w. o. - achtige en h.b. o.-achtige programma's naast elkaar worden aangeboden.

4. De open school

Sluitstuk van de onderwijsstruktuur is de open school. Iedereen zal zijn leven lang moeten kunnen blijven leren. Om te garanderen dat deze voorzieningen op een systematische wijze worden aangeboden, komt er een open school. Hieronder ressorteren her-en bijscholingscursussen, maar ookhetz.g. tweede-kansonderwijs.

Vorming en scholing komen hier nadrukkelijk bijeen in wat men wel ervaringsleren noemt. Een netwerk van regionale instellingen, de z.g. educatieve centra, zal er voor moeten zorgen dat er overal in het land naast en na de eerste onderwijsweg verder vorming en onderwijs geboden wordt.

5. Opleiding voor onderwijsgevenden

In de nota lanceren de bewindslieden eveneens een aantal gedachten over de toekomstige opleidingen voor het onderwijzend personeel. De huidige opleiding voor kleuterleidsters en voor onderwijzers worden samengesmolten tot één nieuwe opleiding voor de basisschool, met twee specialisaties: die voor het jonge kind (4-8 jaar) en die voor de oudere leerling (8-12 jaar).

Dan komt er een opleiding voor leraren aan de middenschool. Deze opleiding biedt tevens een bevoegdheid voor onderwijsgevenden aan de praktijkstromen in de bovenschool. De opleiding is te vergelijken met de huidige nieuwe lerarenopleiding voor de tweede en derde graad.

Een andere lerarenopleiding komt er voor de tweejarige theoretische stroom van de bovenschool en voor bepaalde sectoren in het hoger onderwijs. Deze eerstegraadsopleiding (universitair, maar dan meer gespecialiseerd in de richting van het docentschap dan de huidige studies) leidt ook op voor docenten aan de middelbaar praktische stroom in de bovenbouw. Afgestudeerden van deze laatste opleiding mogen ook in de middenschool benoemd worden om in de laatste cursusjaren onderwijs te geven aan sommige homogene groepen leerlingen van een vrij hoog abstractieniveau.

6. Onderwijsvoorzieningen

De contourennota gaat niet alleen in op de struktuur van het onderwijsbestel, ook andere aspekten worden behandeld.

Zo zal in de toekomst elke school een gedetailleerd school-en werkplan

dienen te bezitten, waarin per school aanwijzingen met betrekking tot keuze en formulering van de doelstellingen, en waarin een uitwerking van wettelijk vastgestelde algemene onderwijsdoelstellingen is gegeven. De eigen identiteit van elke afzonderlijke onderwijsinstelling komt zo tot uitdrukking.

Interne democratiserii^ zal een belangrijke eis worden. Zowel ouders, onderwijsgevenden, niet-onderwij zend personeel als leerlingen, voor zover het gaat om de volwassen leeftijdsgroepen, dienen in het bestuur vertegenwoordigd te zijn. Een versterking van onderwijskundig en bestuurlijk element acht de minister bij de schoolbesturen in toenemende mate vereist.

Een netwerk van instanties zal de scholen ten dienste staan bij de uitvoering van hun taak. Met name worden deze ondersteunende instanties in de eerste plaats dienstverlenend genoemd.

Het onderwijsbeleid zal verder gedecentraliseerd worden om bij te dragen aan de spreiding van besturen en beheer van onderwijsvoorzieningen; regionalisering van het onderwijsbeleid.

Over de financiering van al deze plannen wordt het minst gezegd. Duidelijk is dat het onderwijs een geldverslindende zaak is. Wanneer bovendien een totale reorganisatie van het onderwijsbestel tot de ambities behoort, mag men verwachten dat dit onnoemelijk veel gaat kosten. In de contourennota staan geen ramingen. Wel wordt duidelijk gemaakt dat er een grens is aan de overheidsuitgaven t. b. v. het onderwijs. Er zal meer efficiënt moeten worden gewerkt. Het hoger onderwijs - dit is wel duidelijk - zal het sterkst aangepakt worden, zowel door een beperkte inschrijvingsduur als door een beperkte deelname aan dit onderwijs. Maar dit zijn opmerkingen die slaan op de huidige struktuur. Over de vraag wat alle nieuwe plannen kosten, is zelfs geen indicatie gegeven.

• KANTTEKENINGEN BIJ EEN AMBITIEUS PLAN

1. De Contourennota biedt een ambitieus plan voor de toekomst. Een plan dat in deze nota helder is ontvouwd. Meestal vormen ambtelijke stukken droge lectuur, maar dit stuk is helder geschreven en als onderwijsliteratuur boeiend om te lezen.

De visie die deze nota vertolkt is duidelijk die van minister Van Kemenade. Hier is dan ook een man aan het woord die een integrale visie op het onderwijs heeft. Dit dwingt respekt af.

Het is de visie van een onderwijssocioloog. Een socioloog denkt in strukturen; deze nota speelt met strukturen, ordent ze op een nieuwe wijze zodat er een nieuw systeem ontstaat. De inhoudelijke kant van het onderwijs, vrucht van pedagogisch en didaktisch denken, krijgt duidelijk minder accent. Een onderwijssocioloog is met name geiïiteresseerd in de deelname aan de verschillende vormen van onderwijs vanuit de onderscheiden groeperingen, bepaald door het sociaal milieu. Dit, gekoppeld aan een politiek streven om achtergestelde en achtergebleven groeperingen tot emancipatie te brengen, geeft het eigene aan de nota.

De nieuwe struktuur van het onderwijs móet alle leerlingen gelijke kansen bieden, ongeacht het sociaal milieu. Dat ook andere faktoren dan sociaal milieu een rol spelen in het onderwijsleerproces, zoals verschil in intellektuele mogelijkheden, blijft buiten het gezichtsveld.

Met alle respekt voor de visie op het onderwijs die uit de contourennota spreekt, blijft voor mij de gezichtshoek van waaruit het onderwijs benaderd wordt te beperkt. Deze is sociologisch bepaald.

2. De ontwikkeling die de Contourennota voorstaat is er één van externe naar interne differentiatie. De differentiatie in vele schooltypen wordt vervangen door een eenvoudiger bestel, met minder verschillende schoolt5rpen. De verscheidenheid komt nu binnen één en hetzelfde schooltype waar leerlingen moeten worden opgevangen met een duidelijk verschillende begaafdheid en ook verschil in belangstelling. Verschillen in schooltypen worden omgezet in verschillen in programma's binnen hetzelfde schooltype.

Of dit de sociaal belemmerende faktoren opheft is zeer de vraag. Dat hangt mede af van de organisatie binnen de school. In één school kunnen dan ook verschillende schooltjes als eilanden een eigen bestaan gaan leiden. Dan komt er van de beoogde integratie niets terecht en blijft de gesignaleerde ongelijkheid bestaan.

3. De maatschappelijke betrokkenheid van de school is een belangrijk uitgangspunt. School en maatschappij beI"nvloeden elkaar. De school kan niet onveranderd blijven in een dynamisch veranderende maatschappij. Dat is de leidende gedachte in deze contourennota. Niet meer expliciet is tot uitdrukking gebracht, dat het onderwijs een instrument is om de maatschappij te veranderen. Zou het sterke verzet tegen deze visie de minister wat voorzichtiger doen worden? Of is het zo dat in de visie van minister Van Kemenade de beoogde struktuurveranderingen in het onderwijs noodzakelijkerwijs de maatschappij veranderen? Dan hoeft de school niet opgeroepen te worden tot een maatschappijvernieuwende taak, maar dan is door een grondige herziening van het onderwijsbestel die maatschappij vernieuwing gegeven! Achtergebleven milieus worden bijgetrokken, spreiding van kennis en macht is met dit nieuwe bestel gegeven en inkomensnivellering is een logisch gevolg van de nieuwe verhouding tussen scholing en beroepen.

De ideale socialistische maatschappij komt dan toch dichterbij, zonder de opschudding verwekkende discussie of de school wel of niet maatschappij vernieuwend moet zijn.

De bewindslieden verwachten veel van strukturele veranderingen. Verander de onderwijsstrukturen en er komen nieuwe leerlingen! In een nieuwe onderwijsstruktuur is met (achtergebleven) groepen veel meer te beginnen.

Deze idealistische verwachtingen van strukturenwijzigingen delen we niet. Het is de reformatorische visie die aanmerkt dat niet allereerst de strukturen maar de mensen moeten veranderen. En daarna: het strukturele denken dat uit de contourennota spreekt voldoet ons niet; er moet méér gezegd worden.

4. Van alle nieuwe schooltypen blijft naar mijn gevoelen de bovenschool het meest vaag. Misschien komt dit doordat dit schooltype nooit eerder is genoemd. Geihtegreerde kleuter-basisschool, en de middenschool zijn meer bekend, ook al weten we nog niet hoe deze typen er inhoudelijk uit zullen zien.

Door de discussies klinken ze ons ietwat vertrouwder in de oren dan een type dat voor het eerst genoemd wordt. Realisering van de bovenschool eist naar mijn inzicht de meest grondige herziening van de huidige strukturen. Delen van het a. v. o. /v. w. o. worden geplakt aan het middelbaar beroepsonderwijs in alle geledingen, delen van het hoger beroepsonderwijs en het totale beroepsbegeleidende onderwijs moeten hier in één struktuur gebracht worden. Wat een grondige herverkaveling houdt dit in!

Door de nivellerende werking van de middenschool zal met name een zware wissel getrokken worden op de theoretische stroom van de bovenschool. Leerlingen (studenten? ) moeten in twee jaar klaargestoomd worden, voor het hoger onderwijs. Een onmogelijke opgave na 4 jaar middenschool.

De Contourennota geeft een voorstelling van zaken alsof in het nieuwe bestel de selektiedrempels geëffend worden. Dat is waar voor het funderend onderwijs. Maar wat daarna komt? De selektiedrempels worden hier veel hoger dan in de huidige struktuur. Alleen de heel goede leerlingen zullen deze barrière kunnen nemen. Met een zeer selekterend propaedeutisch jaar voor de Universitaire studies, betekent dit een strenge selektie voor de academische studie. Het numerus ftxusprobleem kan dan opgelost zijn! Spreiding van macht en kennis. Jawel, maar alleen tot de bovenschool.

5. Onze bizondere aandacht gaat uit naar de positie van het bijzonder onderwijs in de Contourennota. De minister heeft tot nu toe de indruk gewekt dat hij met een centralistisch beleid de positie van het bijzonder onderwijs zou verzwaren. Hoe liggen deze zaken in de Contourennota?

Allereerst moet gezegd worden dat de verzuiling van het onderwijs nauwelijks genoemd wordt. Er zijn geen aparte beschouwingen gewijd aan de zuilsgewijze opbouw van onze huidige onderwijsbestel. Wel laat de Contourennota de vrijheid van onderwijs, vastgelegd in de Grondwet, onaangetast. In dit opzicht zijn er andere vooraanstaande leden van de P. V. d. A. die wel wat verder willen. Dat gebeurt in deze nota niet.

Bovendien blijkt de identiteit van de afzonderlijke scholen van groot belang te worden. Dat k& n in het voordeel van de bijzondere scholen werken, want als het goed is hebben deze scholen reeds een eigen identiteit. Nu zal in de Contourennota niet allereerst de levensbeschouwelijke identiteit zijn bedoeld, als wel de onderwijskundige identiteit. Maar we kunnen ook spreken van een levensbeschouwelijke identiteit die in de praktijk van het onderwijs zijn gestalte vindt. Dat vereist studie ten behoeve van eigen leer-en werkplannen. Dat vereist bovenal een leven van de onderwijsgevenden vanuit de grondslag.

De scholen volgens de nieuwe struktuur, zullen grote scholen worden.

üer kan een (indirect) gevaar dreigen voor het bijzonder onderwijs, zeker voor het reformatorisch onderwijs. Alleen in kernen waar grote scholen te vormen zijn, zullen de overlevingskansen voldoende blijven. Al is dan theoretisch en wettelijk de vrijheid van onderwijs verzekerd, wat in de praktijk er van over blijft, moet nog bezien worden.

Het moeilijkste zal het worden voor bovenschool en hoger onderwijs. De nota laat doorschemeren dat hier nauwelijks sprake kan zijn van een verzuilde opbouw. Op dit moment liggen de kaarten voor hoger beroepsonderwijs al veel moeilijker, denk aan de tweede chr. lerarenopleiding die niet van de grond komt. Een preludium pp de contouren van deze nota?

Eft theoretisch (de wettelijke kaders) èn praktisch (de enorm grote scholen) zie ik weinig mogelijkheden voor christelijk onderwijs nk de middenschool. Een punt dat bij de behandeling extra nadruk verdient.

Het bovenstaande wordt gevormd door eerste indrukken van deze nota. De Contourennota is het waard om in brede lagen bestudeerd te worden. Er staat veel op het spel, juist omdat het onze jongeren betreft. Laat onze waakzaamheid niet verslappen; het is onze roeping om mee te denken en de ontwikkelingen kritisch te volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Contourennota

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1975

De Reformatorische School | 48 Pagina's