Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

V.G.S. -Nieuws

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V.G.S. -Nieuws

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

• ONROEREND GOED-BELASTING VOOR SCHOLEN VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS

Het Tweede Kamerlid A.J, Hermes (K.V.P.) heeft aan de regering gevraagd of het waar is, dat scholen voor voortgezet onderwijs aangeslagen kunnen worden voor de onroerend goed-belasting en zo ja, of deze lasten van scholen voor voortgezet onderwijs door het ministerie voor 100 pet. worden vergoed. Hetzelfde Kamerlid heeft bovendien gevraagd op welke wijze door het departement voor een vergoeding kan worden zorggedragen, die volledig toereikend is voor de specifieke kosten, die immers per gemeente verschillend kunnen zijn, indien deze lasten geheel door het ministerie worden vergoed.

Staatssecretaris drs. K.de Jong Ozn. antwoordde hierop op 3 juni j.l. dat de Gemeentewet, zoals deze is gewijzigd bij de Wet van 24 december 1970 geen ruimte biedt voor vrijstelling van de onroerend goed-belasting voor schoolgebouwen. Ook de scholen voor voortgezet onderwijs worden dus door de gemeenten die deze belasting al hebben ingevoerd, aangeslagen.

Op de vraag of deze lasten van scholen voor voortgezet onderwijs volledig door het ministerie worden vergoed, antwoordde genoemde bewindsman dat de regel voor de vergoeding van deze lasten, in verband met het verschil in de wijze van vaststellen van de vergoeding van exploitatiekosten, verschillend is voor scholen voor algemeen voortgezet onderwijs en die voor beroepsonderwijs.

Zolang nog niet alle gemeenten de onroerend goed-belasting hebben ingevoerd en de desbetreffende lasten dus niet in de normvergoeding kunnen worden opgenomen, wordt aan de scholen voor algemeen voortgezet onderwijs die voor deze belasting zijn aangeslagen het betaalde bedrag afzonderlijk vergoed. Voor scholen voor beroepsonderwijs geldt dat, wanneer de in de voor belastingen toegekende normbedragen niet toereikend zijn als gevolg van de te betalen onroerend goed-belasting, een school boven het normbedrag kan beschikken over het meerdere bedrag. Zodra de onroerend goed-belasting in elke gemeente zal zijn ingevoerd, zal de vergoeding voor de daaruit voortvloeiende lasten in de normvergoeding worden opgenomen.

• OVERLEG OVER DE VOOR HET PLAN VAN SCHOLEN 1978 - '80 AANGEVRAAGDE REFORMATORISCHE SCHOLEN VOOR A.V.O. EN L.B.O.

De delegatie van de V.G.S., die op 4 november 1976 een bespreking mocht hebben met Staatssecretaris Drs. K.de Jong Ozn. (onderwijs en wetenschappen) - zie voor een verslag hiervan "De Reformatorische School" van februari 1977 - heeft destijds de aandacht gevestigd op het feit, dat het reformatorisch onderwijs niet is vertegenwoordigd bij het wettelijk voorgeschreven overleg over het jaarlijks vóór 1 oktober vast te stellen plan van scholen, als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (W.V.O.).

Hierop heeft de staatssecretaris gereageerd met de mededeling, dat hij graag in overweging neemt het reformatorisch onderwijs éénmaal per jaar te horen resp. te doen horen in het kader van de planprocedure W.V.O.

Naar aanleiding hiervan heeft genoemde bewindsman de V.G.S. op 15 juni j.l. de gelegenheid geboden om met hem van gedachten te wisselen over de aanvragen om opneming in het plan van scholen 1978 - '80 van reformatorische scholen. Hiervan Is dezerzijds een dankbaar gebruik gemaakt. Aan dit overleg op laatstgenoemde datum werd van de zijde van de V.G.S. deelgenomen door Ds, H.G.Abma, Drs. A. Vergunst en ondergetekende. Op verzoek van de staatssecretaris werd aan dit gesprek een vertrouwelijk karakter gegeven. Derhalve kunnen omtrent de inhoud hiervan geen nadere mededelingen worden gedaan.

Wel kan worden gezegd, dat het onderhoud een aangenaam verloop had. Op de vraag of dit overleg ook vruchtbaar is geweest, met name in die zin, dat dit er toe heeft bijgedragen dat een of meerdere aanvragen opgenomen zullen worden in het plan van scholen 1978 - '80, kan in dit stadium nog geen antwoord worden gegeven. Bedoeld plan moet vóór 1 oktober a.s. worden vastgesteld. Binnen één maand daarna moet het in de Nederlandse Staatscourant openbaar gemaakt worden en toegezonden worden aan de belanghebbenden.

• DRIE COMMISSIES BUIGEN ZICH OVER NIEUWE OPLEIDING LERAREN BASISONDERWIJS

Minister Dr. J.A.van Kemenade van onderwijs en wetenschappen heeft op 21 juni de officiële installatie verricht van drie commissies die zich bezighouden met de ontwikkeling van de huidige opleidingsscholen voor kleuterleidsters en die voor onderwijzers tot één instituut dat leraren opleidt voor de toekomstige basisschool. De drie commissies zijn overigens al een jaar "onofficieel" aan het werk. Het zijn de Spreidingscommissie Opleidingen, de Innovatiecommissie Opleidingen en de Coördinatiecommissie Opleidingen. Zij werken elk op hun eigen manier, maar vanuit eenzelfde uitgangspositie, naar hetzelfde doel, n.l. uitgaande van ruim 130 opleidingsscholen voor kleuter- en lager onderwijs komen tot een kleiner aantal, goed over het land verspreide kwalitatief hoogwaardige opleidingen voor het toekomstig basisonderwijs, zoals minister Van Kemenade het omschreef.

Binnen dit probleemveld hebben zij ieder een eigen taak. De Innovatiecommissie, als adviesorgaan voor de minister, de Coördinatiecommissie als stuurgroep voor de uitvoering en de Spreidingscommissie als technisch en beleidsvoorbereidend overlegplatform voor de verschillende levensbeschouwelijke richtingen, maar ook als adviescommissie voor de minister.

Opleiding leraar basisschool: 3 jaar.

Dr. Van Kemenade ging in zijn toespraak in op het opleidingsmodel dat door de Geïntegreerde Werkgroep voor de opleiding van onderwijzers en kleuterleidsters in Lochem al in een eerder stadium aan de bewindsman was aangeboden, het zogenoemde rapport Lochem III. Daarin wordt vermeld, dat de bezitter van een havo-diploma in een driejarige cursus wordt

opgeleid tot leraar basisschool: de opleiding resulteert in een onderwijsbevoegdheid die een algemene benoembaarheid in de basisschool met zich meebrengt.

In de cursus is een drietal programma's te onderscheiden, die niet na, maar naast elkaar aan de student worden aangeboden, te weten een pedagogisch-didactisch programma, een vak-didactisch programma en een cultureel-maatschappelijk programma.

Specialisatie.

Na een propaedeutlsche periode van maximaal één jaar, zal de student kiezen voor een specialisatie voor het jongere kind (4 tot 8 jaar) of een specialisatie voor het oudere kind (8 tot 12 jaar) die hij moet volgen naast een gemeenschappelijke opleiding.

Bij de specialisatie voor het oudere kind wordt verder gedacht aan een differentiatie in de opleiding, wat betekent dat de student naast de verplichte vakken als Nederlandse taal en rekenen/wiskunde moet kiezen voor een cluster uit de groep van de zogenoemde zaakvakken, dan wel voor twee vakken uit die groep met daarnaast een keuze van een combinatie van twee vakken uit de groep van de expressievakken en lichamelijke opvoeding.

Een flexibel studie- en afstudeerprogramma onder begeleiding van zoveel mogelijk in full-time verband werkende stafdocenten die maximaal 12 doceerlessen per week geven, staat de werkgroep voor ogen. Studieleiders voor bepaalde vakken dan wel voor combinaties van vakken zouden onder meer voor de noodzakelijke coördinatie moeten zorgen.

De werkgroep meent, dat het onderwijsproces in de vorm van lessen, praktica en stages zou kunnen plaats vinden. Studenten moeten in het geschetste model, in groepen van gemiddeld 16 studenten, maximaal 20 lessen per week volgen, opdat nog voldoende tijd beschikbaar blijft voor andere activiteiten, zelfstudie en ontspanning. Bij wijze van voorbeeld heeft de werkgroep een urenverdeling opgenomen, die overigens blijkens de reacties van het veld, aldus minister Van Kemenade, nogal wat stof heeft doen opwaaien. Volgens de minister heeft de Lochemse werkgroep op een heel reële wijze een beeld geschetst van wat zij als het opleidingsmodel ziet dat op veel vragen van de basisschool antwoord geeft.

Hieronder volgen enkele opmerkingen van de minister over het opleidingsmodel.

Vooropleiding ten minste havo.

Hij zei het met de werkgroep wel eens te zijn, dat voor het nieuwe instituut, havo de minimale vooropleiding zal moeten zijn. De bewindsman constateerde, dat er immers een flinke algemene en vakinhoudelijke kennis moet zijn. In de beroepsopleiding zal men er z.i. van moeten uitgaan dat deze kennis over het algemeen aanwezig is en het accent mieer op het didactische aspect gelegd moet worden. Dit brengt inderdaad met zich mee, dat de opleiding van een dusdanige zwaarte zal zijn dat een lagere algemene vooropleiding dan de havo als te licht moet worden beschouwd. Wat de duur van de opleiding betreft heeft de minister zich meer dan eens

in de Centrale Commissie voor Onderwijsoverleg uitgesproken voor een driejarige opleiding.

Dat wil volgens de bewindsman overigens niet zeggen dat programmaontwikkeling, experiment-evaluatie en de ervaringen met de nieuwe opleiding in het algemeen géén aanleiding kunnen geven om een verlenging van de cursusduur te overwegen. Hij hoopt, dat de uiteindelijke opleidingsvorm dusdanig flexibel zal zijn dat de studieduur althans enigszins aan de individuele bekwaamheden en het studietempo van de student zal kunnen aansluiten.

Propaedeutische periode van een jaar.

Minister Van Kemenade staat volledig achter de algemene benoembaarheid in het basisonderwijs. De verdeling in een pedagogisch, een vakdidactisch en een cultureel-maatschappelijk programma ligt z.i. weliswaar voor de hand, maar stelt de eenheid van de opleiding naar zijn mening wel op de proef.

Het gevaar van een uiteenvallen in drie gescheiden programma's acht de minister niet denkbeeldig. Een propaedeutische periode van ten hoogste één jaar spreekt hem aan. Wat voorzichtiger wil hij zijn met betrekking tot de voorgestelde specialisatie voor het jongere en voor het oudere kind. Deze specialisatievormen lijken aantrekkelijk, maar de minister stelt het op prijs, dat de adviescommissie nog naar andere wijzen van specialisatie zoekt en deze overweegt. Ditzelfde geldt voor de voorgestelde differentiatievorm, Bemanningsmoeilijkheden bij deze specialisatie en differentiatie, met name voor de kleine scholen op het platteland, ach^ hij zeker niet uitgesloten.

Te kostbare zaak.

De bewindsman vindt de door de werkgroep voorgestelde sleutel van toewijzing van docentenplaatsen, die dan bepaald wordt door 12 doceeruren, een groepsgrootte van 16 studenten en 20 studentenlessen per week een te kostbare zaak. Bij een aantal van 20 studentenlessen per week lijkt hem een docentenformatiebepaling op basis van 16 doceerlessen per week, bij een gemiddelde groepsgrootte van 20 studenten méér in de lijn te liggen van het min of meer vergelijkbare hoger beroepsonderwijs.

Wat de voorgestelde organisatievorm met studieleiders betreft, constateerde Van Kemenade, dat deze onmiskenbaar voordelen heeft, maar ook het gevaar kan inhouden de flexibiliteit van de opleiding aan te tasten en vernieuwingen en ontwikkelingen te bemoeilijken, als het studieleiderschap te sterk aan personen wordt gekoppeld.

Beleidsuitgangspunten,

De beleidsuitgangspunten, die de minister aan de commissies heeft meegegeven zijn slechts beperkt in getal. Blijkens het bovenstaande zijn het de volgende:

- een stafdocentschap met een formatiesleutel op basis van ongeveer 16 doceerlessen per week, een gemiddelde groepsgrootte van 20 studenten bij een gemiddeld aantal studentenlessen van 20 uren per week. Er zijn redenen om met belangstelling af te wachten hoe de nieuwe opleiding tot leraren voor de toekomstige basisschool zal worden geregeld.

• WIJZIGING IN DE EINDEXAMENREGELING VOOR HET V.W.O. , H.A.V.O. EN M.A.V.O.

In het artikel "Herkansingen vervangen herexamens", geplaatst in "De Reformatorische School" van maart 1977, werd gesteld, dat Staatssecretaris Drs. K.de Jong van onderwijs en wetenschappen enkele wijzigingen van het Eindexamenbesluit vwo/havo/mavo zal bevorderen. Deze wijziging is inmiddels tot stand gekomen en gaat in met de eindexamens van het schooljaar 1977-'78. Het betreft in de eerste plaats de volgende wijziging: leerlingen die na het schriftelijk examen niet geslaagd zijn, mogen voor maximaal twee vakken naar keuze opnieuw schriftelijk examen doen. Daarbij telt het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde schriftelijke examen als definitief cijfer voor dat schriftelijke examen.

Deze herkansingen worden gegeven om tegemoet te komen aan de bezwaren die kleven aan de moment-opname, die een schriftelijk examen nu eenmaal is.

Bij de examens in 1978 zullen deze herkansingen plaatsvinden na de zomervakantie. In dat jaar zal ook worden nagegaan in hoe weinig tijd die examens kunnen worden afgewerkt, opdat aan de hand van die ervaringen kan worden beslist of in 1979 het normale examen en de herkansing vóór de zomervakantie kunnen plaatsvinden.

Een andere wijziging, die echter pas voor het eerst van belang is voor de eindexamens van het schooljaar 1978-'79, is dat indien een school voor V.W.O. of h.a.v.o. het wil, ze het schoolonderzoek geheel of gedeeltelijk reeds mag laten beginnen in het voorlaatste leerjaar. Staatssecretaris De Jong heeft aan de scholen een circulaire gezonden waarin de wijziging van het Besluit Eindexamens v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. volledig is vermeld.

De scholen worden in deze circulaire tevens in kennis gesteld van de herkansingsregelingen voor de vakken aardrijkskunde en geschiedenis. Doet men voor deze vakken ook schriftelijk examen, dan kan men er een herkansing voor aanvragen, zoals voor de andere vakken. Bestaat het examen voor deze vakken uitsluitend uit een schoolonderzoek, dan kunnen ze geen herkansing voor dat schoolonderzoek aanvragen na het schriftelijk examen.

• EXPERIMENTEN BIJ OPLEIDING KLEUTERLEIDSTERS EN ONDERWIJZERS

De voorgenomen samenvoeging van kleuter- en lager onderwijs tot basisonderwijs heeft gevolgen voor de instituten die de aanstaande leerkrachten voor deze onderwijsvormen opleiden.

De huidige ruim 130 opleidingsscholen voor kleuterleidsters en pedagogische academies zullen in de nabije toekomst op moeten gaan in een veel beperkter aantal opleidingsinstituten tot leraren in het basisonderwijs.

Naar verwachting zal in 1978 aan een klein aantal combinaties van opleidingsscholen worden toegestaan een zogenoemd integraal experiment uit te voeren op basis van een dan ontwikkeld beeld van de nieuwe opleiding. Aan deze integrale experimenten moet nog veel advies en overleg vooraf gaan over onderwijskundige, juridische, rechtspositionele, bestuurlijke en financiële problemen.

Vooruitlopend op de integrale experimenten zal binnen de huidige opleidingen in beperkte mate worden geëxperimenteerd. De resultaten van deze ontwikkelingsexperimenten kunnen wellicht als bouwstenen fungeren van de nieuwe opleiding.

Nadat in oktober 1976 aan 12 pedagogische academies en aan 7 opleidingsscholen voor kleuterleidsters toestemming was gegeven een experimenteerplan te ontwikkelen op het gebied van de praktische vorming, de vakkenclustering, de in-service-training en de toetsing en diplomering is door deze instituten gewerkt aan de voorbereiding van het experiment.

Naar aanleiding van de ingediende experimenteerplannen is door de minister van onderwijs en wetenschappen toestemming verleend om in augustus 1977 op 7 pedagogische academies en 4 opleidingsscholen voor kleuterleidsters met de uitvoering van de experimenteerplannen te beginnen. Aan 5 pedagogische academies en 3 opleidingsscholen voor kleuterleidsters is gevraagd in een verlengde voorbereidingsperiode de plannen dusdanig verder uit te werken of bij te stellen dat uitvoering per augustus 1978 verantwoord lijkt.

J. J. Verhage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1977

De Reformatorische School | 32 Pagina's

V.G.S. -Nieuws

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1977

De Reformatorische School | 32 Pagina's