Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Letterstad: een bruikbare methode!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Letterstad: een bruikbare methode!

G.O.L.V. nieuws

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De methode Letterstad blijkt nog steeds een bron van onrust te zijn. Het G.O.L.V.-bestuur zou over deze materie gezwegen hebben, wanneer na het verschijnen van het artikel van de heer Schimmel, en de verklaring van de heer Florijn namens de werkgroep lezen, beide in D.R.S. van mei 1983, niet het artikel van de heer Van de Breevaart verschenen zou zijn in het R.D. van 2 juli 1983. Met het artikel van Schimmel en de verklaring van Florijn achtten wij de rust rond Letterstad weergekeerd. Het artikel van Van de Breevaart bracht echter opnieuw onrust. Daarom acht het G.O.L.V.-bestuur nu de tijd gekomen om de gang van zaken rond Letterstad eens op een rijtje te zetten.

Geschiedenis

In 1977 bleek er op diverse reformatorische scholen behoefte bestaan aan een aangepaste uitgave van de leesboekjes, behorend bij een nieuwe methode voor aanvankelijk lezen: Letterstad. De reden was, dat men graag met deze methode zou willen werken, maar dat dit om pedagogische redenen niet mogelijk was, gezien de verhalen en illustraties in de bij Letterstad behorende leesboekjes: de leesserie "Mik en Mak". De verhalen waren onwerkelijk. De tekeningen waren dezelfde als die van een raar stripverhaal. Mik en Mak waren houten poppen met een afschuwelijk uiterlijk. Als het nacht werd, werden ze levend en gingen allerlei avonturen beleven. Om deze redenen was Letterstad niet aanvaardbaar voor het reformatorisch onderwijs.

De G.O.L.V. heeft toen haar medewerking verleend om te komen tot de

uitgave van een aangepaste leesserie. De Leescommissie van de G.O.L.V. heeft daarbij gezorgd voor de wijzigingen in de tekst, en uitgeverij Wolters- Noordhoff voor andere illustraties. De

aangepaste leesserie kreeg de titel "Han en Rie", waarbij Han en Rie twee kinderen zijn, die in de plaats gekomen zijn van de houten poppen. Het zijn boekjes geworden met gewone verhalen en eenvoudige illustraties.

Als vervolg op de leesserie "Mik en Mak" verscheen de leesserie "Jouk". Ook deze boekjes waren voor het reformatorische onderwijs niet aanvaardbaar, vanwege de moderne sfeer van vrouwenemancipatie, doorbreking van rolpatronen en bespotting van volwassenen. Om pedagogische redenen heeft de Leescommissie toen ook een aangepaste versie samengesteld van de Joukserie.

Duidelijk mag nu gesteld worden, dat het werk van de Leescommissie van de G.O.L.V. het mogelijk gemaakt heeft dat de reformatorische scholen van de methode Letterstad een pedagogisch verantwoord en'nuttig gebruik kunnen maken.

In een rondschrijven van de G.O.L.V. in april 1977 stonden de volgende opmerkingen:

1. De G.O.L.V. maakt geen reklame voor een firma of methode.

2. Het is niet de taak van de G.O.L.V. om te beoordelen of deze methode "beter" is dan andere methoden.

3. Alleen om deze methode toegankelijk te maken voor de reformatorische scholen gaat dit schrijven uit van de G.O.L.V. (Op veler verzoek).

Geen communistische methode

Pas later groeide enige onrust over de Russische, communistische achtergrond van Letterstad. Indedidaktiekvan Letterstad is namelijk gebruik gemaakt van de leerpsychologie van o.a. de Russische geleerde Gal'perin.

In een inleiding voor Oud Gereformeerde schoolbestuurders en onderwijsgevenden gaf de heer B. Florijn, oud-leraar aan "De Driestar", zijn mening over Letterstad. Een samenvatting van die inleiding werd geplaatst in het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland'). Op deze inleiding is in D.R.S. gereageerd door de heer C.W. Schimmel, hoofd van de reformatorische lagere school in Amersfoort2).

Het eerste bezwaar van Florijn tegen Letterstad is, dat hij meent dat Letterstad een anti-christelijke methode is. Met de weerlegging van Schimmel kunnen wij volledig instemmen, maar wij willen daar nog wat aan toevoegen. Waarom noemt Florijn Letterstad een anti-christelijke methode? Hij schrijft: "De methode Letterstad gaat uit van een totaal anti-christelijke struktuur". Hij bedoelt hiermee de leerpsychologische achtergrond. Voor de methode Letterstad is gebruik gemaakt van de leerpsychologie van o.a. de Russische marxist Gal'perin. Dat het marxisme anti-christelijk is, daarover bestaat uiteraard geen verschil van mening. Maar dat Letterstad daarmee ook een anti-christelijke methode geworden is, daarover zijn we het met Florijn niet eens.

Daarvoor zullen we naar Letterstad zelf moeten kijken. In Letterstad wordt zeer veel aandacht besteed aan het inoefenen van de vaardigheden die een kind moet beheersen bij het leren lezen. Duidelijk wordt dit aangetoond door de heer R.A. van der Garde, schoolbegeleider in dienst van de V.B.S.O., in Criterium^). Maar hoe worden deze vaardigheden nu aangeleerd? Hier raken we het punt waar het om gaat, want dit is het terrein van de leerprincipes, en het zijn deze leerprincipes, die gebaseerd zijn op de leertheorieën van o.a. Gal'perin. In "De L^O-benadering toegepast op het lezen en spellen"geeit Kooreman een duidelijke uiteenzetting van de leerprincipes van Letterstad"). Voor het goed begrip geven wij er hier een overzicht van.

De leertheorieën die Kooreman in Letterstad gebruikt heeft, zijn die van Gal'perin (Rusland), Ausubel (Amerika), Van Parreren (Nederland) en Saltz. Kooreman maakt onderscheid tussen externe en interne leerprincipes. Externe leerprincipes zijn middelen die door de onderwijsgevende gehanteerd worden om het leren positief te beïnvloeden. Het zijn de volgende vier:

- oriënteren: cognitieve beïnvloeding vooraf,

- motiveren: affektieve beïnvloeding vooraf,

- controleren: cognitieve beïnvloeding achteraf,

- reïnforcen: affektieve beïnvloeding achteraf.

Interne leerprincipes zijn processen die bij de leerlingen moeten plaatsvinden. Het zijn de volgende:

1. beschikbaar maken. De leerling moet een bepaalde leerinhoud in zich opnemen, zodat hij er a.h.w. de beschikking over heeft. (Leerinhouden zijn vaardigheden die de kinderen moeten aanleren, zoals b.v. van links naar rechts werken, klankpositie bepalen, koppelen van klank en letter, auditieve analyse, auditieve synthese, visuele analyse, visuele synthese.) Hierna kan aan de volgende drie leerprincipes onafhankelijk van elkaar gewerkt worden.

2. wendbaar maken. De leerling moet de leerinhoud toepassen in verschillende situaties.

3. stabiel maken. Hier gaat het om de relatie met andere leerinhouden. Hierbij geldt de verplichte volgorde:

a.isoleren. De essentiële kenmerken van de leerinhouden afzonderlijk komen aan de orde.

b.discrimineren. De verschillen tussen de leerinhouden komen aan de orde.

c.integreren. Het opsporen van overeenkomsten en verschillen tussen leerinhouden.

4. wijzigen. De beschikbaar gemaakte leerinhoud moet nog een aantal veranderingen ondergaan:

a. verinnerlijken. Dit is een proces dat plaatsvindt van de handen, via oog of mond, naar het innerlijk. Voor het lezen van een woord gelden bijv. vijf niveaus:

- lezen met de handen door "hakken en plakken" (gematerialiseerd niveau) - hardop lezen (verbaal niveau) - lezen met lipbewegingen - lezen door "innerlijk spreken" - lezen door direct begrijpen zonder innerlijk spreken (mentaal niveau).

b.verkorten. Bepaalde tussenstappen verdwijnen. Bijv.: een leerling leest eerst: k/aa/s — kaas, dan: k/aas — kaas, en tenslotte in één keer: kaas.

c. automatiseren. De overgang van hortend en stotend naar vloeiend.

Zie hier nu het terrein waarop gebruik gemaakt is van de leerpsychologie van de marxist Gal'perin. Dit is het terrein waarop onaanvaardbare consequenties van de communistische achtergrond van Letterstad zichtbaar zouden moeten worden. Consequenties die Letterstad tot een anti-christelijke methode zouden maken. Als Letterstad vanwege zijn achtergrond onaanvaardbaar is voor het

reformatorisch onderwijs, dan moet dat hier, op het terrein van de leerprincipes, blijl< en. Onzes inziens is hiervan geen sprake. Daarom kunnen we stellen, dat Letterstad geen communistische methode is. Kooreman heeft duidelijk niet alleen geput uit Russische, maar ook uit Amerikaanse en Nederlandse bronnen. Letterstad is wel een puur wetenschappelijke methode. Kooreman heeft onzes inziens van alle mogelijke wetenschappelijke gegevens gebruik gemaakt die van belang waren voor het leren lezen en spellen, en heeft die in de methode Letterstad ondergebracht. Daarmee willen we niet zeggen, dat Letterstad nu boven kritiek verheven is. De wetenschap is niet neutraal, maar van Nederlandse en Amerikaanse kant waarschijnlijk evenzeer als van Russische kant: atheïstisch. Voor ons geldt: Letterstad zal ook onderwijskundig bezien niet in strijd mogen zijn met de normen en waarden die God ons in Zijn Woord gegeven heeft. Onderwijskundig bezien zijn we in Letterstad geen zaken tegengekomen die levensbeschouwelijk voor ons niet acceptabel zouden zijn, geen zaken die openlijk strijden met Gods Woord. De gehanteerde principes kunnen wij gebruiken in ons pedagogisch bezigzijn, vanuit onze eigen levensbeschouwing. Het wetenschappelijk karakter van deze methode kan op zichzelf geen reden zijn om de methode af te wijzen op principiële gronden. Of we nu om zo'n puur wetenschappelijke methode zitten te springen is een andere zaak. Enerzijds stoot het wetenschappelijk kader en spraakgebruik ons eerder af, dan dat het ons aantrekt. Bijv. het woord beïnvloeding. Dat is een geladen woord. Er wordt in Letterstad echter de normale omgang met de kinderen onder verstaan. Anderzijds is het zo, dat we moeten erkennen dat het leren lezen en spellen op een zeer grondige wijze wordt aangepakt. Daarom kunnen we ook stellen dat de G.O.L.V. een goede leesmethode bruikbaar heeft gemaakt voor het reformatorisch onderwijs. Op praktisch terrein zullen er best bezwaren tegen Letterstad aan te voeren zijn. Bijv. dat de knappe leerlingen zo'n grondige aanpak niet nodig hebben. Maar dat is geen principieel bezwaar, en tegen iedere methode zijn wel een aantal praktische bezwaren in te brengen.

Ook Van der Garde is tot de conclusie gekomen dat Letterstad geen commu-

nistische methode is. Hij schrijft: "Er is dus heel veel in Letterstad te vinden dat niets met Gal'perin te maken heeft, maar dat is bedacht of afgekeken door handige Nederlandse methodeschrijvers. En hetgeen wel met Gal'perin te maken heeft, is een algemeen kader dat aangeeft hoe de leerkracht bepaalde leerstof het beste kan overdragen opzijn leerlingen. We vinden dan ook dat deze methode niet de naam marxistisch mag dragen om het gebruik van de leertheorie van Gal'perin."

(Terloops zij opgemerkt dat Van der Garde ons toch teleurstelt. Positief waarderen wij dat hij opmerkt, dat Letterstad geen marxistische methode is, en dat hij vindt dat "het voorbereidend en aanvankelijk leesonderwijs het beste gegeven kan worden volgens het model van Letterstad". Daarentegen bevreemdt het ons, dat hij als enig bezwaar tegen Letterstad aanvoert: "Letterstad heeft helaas ook die nadelen waaraan geen enkele eigentijdse methode ontkomt: in de leesboekjes vinden we feitelijk een schets van het moderne leven". Dit kan hij echter alleen zeggen van de oorspronkelijke leesboekjes, en niet van de aangepaste versie. Het is juist dit bezwaar, dat door de Leescommissie is weggenomen. Dat Van der Garde het werk van de Leescommissie niet in zijn beoordeling betrekt, isteleurstellend.)

De andere bezwaren van Florijn tegen Letterstad zijn, dat deze methode volgens hem de laatste restanten zal opruimen van ons christelijk taalgebruik, en onze kinderen zoveel mogelijk hult in een iliusieve wereld. Hetgeen Schimmel tegen deze bezwaren aangevoerd heeft, onderschrijven wij volkomen, en behoeft hier dus niet herhaald te worden.

Visie op de didaktlek

Als reactie op het artikel van Schimmel schrijft Van de Breevaart, onderwijsredacteur bij het R.D., dat het oordeel over Letterstad bepaald wordt door de visie die men heeft op de didaktlek^). Volgens hem is het zo, dat degene die met Florijn van mening is dat didaktlek een onderdeel is van de pedagogiek, het gebruik van Letterstad op onze scholen afwijst. Daarentegen zou degene die Letterstad aanvaardbaar acht voor onze scholen, de didaktlek beschouwen als "een kwestie van methode, van ambachtelijke bezigheid, van techniek, van verpakking, die onafhankelijk van de pedagogiek bezien moet worden".

Hij schrijft: "Didaktlek is dus voor Schimmel c.s. een neutrale, technische

vaardigheid. Voor Florijn is didal< tiek een onderdeel van de pedagogiek". Het artikel van Van de Breevaart suggereert zeer ten onrechte, dat al degenen die Letterstad aanvaardbaarbaar achten, in de hoek van de neutrale didaktiek thuishoren. Wie daarentegen didaktiek beschouwt als een onderdeel van de pedagogiek, moet Letterstad wel afwijzen. Zo eenvoudig ligt de zaak echter niet.

Ook al achten we Letterstad aanvaardbaar voor onze scholen, toch zijn we van mening, dat de didaktiek een onderdeel van de pedagogiek is. Ook Schimmel staat op dit standpunt. Hij schrijft: "Florijn meent dat wij een methode vanuit een pedagogisch standpunt moeten bezien, d.w.z. vanuit het doel van onze opvoeding. Een goed uitgangspunt dunkt me". Onderwijs geven is kennis bijbrengen, vaardigheden aanleren, maar ook opvoeden. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit neemt niet weg, dat we in ons onderwijs van bepaalde hulpmiddelen gebruik moeten maken. Tot zover zal Florijn het met ons eens zijn. Maar onze wegen gaan uiteen over de vraag welke hulpmiddelen we mogen gebruiken.

Wij zijn van mening dat we dié hulpmiddelen mogen gebruiken, die niet strijdig zijn met de normen en waarden die God ons in Zijn Woord heeft gegeven. Die hulpmiddelen hebben vaak een niet- of anti-christelijke oorsprong, maar kunnen toch desondanks bruikbaar zijn voor ons onderwijs. Zulke hulpmiddelen menen wij te moeten en ook te mogen lossnijden van hun achtergrond, om ze dan te plaatsen in ons door de christelijke levensbeschouwing bepaald pedagogisch bezigzijn. Wij menen dat we dit moeten doen, omdat we immers moeten blijven streven naar zo goed mogelijk onderwijs, en daartoe zullen ook ideeën en bevindingen van andersdenkenden een waardevolle bijdrage kunnen vormen. Wij menen dat we dit ook mogen doen, wanneer dergelijke hulpmiddelen, losgesneden van hun achtergrond, op zichzelf bezien dus, worden getoetst aan de normen van Gods Woord. Wanneer didaktische hulpmiddelen op zichzelf bezien niet strijdig zijn met de normen en waarden die God ons in Zijn Woord heeft gegeven, dan mogen we die hulpmidde­ len gebruiken. Wanneer didaktische hulpmiddelen strijdig zijn met Gods Woord, wanneer het kwalijke van de achtergrond ook in de hulpmiddelen zelf aan te wijzen is, dan moeten we die hulpmiddelen afwijzen.

Het moet duidelijk zijn dat dit niet hetzelfde is als zogenaamde neutrale didaktiek. Didaktiek gezien als neutrale bezigheid zou inhouden, dat didaktische hulpmiddelen, levensbeschouwelijk gezien, op zichzelf niét goed of kwaad kunnen zijn. De neutrale didaktiek kan klakkeloos overnemen wat de wetenschap haar voorschotelt. Dat is onze mening niet. Daarom wensen wij ook niet in de hoek van de neutrale didaktiek, van de didaktiek "als een verzelfstandigde normen- en waardenvrije techniek" gezet te worden.

In Letterstad zijn gegevens gebruikt, die ontleend zijn aan de wetenschap, ook aan de communistische wetenschap. De leerpsychologie heeft didaktische werkwijzen aangereikt om het leesondeiwljs optimaal te doen geschieden. In die didaktische werkwijzen, losgesneden van hun wetenschappelijke, psychologische, gedeeltelijk communistische achtergrond, hebben wij geen zaken gevonden die strijdig zijn met Gods Woord. Daarom achten wij het verantwoord om deze didaktische werkwijzen in het pedagogisch bezigzijn op de reformatorische scholen te gebruiken. Nu is Florijn van mening dat dit niet kan. Florijn gaat er a priori van uit, dat een marxistische psycholoog geen gegevens kan aanreiken, die in het reformatorisch onderwijs bruikbaar zijn. Een reformatorische school kan en mag geen didaktische werkwijze toepassen die ontwikkeld is binnen het anti-christelijke communisme. Volgens Florijn wordt het hulpmiddel gedirigeerd vanuit de achtergrond, m.a.w. de resultaten van Gal'perins leerpsychologie zouden onlosmakelijk met het marxisme verbonden zijn.

Het is onze mening dat dit niet het geval is. In de eerste plaats omdat het kwalijke van de achtergrond dan ook in het hulpmiddel zelf aan te wijzen moet zijn, en dat kunnen wij niet. In de tweede plaats om de reden die de heer C.C. Geluk, regiobegeleider bij het B.G.S., naar voren brengt^).

Geluk schrijft dat het in Rusland vanzelf-

sprekend is, de praktische onderwijssituatie in talloze experimenten onder de loep te nemen, en dat de ontdekkingen niet noodzakelijk aan het marxistisch denken gekoppeld moeten worden. "Wat er in Rusland feitelijk gebeurd is en nog gebeurt, is het ontdekken van vele processen die in de Schepping gegeven zijn en deze misplaatsen op de marxistische denktheorie". Wij zijn van mening dat de in Rusland ontdekte processen mogelijkheden zijn die de mens na de zondeval nog overgebleven zijn om bepaalde zaken te leren, mogelijkheden die wij moeten plaatsen in de christelijke levensbeschouwing.

Wij vinden dan ook, dat niet alle opvattingen van de marxist Gal'perin bij voorbaat moeten worden verworpen. Van der Garde haalt Van Parreren aan als die schrijft over de theorie van Vygotsky, waar Gal'perin mee verder is gegaan: "Voor het opgroeiende kind betekent dit, dat het voor zijn psychische ontwikkeling is aangewezen op omgang met, en opvoeding en onderwijs door de volwassene". Van der Garde concludeert: "Het Is de volwassene die de werkelijkheid moet overdragen op de jeugd en hun denken bewust moet vormen". Wij zijn het met hem eens als hij schrijft: "Wat Gal'perin zegt over de rol van de volwassene in de opvoeding is in wezen niet nieuw, het is zo oud als de mensheid zelf is en het Is nog Bijbels ook. Gal'perin is daarom wat dit betreft veel acceptabeler dan westerse denkers over onderwijs en opvoeding, die spreken over zelfontplooiing, zelfontdekking, kindgericht onderwijs en wat dies meer zij".

Overigens blijkt Florijn een wat meer genuanceerd standpunt ingenomen te hebben, getuige het feit, dat hij In de verklaring namens de werkgroep lezen schrijft: "Ons enigszins in de stof verdiepend, overvielen ons de bijzonder grote moeilijkheden die zich voordeden".^) Toch lijkt het ons juist, in dit verband de visie van Florijn op de didaktiek naar voren te halen. Als hij zegt, dat de didaktiek een onderdeel van de pedagogiek is, dan heeft hij daarmee ook direkt de hulpmiddelen op het oog. Dan bedoelt hij, dat de christelijke pedagogiek de achtergrond moet zijn niet alleen van de didaktiek zelf, de kunst van het onderwijzen, maar ook van de hulpmiddelen. Florijn aanvaardt In de reformatorische school dus alleen een methode die gefundeerd Is in de christelijke pedagogiek.

Wij erkennen enerzijds dat Florijn gelijk heeft. Christenen zouden eigenlijk met minder dan een eigen, christelijke methode geen genoegen mogen nemen.

Daarom zijn wij verblijd, dat Florijn met de werkgroep lezen pogingen in het werk stelt om een christelijke leesmethode te ontwikkelen.

Anderzijds moeten we stellen, dat een eigen leesmethode, geworteld in de christelijke pedagogiek, tot nog toe ontbreekt. We moeten onze kinderen echter wel lezen leren. Bij het ontwikkelen van Letterstad zijn de leerpsychologische gegevens niet getoetst aan Gods Woord en niet geplaatst in het kader van de christelijke pedagogiek. Letterstad is geen christelijke leesmethode. De G.O.L.V. heeft ook nooit gepretendeerd dat Letterstad een christelijke leesmethode zou zijn. Onderwijskundig is Letterstad echter niet in strijd met de christelijke principes. En het onaanvaardbare uiterlijk van de oorspronkelijke uitgave, tekst en illustraties, is door de Leescommissie veranderd in een aanvaardbaar uiterlijk. Daarom kan het reformatorisch onderwijs, bij gebrek aan een christelijke leesmethode, een verantwoord gebruik maken van de methode Letterstad.

Daar komt nog bij dat een leesmethode slechts een hulpmiddel is in de hand van een onderwijzer of onderwijzeres. Florijn haalt Prof. Langeveld aan als die zegt: "Didaktiek is een pedagogische handeling". Hiermede zal hij ook bedoelen dat de onderwijsteer en de methode bepaald worden door het opvoedingsdoel, maar in de eerste plaats zal hij er toch mee bedoelen dat het onderwijzen zelf wordt bepaald door het opvoedingsdoel. Het is de juf of meester die de methode naar eigen pedagogische inzichten hanteert. De man of vrouw voor de klas bepaalt nog altijd in hoofdzaak de kwaliteiten de richting van ons onderwijs. Dat willen we duidelijk stellen, zonder evenwel iets af te doen van de noodzaak van een eigen leesmethode. De visie van Florijn op de didaktiek heeft niet alleen betrekking op het vak lezen, maar ook op de andere vakken. Ook voor de andere vakken ontbreken, op enkele uitzonderingen na, eigen methodes, geworteld In de christelijke pedagogiek. Het is daarom niet juist de kritiek alleen tot Letterstad te beperken. Onze conclusie is:

- dat wij didaktiek zien als een pedagogische handeling van een christelijke onderwijzer en onderwijzeres, die een christelijke methode, of, bij gebrek daaraan, een andere methode, naar eigen pedagogische inzichten hanteert;

- dat het reformatorisch onderwijs bij gebrek aan beter een verantwoord gebruik kan maken van de methode Letterstad met de aangepaste leesboekjes, en dat het verblijdend is, dat er door de werkgroep lezen pogingen ondernomen worden om een eigen, christelijke leesmethode tot stand te brengen.

Het G.O.L.V.-bestuur.

NOTEN:

1. B. Florijn: "Onze huidige didaktiek". Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland, juli, augustus, september 1982. 2. C.W. Sctiimmel: "Letterstad: een verantwoorde leesmethode? ", D.R.S., mei 1983. 3. R.A. van der Garde: "Oock in dit soo is de werelt mal", Criterium, februari 1983. 4. H.J. Kooreman: "De L40-benadering toegepast op het lezen en spellen", Groningen, 1976. 5. P. van de Breevaart: "Visie op didaktiek bepaalt oordeel over Letterstad", R.D., 2 juli 1983. 6. C.C. Geluk: "Twee leertheorieën: Piaget en de Russische leerpsychologie", D.R.S., januari 1981. 7. B. Florijn: "Werkgroep leesonderwijs", D.R.S., mei 1983.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's

Letterstad: een bruikbare methode!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1983

De Reformatorische School | 60 Pagina's