Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hart, huis en hand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hart, huis en hand

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

"En deze woorden, die ik u lieden gebiede, zuilen in uw hart zijn..." (Deuteronomium 6: 6-9).

Hier spreekt de oude Mozes zijn afscheidswoord tot de verzamelde stammen van Israël. In de verte ligt Nebo, de plaats waar de man Gods sterven zal. Straks verlaat het volk de vlakke velden van Moab, om de Jordaan over te steken. Nog eenmaal bindt Mozes het volk in een lange afscheidspredikatie, het boek Deuteronomium, op het hart Gods Woord straks in het land der belofte niet te vergeten. "Hoor dan, Israël! en neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga!" (vers 3).

Het is een vermaning, die ook wij wel ter harte mogen nemen. Een nieuw jaar strekt t\ch voor ons uit. Het zal ons en onze scholen slechts welgaan, indien wij Gods woorden zullen horen en doen. Welke woorden? Mozes spreekt van deze woorden, die ik u heden

gebied. In eigenlijke zin gelden deze woorden dus het boek Deuteronomium. Wij zullen echter de mening van de Heilige Geest wel geen geweld aandoen, indien wij de uitdrukking "deze woorden" toepassen op het geheel van de Heilige Schrift.

Het eerste, waartoe Mozes het volk van Israël opwekt is dat Gods woorden in hun hart moeten zijn. Het hart is in de Schrift het centrum van de gehele menselijke persoonlijkheid. Wil het Woord des Heeren kracht doen en vrucht dragen in ons leven, het zal moeten doorgaan tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs. Het zal moeten wortelen in het diepste van ons bestaan. Wij leven in zulk een oppervlakkige tijd. Bij velen drong het Woord Gods niet verder door dan in het verstand of in het gevoel, of het raakte de consciëntie. Het hert van velen bleef immer onberoerd, ongebroken. Op den duur zal dan het zaad onherroepelijk verstikken tussen de doornen of verdorren op de stenen. Deze woorden zullen in uw hort zijn! Daartoe is niet minder nodig dan het wonder van de inwendige roeping door Woord en Geest. Toen opende de Heere Lydia's hart... Het is van het grootste belang, dit te blijven beseffen. Vóór Mozes gaat spreken over het inscherpen van de woorden Gods in onze kinderen, vóór hij gewaagt van het spreken over die woorden in huis en op de weg, vermaant hij Israël én ons eerst: deze woorden zullen in uw hartzijn! Zouden onze leerlingen het niet merken, het grote verschil tussen een opgezegd lesje bijbelse geschiedenis en het spreken van iemand, die door genade de woorden Gods in het hart mag hebben? Wat gaat er weinig kracht, weinig vermaan, weinig tot jaloersheid verwekkende liefde van ons uit, als wij persoonlijk niet weten van die zoete, onnaspeurlijke, wondere, bovennatuurlijke opening van het hert in het uur van Gods welbehagen!

En gij zult ze uw kinderen inscherpen... Gedurig komt in Deuteronomium bij de oude Mozes de zorg om de kinderen terug. Hoe kan het ook anders bij een man, die in zijn enige Psalm (90) gebeden heeft, dat de Heere Zijn werk aan Zijn knechten zou doen gezien worden, en Zijn heerlijkheid over hun kinderen. Nu mogen wij wel bijzonder letten op het woord inscherpen. Het is een woord, dat ons doet denken aan weerbarstig, hard materiaal. Het wordt ook gebruikt voor het wetten van een zwaard.

De Heilige Geest wil ons door juist dit woord te gebruiken herinneren aan het feit, dat ook onze kinderen ten enenmale onvatbaar zijn voor de woorden Gods. Hun die woorden bijbrengen is geen gemakkelijk werk. De Heere heeft naar de mens gesproken alles tegen. De Schrift spreekt ergens van de "hardigheid" van de harten. Merkwaardig toch: de wereld behoeft zijn boodschap er bij onze kinderen niet in te scherpen. Dat gaat vanzelf. Maar het woord Gods stuit af, ontmoet weerstand, vijandschap, zelfs bij de kinderen, ook bij ónze kinderen. Onze kinderen... Dat moet ons tegelijkertijd met ootmoed vervullen. Onze kinderen zijn zo weerbarstig, omdat zij ónze kinderen zijn. Onrein uit onreinen. Inscherpen... het is een woord, dat ons bij de bittere realiteit van onze zondeval brengt. En daarvan spreken, als gij in uw huis zit... Daarvan spreken! Spreken wij nog met onze kinderen? In huis, op de weg? Het schijnt het beste, de bekende woorden: "Als gij in uw huis zit, en als gij op de weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat" niet zo te verstaan, alsof Mozes ermee bedoelen zou: altijd. De Schrift leert ons ook hier, dat de wijze tijd en wijze zal weten. Er is een manier van omgaan met onze kinderen en met het Woord Gods, die niet inwint, maar afstoot. Wij moeten niet te pas en te onpas met kinderen over de woorden Gods spreken. Wij kunnen zó overgeestelijk worden, dat de vrucht zeer ongeestelijk is. Mozes, of beter: de Heilige Geest, bedoelt dat hier ook niet. De beste verklaring van de woorden over huis en weg, nederliggen en opstaan schijnt wel te zijn, dat hier bedoeld wordt: op elk gepast moment, bij elke geschikte gelegenheid, die zich voordoet, waar ge dan ook zijt, al is het op uw bed, al is het op de weg! Welnu: hoe staat het hiermee in ons leven? Spreken wij nog met onze kinderen? Men leest soms van de gezinsontwrichtende, relatiedodende werking, die van de televisie uitgaat. Ik geloof dat ook. Maar is het bij ons beter? Kennen wij onze kinderen wel? Nemen wij de gelegenheid waar, met hen te spreken? Zij hebben dat zo broodnodig. En dan zijn het niet alleen de kinderen in gezinsverband, die dit nodig hebben, maar ook de leerlingen, die God in Zijn voorzienig beleid bracht op onze weg. Wat hebben onze scholen toch schreeuwend behoefte aan leerkrachten, die zelf de Heere mogen vrezen, en die ook als de goede gelegenheid zich voordoet met hun kinderen, met hun leerlingen spreken. Voorde klas, maar ook en vooral persoonlijk.

Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand... De exegese van dit teken op de hand en van het voorhoofdspansel tussen de ogen is nogal omstreden. Reeds in het rabbijnse Jodendom komen wij een richting tegen, die deze woorden voor beeldspraak houdt en een andere die ze letterlijk wil zien opgevat. De laatste opvatting Is verantwoordelijk voor het ontstaan van de tefillin, kleine doosjes, gebonden met lederen riempjes om hoofd en hand, gevuld met rolletjes perkament, beschreven met Schriftplaatsen. Zou dit Inderdaad 's Heeren bedoeling zijn geweest? Wij wagen het te betwijfelen. Evenzo menen wij, dat het zeker niet Gods bedoeling is geweest, dat men het negende vers zó op zou vatten, dat het voldoende zou zijn, enkele Schriftgedeelten te schrijven op de posten van ons huis en op de poorten van onze stad. Neen! Als de Heere gebiedt, dat Zijn woorden ons op de hand en op het voorhoofd gebonden zullen zijn, dan wil Hij daarmee zeggen, dat Zijn Woord bepalend voor ons handelen en ons denken dient te zijn. Lezen wij evenzo niet van het beest uit de aarde, dat het werk Gods in élles nabootst, dat het de zijnen een merkteken geeft aan de rechterhand of aan het voorhoofd? En vervolgens, als de Heere gebiedt, dat Zijn Woord geschreven sta op de posten van ons huls en aan onze poorten, dan eist Hij daarmee het gezinsleven én het maatschappelijk leven op voor de tucht van Zijn Woord!

Dit alles heeft ons zoveel te zeggen. Wij kunnen de mond vol hebben van het Woord Gods, maar bepaalt het ook onze levenswandel? Is het een teken op onze hand? Wij kunnen opkomen in ons onderwijs voor de oude waarheid van Schrift en belijdenis, maar bepaalt het Woord geheel ons denken? Wat kunnen wij toch een rechtzinnige belijdenis en een degelijke levensopenbaring paren aan volkomen wereldgelljkvormig denken! Ziet de Heere het hart niet aan en het verborgenste van onze

gedachten? Zijn Zijn woorden ons waarlijk tot voorhoofdspanselen tussen onze ogen? En wat onze sciiolen betreft: wij hebben Gods woorden - soms letterlijk - geschreven op hun posten en aan hun poorten. Zij dragen namen en hebben grondslagen, gewagend van de woorden Gods. Maar laat ons bedenken: waar het leven, dat uit God is, niet meer gekend wordt, daar verstenen de schone namen en de schriftuurlijke grondslagen van onze scholen tot een fagade. Het grootste gevaar en de ernstigste bedreiging voor ons reformatorisch onderwijs komt niet uit Den Haag, of van ons niet gunstig gezinde politieke stromingen. Het grootste gevaar bedreigt ons van binnenuit: dat Gods woorden niet meer in ons hert zouden zijn, geen teken meer op onze hand, geen voorhoofdspanselen meer tussen onze ogen. De Heere erbarme Zich over ons en over onze kinderen en beware onder ons Zijn verbondstrouw!

Ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

De Reformatorische School | 56 Pagina's

Hart, huis en hand

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

De Reformatorische School | 56 Pagina's