Uitbreiding van de werkgelegenheid in het onderwijs

Minister Deetman lieeft de organisaties van schoolbesturen een viertal voorstellen gedaan die alle ten doel hebben werkgelegenheid in het onderwijs te behouden c.q. te verbeteren. Over deze voorstellen is op 19 juni j.l. overleg gevoerd met de organisaties van

schoolbesturen. Zij hebben de plannen overwegend positief beoordeeld, doch hebben kanttekeningen geplaatst bij de uitvoerbaarheid van sommige dezer vor. stellen.

De arbeidsplaatsen die ontstaan bij uitvoering dezer maatregelen kunnen worden betaald uit twee bronnen: aan de ene kant de gelden die binnen de Rijksbegroting kunnen worden bespaard o.m. op uitkeringen die werkloos onderwijspersoneel en schoolverlaters anders zouden krijgen, aan de andere kant uit de gelden die voor arbeidsplaatsen beschikbaar zijn als gevolg van het inhouden van de prijscompensatie bij het onderwijspersoneel (de zgn. herbezettlngsgelden).

De maatregelen die in dit kader zullen worden getroffen, zijn de volgende:

Verlaging van de v.u.t.-leeftijd tot 59 Jaar

Deze maatregel heeft - evenals vorig jaar - betrekking op leden van het onderwijsgevend personeel die de leeftijd van 59 jaar hebben bereikt, voor zover dit personeel ook belanghebbende Is in de zin van de Rechtspositiebesluiten KO/LO, WVO, WLW of de Rechtspositieregeling VJ. Dit betreft dit jaar dus degenen die vóór 1 januari 1926 zijn geboren. De regeling treedt in werking m.i.v. 1 augustus 1984 en is overigens inhoudelijk dezelfde als die van het vorig jaar (circulaire d.d. 29 juni 1983). Degenen die op basis van de regeling van vorig jaar al vervroegd konden uittreden (zij die zijn geboren in 1924), hebben uiteraard ook nu nog de mogelijkheid om te "vutten".

Voor de belanghebbenden die van deze VUT-regeling gebruik maken gelden voorts de voorwaarden van de reguliere VUT-regeling. De uitkering bedraagt 80% van de laatstelijk genoten wedde tot de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

De periode gedurende welke men recht heeft op een VUT-uitkering telt in het algemeen voor 50% mee voor de berekening van het aantal dienstjaren dat in aanmerking komt voor ouderspensioen.

Taakvermindering oudere onderwijsgevenden

De regeling inzake taakvermindering voor oudere onderwijsgevenden, zoals die neergelegd is in de circulaires dd. 22 februari 1983 en 28 juli 1983, wordt uitgebreid.

Op basis van genoemde circulaires is voor onderwijsgevenden die 56 jaar of ouder zijn een vrijwillige arbeidsverkorting met behoud van gedeeltelijke bezoldiging (80% van het salaris over de ingeleverde uren) mogelijk.

Deze regeling wordt m.i.v. 1 augustus 1984 uitgebreid in die zin, dat bedoelde vrijwillige arbeidsverkorting nu ook mogelijk is voor de onderwijsgevenden die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. Wordt men 55 jaar nè 1 augustus maar vóór of op 31 december van een schooljaar, dan kan men m.i.v. 1 augustus van dat schooljaar gebruik maken van deze regeling.

Uitbreiding/verlenging natuurlijkverloopregeling v.o./h.b.o.

Deze maatregel houdt in dat de terzake van de bezuinigingsmaatregelen 1983

voor het voortgezet onderwijs (incl. hbo) getroffen natuurlijk-verloopregelingen (o.nn. circulaire 8 april 1983) worden verlengd voor het schooljaar 1984/1985. Daarnaast zal voor genoemd schooljaar een natuurlijk-verloopregeling worden getroffen voor de opvang van de gevolgen van een aantal voor het voortgezet onderwijs geldende bezuinigingsmaatregelen 1984. Niet alle schoolbesturen blijken de natuurlijk-verloopregeling in 1983 te hebben toegepast vanwege de moeilijkheidsgraad van de regeling 1983/1984. Hoewel de regeling 1984/1985 op een aantal punten vereenvoudigd is, is deze ingewikkeld van aard. Gezien het doel van de regeling - voorkoming c.q. beperking van het aantal ontslagen - doet de minister een dringend beroep op alle betrokkenen om alles in het werk te stellen voor een zo effectief mogelijke uitvoering van de regeling, opdat daarmee vele ontslagen die anders hadden moeten plaatsvinden, kunnen worden voorkomen.

Werkgelegenheidsprojecten Onderwijs (W.P.O.)

Deze projecten hebben in het bijzonder tot doel de startkans van jonger onderwijspersoneel dat (reeds geruime tijd) werkloos is te verbeteren. Met de voor de W.P.O. beschikbare gelden worden tijdelilk arbeidsplaatsen gecreëerd op scholen voor k.o., g.l.o., bu.o., v.o. en h.b.o., alsmede op verzorgingsinstellingen, instellingen voor het leerlingwezen en vormingsinstituten. De tijdelijke arbeidsplaatsen worden op aanvraag voor tenminste 1 schooljaar en ten hoogste 2 schooljaren toegekend en komen naast de reguliere formatie. In totaal zijn ca. 8000 arbeidsplaatsen beschikbaar.

Elk bevoegd gezag kan een of meer arbeidsplaatsen aanvragen voor aan zijn scho(o)l(en) voorkomende activiteiten van een tijdelijk karakter die ten opzichte van de reguliere activiteiten "aanvullend" zijn.

Om de gedachten te bepalen volgen hieronder enkele voorbeelden van zodanige activiteiten:

- tijdelijke extra werkzaamheden i.v.m. herstructurerings- en fusieoperaties;

- tijdelijke extra werkzaamheden die nodig zijn om hulp te kunnen bieden aan leerlingen met leer-, concentratieof gedragsproblemen voorzover deze problematiek aan de school plotseling onevenredig is gestegen en in de oplossing daarvan in de geldende formatieregeling (nog) onvoldoende kon worden voorzien;

- het in samenwerking - met het overige schoolteam - ontwikkelen van nieuwe programma's en/of methoden, alsmede activeringsprogramma's voor kansarme leerlingen;

- administratieve voorziening i.v.m. onderwijskundige werkzaamheden als hiervoor omschreven;

- tijdelijke projecten ter ontwikkeling van het informatica-onderwijs.

In het kader van de W.P.O. kan uitsluitend een arbeidsplaats worden bekostigd indien deze zal worden bezet door een (of meer) werkloze(n) die aan de volgende voorwaarden voldoet:

a. Betrokkene dient in het genot te zijn van of recht te hebben op een uitkering terzake van ontslag c.q. werkloosheid.

b. Betrokkene moet 32 jaar of jonger zijn. Voor deze projecten kunnen ook worden benoemd personen al of niet ouder dan 32 jaar, mits zij op 1

augustus 1984 wegens opheffing van hun betrekking ontslagen worden, een uitkering aanvragen en mits t.b.v. de betrokken school een W.P.O.plaats Is aangevraagd en gekregen. In principe worden aanvragen voor projecten vallende onder laatstbedoelde categorie, bij voorrang toegewezen.

Als het bevoegd gezag geen kandidaat heeft voor de extra arbeidsplaats die aan de leeftijdsvoorwaarde (32 jaar of jonger) voldoet, kan de bekostiging van het salaris van een oudere persoon slechts plaatsvinden na toestemming van de directeur van het G.A.B.

c. Betrokkene moet reeds 1 jaar of langer werkloos zijn en als werkzoekende ingeschreven staan bij het G.A.B. Afwijking van deze voorwaarde Is in principe mogelijk; het bevoegd gezag dient daarover in overleg te treden met de directeur van tiet G.A.B.

d. Betrokkene moet op de datum van ingang van de benoeming geheel werkloos zijn.

Voor het te benoemen personeelslid geldt een maximale taakomvang. Wordt iemand benoemd die recht heeft op een uitkering, dan mag hij voor niet meer dan 4/5 weektaak worden benoemd. Maximale taakomvang is dan 7 schooltijden, 20 klokuren, 23 leseenheden of 32 uur. Iemand die recht heeft op een wachtgeld, een lange of korte uitkering mag maximaal worden benoemd voor het aantal schooltijden enz., dat hij In zijn laatste betrekking vervulde en op basis waarvan zijn uitkering is vastgesteld. Omvatte zijn laatste betrekking meer dan 4/5 weektaak dan mag betrokkene niettemin slechts voor maximaal 7 schooltijden, 20 klokuren, 23 leseenheden of 32 uur worden benoemd.

De betrokkene mag slechts in tijdelijke dienst worden benoemd. Voor de W.P.O.-kracht geldt de gewone (onderwljs)rechtspositle. Extra lokaalkosten en materiële kosten worden niet vergoed, evenmin waarnemings- en vervangingskosten.

Elk schoolbestuur dat in aanmerking wenst te komen voor een of meer W.P.O.-plaatsen kan door middel van een aanvraagformulier een verzoek indienen vóór de datum, vermeld in de ministeriële circulaire. Deze datum kan per regio verschillend zijn. Per projectplaats moet een aanvraagformulier worden ingezonden.

Het ministerie stelt in overleg met de personeelsorganisaties per onderwijssoort vast voor welke onderwijskundige en schoolorganisatorische arbeidsplaatsen kunnen worden toegekend. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt o.m. gekeken naar een evenwichtige spreiding, zowel regionaal als denomatief.

De organisaties van schoolbesturen hebben ernstig bezwaar gemaakt tegen de late presentatie van dit W.P.O.-plan, tegen het gebrek aan overleg bij het totstandkomen van de desbetreffende concept-circulaire en met name tegen de aanvraag- en toewijzingsprocedure vanwege het ontbreken van objectieve criteria aan de hand waarvan aanvraag en toewijzing verantwoord beoordeeld kunnen worden. De schoolbesturenorganisaties hebben twijfels over de uitvoerbaarheid van deze maatregel en vrezen voor chaos en willekeur bij de toewijzing van aanvragen.

Met het oog op dit laatste zal nader overleg met de organisaties van schoolbesturen op 4 juli 1984 plaatsvinden. Alsdan zal verder gesproken worden over de criteria waaraan scholen enz. moeten voldoen om voor tijdelijke extra arbeidsplaatsen in aanmerking te komen. Dit in aanmerking nemende kan het zijn dat de hierop betrekking hebbende circulaire op detallpunten enigszins afwijkt van het hierboven gestelde.

J.J. Verhage.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen