Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezinning op omgang met jongeren in 1986 (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezinning op omgang met jongeren in 1986 (II)

Bezinning

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. Hoe gaan wij met reformatorische jongeren om en hoe rusten wij hen toe?

Ten slotte willen we nog nagaan, hoe wij met reformatorische jongeren dienen om te gaan en hoe wij hen moeten toerusten.

1. Hoe gaan we om met reformatorische jongeren?

Ons omgaan met jongeren moet aan bepaalde eisen voldoen. Deze eisen zijn ondermeer te vangen in de volgende trefwoorden: wijsheid-tal< t-geduld-liefde-begrip en meeleven - wegwijzergezag-gesprek en gebed.

Wijsheid is volgens de Bijbel een gave van God. In 1 Kon. 4 : 29 staat: "En God gaf Salomo wijsheid en zeer veel verstand en een wijd begrip des harten, gelijk zand, dat aan de oever der zee is". Wijsheid is ook mensenkennis en gezond verstand. Wij hebben dan inzicht in het karakter van jongeren. Wij weten dan wat hen

bezighoudt. Zijn er onder ons nog wijzen zoals onder Israël de ouden en grijsaards waren? IVIensen die respect afdwingen, niet omdat zij dat op zich zo graag willen, maar omdat zij geschonken wijsheid uitstralen! Naarzulkemenserr zullen jongeren direct of na verloop van tijd zeker luisteren. Een wijs man is ook een taktvol mens. Hij weet wat in bepaalde omstandigheden het beste is om tot een goed resultaat te komen zonder de jongeren te kwetsen. Een goed pedagoog heeft ook geduld met jongeren, omdat hij hen lief heeft. Hij kent zijn eigen onbegrip en traagheid om het goede te doen. Hij volhardt om de jongeren positief te benaderen, hoewel het negatieve wat hij ziet hem zeer verontrust. Augustinus zegt dat de christelijke leraar moet onderwijzen uit de

plicht der liefde. De liefde is volgens liem de bodem, waaruit opgewektheid moet voortspruiten. Het is belangrijk dat wij liefdevol en opgewekt lesgeven. De liefde begrijpt alle dingen, maar keurt ze niet goed, wanneer het niet naar Gods Woord is. Leven is slechts leven in het klimaat van de liefde. In die liefde hebben wij aan het leven van de jongeren deel. Dan leven wij mee met de jongeren. Wij kunnen dan niet meer loskomen van hen. Wij stellen ons dan in liefde aan hen ter beschikking. We hebben of nemen tijd voor een gesprek. We tonen begrip voor hun moeilijkheden. Dan zijn we opvoeders in de ware zin van het woord. Opvoeden tot liefde is alleen denkbaar als opvoeden in een zuivere liefdevolle sfeer geschiedt. Als wij dit beoefenen, wijzen we van onszelf af naar Hem uit Wie alle liefde voortkomt. Hij is alle liefde en hulde waard! Als wij onze leerlingen waarlijk liefhebben, aanvaarden wij hen in hun eigenheid. Ware liefde straft ook. Wie jongeren loslaat en vrijlaat, is wreed. Alleen wanneer zij ons van zich afschudden, moeten helaas jongeren wel eens losgelaten worden.

Wij moeten gezagvol spreken (echter niet te pas en te onpas), in de opvoeding ons nooit laten ontnemen. Leerlingen dienen naar ons, en in ons naar de Heere, te luisteren. Dit is niet autoritair en geen machtsvertoon. Het ware gezag is in de liefde opgenomen. Het vijfde gebod maakt deel uit van het geheel van de Wet Gods, waarvan het diepste beginsel de liefde is.

Wij moeten niet alleen lesgeven - hoewel wij daar in de eerste plaats toe geroepen worden - maar ook met leerlingen individueel of als klas/groep een gesprek hebben. Aan het spreken gaat luisteren vooraf. Die bereidheid moeten we dan ook wel tonen. Het gebed voor jongeren blijft onmisbaar. Wij vragen daarin om aan al die eisen, die wij zojuist noemden, enigszins te mogen voldoen. Wij vragen het, want wij bezitten ze niet. Wij bidden om een goede ingang bij de jongeren. Wij smeken om Gods hulp en leiding bij ons moeilijke werk. Wij vragen of de Heere hen in deze onveilige wereld bewaren wil.

2. Hoe dienen wij de reformatorische jeugd toe te rusten?

Wij leven in een na-christelijk tijdperk. Juist in deze tijd zal het dringend noodzakelijk zijn dat wij de (reformatorische) jeugd terzijde staan. We zullen de jongeren moeten bijsturen en corrigeren.

Bij de toerusting van jongeren moeten we het kwade onderkennen en ontmaskeren. Het verkeerde moet echter niet in zijn brute verschijningsvormen worden verteld of getoond. Dit kan veel te confronterend zijn. Filtering is hierbij dus noodzakelijk. Bovendien moet bedacht worden dat het kwade alleen door het goede overwonnen wordt en dat de Schrift ons oproept om "onnozel tezijn in het kwade". Dit is nodig want het zondige blijft ons vaak langer bij dan het goede en het kwade vindt ook aansluiting in ons verdorven hart. Kortom, de beste bestrijding van het kwade is te bidden om het goede van God steeds meer in ons leven te ervaren. De Bijbel zegt zelfs: "Overwin het kwade door het goede". Het goede komt van God. De Heere schenkt het goede door Zijn Woord. Daarom moet de Bijbel in de contacten met de jeugd centraal staan. Bovendien moeten de grondvragen van de Reformatie en de reformatorische traditie vanuit het Woord doordacht worden. Beslissend is namelijk niet daf, maar de vraag waf er wordt overgeleverd. Het oude is niet alleen goed omdat het oud is. De gehoorzaamheid aan het Woord blijft het leidende gezichtspunt.

In Psalm 78 vinden we een bijbels voorbeeld van die traditie. In deze historische psalm vormen de eerste vier verzen de inleiding. Het gaat de dichter niet om het historisch onderwijs als zodanig, maar om de gedachte van een vergelijking. In het woord masjal = "spreuk" ligt ook de gedachte van analogie. Het woord dat de Statenvertaling met verborgenheden heeft vertaald, doet denken aan een knoop die ontward moet worden. Het verleden recht te kennen, is van waarde. De Israëlieten moesten hun kinderen niet alleen meegeven welke grote dingen God in het verleden had gedaan, maar ook welke straffen er volgden alser niet werd geluisterd naar de stem van God. Zo blijft de traditie levend. Temeer, omdat de traditie op het heden betrokken wordt.

Wat is het waardevolle van de Gereformeerde traditie? Enkele punten kunnen we hier

slechts noemen. Allereerst het absolute gezag dat de Heilige Schrift heeft over alle terreinen van het leven. Ten tw/eede de duidelijke onderstreping in de Reformatie en de Nadere Reformatie van de rechtvaardiging door het geloof alleen en het leven naar Gods geboden. Ten derde de grote aandacht voor het christen-leven in kerk en staat. Hiermee hangt nauw samen de vraag hoe wij moeten staan t.o.v. de geschapen werkelijkheid en de cultuur. Onze gereformeerde traditie leert ons een zekere cultuurgereserveerdheid. Ten vierde de beklemtoning, vooral in de Nadere Reformatie van het christelijk gezin. Wittewrongel bijvoorbeeld wilde de volgende oefeningen in het gezin waargenomen hebben: catechisatie, gebed, bijbellezing, stichtelijke gesprekken en psalmzingen. De huisvader en huismoeder moeten het hele gezin laten deelnemen aan de publieke godsdienstoefeningen.

In dit theocratische ideaal wordt met name aangewerkt op een sterke hechte band tussen gezin, school en kerk. Laten wij trachten deze band ook te bevorderen, opdat de jongeren geen ambivalente opvoeding ontvangen.

Onze jongeren hebben behoefte aan duidelijkheid. Ze leven in een maatschappij die gekenmerkt wordt door een verdwijnend normbesef en secularisatie. Talloze tegenstrijdige opvattingen worden hun aangereikt. Terwijl de jeugd zekerheid zoekt, tasten ze vaak vergeefs naar goede identificatiefiguren. Zijn wij voor hen een lichtend voorbeeld? We moeten niet vergeten dat jongeren heel goed schijn en echtheid onderscheiden. Wie het geloof alleen bespreekt, maakt jongeren niet jaloers op een leven met de Heere. Alleen volwassenen die hun eigen armoede beleven, kunnen goede richtingaanwijzers zijn naar de rijke Christus. Ze hebben ook medelijden met de jongeren, die tastend hun weg gaan, omdat ze hun eigen dwaalzieke hart kennen.

Wie jongeren wezenlijk w\\ helpen, moet zelf in zijn eigen leven om Gods hulp verlegen zijn. Bovendien is zelfkennis hierbij onontbeerlijk. Wie zichzelf niet kent, staat boven een ander. Hij veroordeelt zonder te verstaan, dat hijzelf voor bepaalde uitwassen bewaard is gebleven. Kritiek op jongeren moet dan ook door zelfkritiek zijn heengegaan. Dit betekent niet dat dan alles maar wordt goed gepraat. Wel zal de manier waarop iets gezegd wordt, zuiverder van toon zijn. Vanuit de liefde tot de jeugd wordt dan vermaand.

Naast het vermaan moet er ook een positieve overdracht plaatsvinden. We moeten, zo zagen we, onze jongeren wijzen op de waarde van een doorleefde traditie en een christelijke levensstijl. Misschien is een christelijke levensstijl te typeren met de woorden gehoorzaamheid en dankbaarheid. Een nieuwe levensstijl is immers vrucht van een leven in nieuwe gehoorzaamheid. De soberheid in onze levensstijl is dan vrucht van de verandering die Gods genade in ons leven tot stand brengt (Titus 2:11 en ook Galaten 5 : 22, waar zelfbeheersing als vrucht van de Geest genoemd wordt). Concreet betekent dit o.a. dat wij niet overal ons geld aan kunnen geven. Wij dienen onze kooplust aan banden te leggen. De nieuwe levensstijl moet ook zichtbaar worden in onze toenemende vrije tijd!

Ten slotte nog een enkele opmerking. Omdat onze jeugd - over het algemeen genomen - minder waarde hecht aan kerkelijke grenzen, dienen ouders en ambtsdragers hun kerkelijk besef ten opzichte van hen duidelijk te maken. We dienen met nadruk te stellen dat de kerk geen uitvinding van mensen is. Ook in deze tijd gaat de HEERE door

met Zijn (ambtelijk) werk. Hij weet dat onze onverstandigheid zo groot is, dat wij uitwendige middelen nodig hebben, waardoor het geloof in ons wordt gekweekt en vermeerderd (zie Calvijns Institutie deel IV).

Verder moeten we zicht hebben op ethische problemen. Of eerlijk bekennen dat we er zelf ook nog niet uit zijn. Laten we waken voor goedkope antwoorden. V\/e kunnen in eigen kracht deze immens zware opdracht nooit tot een goed einde brengen. Daarom dienen wij heel ons leven krachtig te bidden: "Bevestigt Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestigt dat" (Psalm 90 : 17b),

G.J. Capellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Bezinning op omgang met jongeren in 1986 (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1986

De Reformatorische School | 68 Pagina's