Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mensen van het oude land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mensen van het oude land

Boekenhoek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binnen de Gereformeerde Gezindte is Marinus Nijsse (1904-1978) een bekend dichter geworden, mede door zijn publicaties in bladen als "Eilandennieuws", "Daniël" en het "Reformatorisch Dagblad". Ook verschenen bundels van hem. We noemen: "Eerstelingen", "Gelezen aren", "De Levensgang", "De Alpha en de Omega" en "Rijpende Vrucht". Hij werd te Wolphaartsdijk geboren en bleef Zeeuw in hart en nieren, wat ook in veel van zijn gedichten tot uiting kwam. Nijsse was in het onderwijs werkzaam, zowel in 's-Gravenpolder als Middelburg. Hij spreekt in zijn gedichten niet in de eerste plaats over zichzelf Wel laat hij steeds weer Gods Woord spreken, op deze wijze voortbouwend op een rijke reformatorische traditie. Traditioneel zijn zijn gedichten ook wat de vorm betreft, maar eenzijdigheid was hem vreemd. fJlet wisselend succes heeft hij gebruik gemaakt van diverse literaire vormen. Een grote voorliefde had hij voor het aloude sonnet, dat hij technisch bezien op meesterlijke wijze beheerste. Opvallend is ook de door hem gebruikte vorm van het rondeel: een gedicht dat slechts twee rijmklanken telt en waarin telkens een versregel herhaald wordt.

Minder bekend van hem is het proza dat hij geschreven heeft. Ik doel hier op het in het jaar van zijn overlijden gepubliceerde "Mensen van het oude land" (omvang: 305 pagina's, verdeeld in 27 hoofdstukken, elk van een titel voorzien). Dat deze streekroman (want onder dat genre moeten we dit boek rangschikken) vrij onopvallend is gebleven, is overigens wel verklaarbaar. Er zit over het algemeen te weinig vaart in en ook de stijl van schrijven bevat geen opvallende, literaire hoogstandjes. Nijsse hanteert een eenvoudige taal zonder bijzondere beeldspraak.

Dat ik desondanks wat aandacht wil schenken aan deze regionale roman, heeft niet alleen te maken met het feit dat er Zeeuws bloed door mijn aderen stroomt, maar ook omdat ik het boek toch waardevol acht. Het geeft namelijk een interessante blik op het leven der Zeeuwen in het begin van deze eeuw. Vooral de kerkelijke situatie is voor de "kleine kerkhistorici" van belang. Het hele verhaal is door Nijsse namelijk gesitueerd in

Wolphaartsdijk, zijn geboortedorp, hoewel die plaatsnaam nergens genoemd wordt. Een en ander is echter gemakkelijk te reconstrueren. Vele inwoners van Wolphaartsdijk kerkten namelijk in de jaren na de eeuwwisseling in de Gereformeerde Gemeente te Goes (tussen

de twee poorten), daar ze in hun eigen dorp de oude, beproefde waarheid niet meer hoorden. Zo ool( de in de roman min of meer centraal staande familie Nieuwenhuize met vader Willem aan het hoofd: "Ja, die kerk, dat is een moeilijke zaak. Hij is voor de eerste keer naar de stad gegaan met nog wat andere mannen. De kerk op het dorp, dat ging niet meer Was dat de waarheid, die de dominee sprak? Waren alle mensen goed, die gedoopt waren en trouw naar de kerk kwamen? Willem wist wel beter " We weten dat ook de ouders van t^arinus Nijsse de oude waarheid waren toegedaan en dat dreef ook hen naar Goes. Je moest er wel anderhalf uur lopen voor over hebben: ' 'De volgende morgen is het zondag, en vader gaat met Jan en Krijn de deur uit. Ze gaan naar de kerk in de stad. Krijn is er nog nooit geweest. Hij heeft er al heel wat van horen vertellen. Waarom ze niet naar de kerk op het dorp gaan, begrijpt hij niet. Hij weet niet anders. Hij heeft wel eens horen zeggen dat vader en moeder vroeger ook naar de grote kerk gingen op het dorp, maar daar kan hij zich niets van herinneren Anderhalf uur moeten ze wel rekenen van hun dorpje naar de stad." t^en nam overigens voor de gehele zondag brood mee. Tussen de kerkdiensten was er gelegenheid om dit in de consistorie of kerk te nuttigen.

De kerkeraad van Goes had twee ouderlingen uit Wolphaartsdijk in zijn midden: Krijn Dees en Cornells van Strien. De laatste was ook, samen met ds. H. Roelof sen, afgevaardigde voor Goes op de grote vergadering in 190 7. Het was ook landbouwer Van Strien, die aan zijn huis de kinderen uit zijn woonplaats catechiseerde. Ook dat herinnerde Marinus Nijsse zich nog levendig: "De kinderen van de ouders die naar de kerk gingen in de stad konden niet naar de catechisatie in de stad. Catechisatie werd door een ouderling van het dorp gegeven. Een kerkgebouw was er nog niet, en daarom moesten de kinderen bij Kees Reinhoudt aan huis komen. De tafel in het achterhuis werd ergens anders gebracht, en de ruimte werd vol gezet met stoelen en lange banken. Er was dan plaats voor wel vijftien kinderen".

Hoewel er reeds in 1907 was gesproken over een eigen kerkje in Wolphaartsdijk, als afdeling van Goes, duurde het nog een paar jaar voor het zo ver was. In 1909 werd het besluit hiertoe genomen. In die tijd werden er in de week ook regelmatig kerkdiensten gehouden in het huis van C. Bolle te Oud-Sabbinge. In 1911 werd in diens huis een vergadering belegd van 30 manspersonen, alwaar men besloot met Gods onmisbare hulp een kerk te bouwen. Ook daarover is in het boek van Nijsse te lezen: "De mensen hadden al dikwijls uitgezien of er geen mogelijkheid was een eigen gebouw in het dorp te krijgen, maar dat ging niet zo gemakkelijk. Plannen werden er wel gemaakt, en het is mooi om plannen te maken. Dan zie je watje van plan bent al verwezenlijkt, maar het schijnen zo vaak luchtkastelen te zijn. Een eigen kerkgebouw zou eigenlijk te mooi zijn om waar te wezen. Wat zou dat een grote vervulling zijn! fJlen bleef praten en overleggen, en natuurlijk uitzien of het geldelijk ook mogelijk zou zijn. En dan kan het gebeuren dat er ineens een as Hchtpunt komt, en veel moeilijkheden worden op lost. t^en verwacht het soms van het oosten, en het

komt van het westen. In alles kon men zien dat de mensen de zaken niet kunnen uitvoeren, maar dat de Heere alles leidt naar Zijn wijze macht. Zo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan. Het komt op de goedkeuring van God

aan." Uit de kerkhistorie van Wolphaartsdijk is bekend dat drie personen bereid waren de financiering van de te bouwen kerk op zicti te nemen. De bouwkosten bedroegen f. 4950, -. Ds. Roelof sen werd consulent en op 12 mei 1912 werd de gemeente geïnstitueerd. Het nieuwe kerkgebouw werd in gebruik genomen door ds. J.R. van Oordt.

In het laatste gedeelte van de roman lezen we dat Willem Nieuwenhuize kandidaat staat voor ouderling: "Twee ouderlingen waren al in functie in de nieuwe kerk, maar er zou een derde bij moeten komen." Ook dit is te reconstrueren. K. Dees, W. van Gilst en C. van Strien waren sinds de instituering ouderling, terwijl C. Bolle en M. de Jager tiet ambt van diaken uitoefenden. Van Striens ambtswerk heeft echter in Wolphaartsdijk niet lang geduurd. Al in 1913 legde hij ten gevolge van een meningsverschil zijn ambt neer En zo kwam M. Nijsse (de vader van de schrijver) in 1913 in de kerkeraad. In het boek is dat derhalve Willem Nieuwenhuize, die na veel strijd het ambt aanvaardt.

We hebben tot hiertoe de nadruk gelegd op de kerkelijke situatie, maar Nijsse beschrijft veel meer Allerlei belevenissen van de dorpsbewoners trekken aan het lezersoog voorbij, zoals een diefstal, een zelfmoord, het snijden van gerst, een inslaande bliksem en alles wat er zoal kan gebeuren in een dorp. Nijsse schenkt daarbij veel aandacht aan de natuur In Krijn Nieuwenhuize herkennen we duidelijk de schrijver zelf, bijvoorbeeld wanneer meester Van de Laan komt vragen of hij verder mag leren, h/larinus heeft immers ook het voorrecht gehad verder te mogen studeren, op aandringen van de hoofdonderwijzer, in een tijd dat dat nog een zeldzaamheid was.

Als lezer worden we ook nog geconfronteerd met de mobilisatie, voordat Nijsse met een nostalgische epiloog afsluit: "Het kleine dorpje is er nog, maar het is niet meer zoals het eerlang is geweest. Zo zal het ook nooit meer worden. De ontwikkelingen in het wereldgebeuren zijn niet te weerstaan." Maar ook: "Gelukkig zijn er in het dorpje nog mensen, die niet alleen van brood wensen te leven, maar die nog oren hebben om te horen wat de Heere tot ons allen spreekt. De Heere staat boven al het rumoer van de volken."

"Mensen van het oude land" blijft waardevol als de schildering van het leven van de Zeeuwen in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog. Hoewel het boek geen grootse literaire kwaliteiten bezit, zal het niet misstaan op de literatuurlijstjes van onze MAVO-leerlingen. Sommigen zullen dan wel wat moeten wennen aan het Zeeuwse dialect, dat Nijsse in de dialogen consequent aanhoudt. En ouderen kunnen zich weer eens verplaatsen in die "goede, oude tijd". Ik oop't datjulder d'r ok geen spiet van è.

J.S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1987

De Reformatorische School | 72 Pagina's

Mensen van het oude land

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1987

De Reformatorische School | 72 Pagina's