Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dyslexie in de basisschool

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dyslexie in de basisschool

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lees- en spellingproblemen worden op school relatief veel gesignaleerd en komen ook in de begeleidingspraktijk vaak aan de orde. Lezen en spellen zijn belangrijke aandachtsgebieden op de basisschool. Wanneer lezen en/of spellen niet goed op gang komen, werkt dit vaak door naar andere leergebieden. Een kind dat in groep 5 nog niet vlot leest, zal bijvoorbeeld moeite krijgen met verwerkingsopdrachten bij zaakvakken. Problemen met spelling vallen eveneens op, omdat in allerlei vakgebieden geschreven moet worden.Wanneer ouders of leerkrachten merken dat bij een kind lezen en spellen moeizaam verlopen, roept dit allerlei vragen op. Doet het kind niet goed zijn best? Kan het kind het echt niet? Wat vreemd, andere dingen lukken wel. Is er iets anders aan de hand? Is er misschien sprake van dyslexie? En wat houdt dat dan precies in?

Een overzicht

H et woord 'dyslexie' is uit het Griel< s afkomstig. Het betekent letterlijk moeilijk of slecht lezen. Dyslexie gaat vaak samen met dysorthografie; het niet foutloos kunnen schrijven van woorden en zinnen. Het bestaan van dyslexie is al bijna een eeuw bekend. Vroeger sprak men van woordblindheid of leesblindheid. Dit zijn echter onjuiste en onvolledige termen voor dyslexie. Het probleem heeft namelijk niets te maken met blindheid of met het niet of slecht kunnen zien van woorden.

Kenmerken

Niet alle lees- en spellingproblemen bij kinderen zijn het gevolg van 'dyslexie'. Om deze term te kunnen gebruiken, moet er sprake zijn van een aantal kenmerken. Bij de beschrijving van de verschillende kenmerken wordt in grote lijnen de indeling van Dumont^ gevolgd.

Dyslexie is een specifiek en liardnel< kig probleem. Het betreft ernstige achterstanden op het gebied van lezen en/of spellen. Het is daarbij heel goed mogelijk dat er op andere vakgebieden wel voldoende gepresteerd wordt. Er wordt over het algemeen gesproken over een ernstige achterstand wanneer een leerling tenminste anderhalf jaar beneden het groepsniveau presteert. In de eerste jaren van het aanvankelijk lezen en spellen voldoet dit criterium echter niet. Als een leerling van groep 4 in december nog geen mkm-woordjes synthetiseert, is er sprake van een ernstig probleem, omdat het aanvankelijk proces niet op gang komt. De achterstand is dan echter nog nauwelijks een jaar. Toch is het dan belangrijk het probleem goed te signaleren. Anderzijds moet er niet te gauw gedacht worden dat een leerling dyslectisch is. Veel lees- en spellingproblemen gaan na verloop van tijd en na extra oefening over. Kleine problemen zoals b/d-verwisselingen en e/i-verwisselingen komen bijvoorbeeld vaak door bij het aanvankelijk spellen. Ze hoeven dan ook niet direct een indicatie te vormen voor dyslexie.

Over het algemeen wordt en/an uitgegaan dat er bij dyslexie sprake is van een gemiddelde intelligentie. Dyslectische leerlingen tonen vaak een goed begrip. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit (verbale) reacties tijdens de les, reacties in het spel, een brede belangstelling en goede prestaties op vakgebieden die geen beroep doen op lezen en spellen, bijvoorbeeld rekenen en wereldoriëntatie.

Intelligentietests laten bij dyslectische leerlingen vaak een disharmonisch profiel zien. De scores voor de verbale testonderdelen blijken lager te zijn dan de scores op subtests die een beroep doen op de visueel-ruimtelijke waarneming. Het laagst wordt gescoord bij taken die te maken hebben met het korte-termijngeheugen en snelle informatieverwerking.

Omdat het intelligentie-niveau van dyslectische kinderen over het geheel genomen gemiddeld is, is er sprake van een verschil tussen verwachtingen en prestaties. Op grond van het algemene begripsniveau, zoals dat ook al in

de kleutergroepen waargenomen werd, verwacht men gunstige leerprestaties. In de praktijk blijkt dit dan niet uit te komen wanneer de leerling gaat leren lezen en spellen.

Dyslexie is een op zichzelf staand probleem. Het is niet te herleiden tot visuele handicaps, auditieve handicaps, hyperactiviteit en emotionele problemen. Er kunnen zich wel emotionele problemen voor gaan doen als gevolg van de problemen met lezen en spelling.

Verder zijn er aanwijzingen dat dyslexie haar oorsprong vindt in verstoringen van de taalontwilKkeling. In de ontwikkeling van het kind komen bijvoorbeeld de volgende opvallende zaken naar voren:

- later beginnen met het zeggen van de eerste woordjes

- woordjes niet goed kunnen onthouden

- niet goed weten hoe woorden uitgesproken moeten worden

sproken moeten worden - langer dan andere kinderen blijven hangen in 'krom' praten

- moeite hebben met het onthouden van namen, kleuren of plaatsen

- niet goed kunnen inprenten van versjes

- voorkeur hebben voor het spreken in kortere zinnen

Tenslotte lijkt er bij dyslexie sprake te zijn van een erfelijl< e factor. Er is aangetoond dat dyslexie in bepaalde families verhoudingsgewijs meer voorkomt. Regelmatig kom je in de praktijk tegen dat mensen van zichzelf of van hun ouders of grootouders vertellen dat ze zwak zijn op taalgebied. Bij jongens komt het probleem vier keer zo vaak voor als bij meisjes.

Onderzoek

Om tot betrouwbare uitspraken en tot handelingsvoorstellen te komen met betrekking tot dyslexie is het in ieder geval nodig dat er een uitgebreid pedagogiscfi-didactisch onderzoek plaatsvindt.

Bij een dergelijk onderzoek gaat het erom dat nagegaan wordt wat de grootte van de achterstanden is. Daarnaast wordt er op taakniveau geanalyseerd waar de problemen precies liggen. Zo is het bij spelling erg belangrijk om te weten welk soort fouten er gemaakt worden. Ook bij lezen moet er goed gekeken worden wat de aard van de gemaakte fouten is en welke leesstrategie het kind hanteert.

Verder is het belangrijk informatie te verzamelen over het proces. Het gaat daarbij onder andere om informatie over de werkhouding, de concentratie, de motivatie, het taalgebruik en de leerstrategieën. Omdat motivatie erg belangrijk is, is het van belang met het kind te praten over de leesbeleving en de beleving van het spellen. Ook kan in het pedagogisch-didactisch onderzoek nagegaan worden voor welke vormen van hulp het kind gevoelig is.

In sommige gevallen is ook een psycfiologisch onderzoek noodzakelijk. Er wordt dan nagegaan welke factoren mogelijk een bijdrage hebben geleverd aan de stagnatie in het leren lezen en/of spellen. Door middel van intelligentie-onderzoek kan vastgesteld worden op welk niveau het kind functioneert, hoe de verhouding is tussen de verschillende factoren en wat de sterke en zwakke kanten vormen. In het gesprek met de ouders wordt onder andere de taalontwikkeling van het kind nagegaan.

Het vaststellen van 'dyslexie' kan positief zijn als het leidt tot (ond)erkenning van de problemen bij de leerling. Wanneer dit specifieke probleem niet onderkend wordt, bestaat het gevaar dat de leerkracht en/of de ouders denken dat het kind niet intelligent genoeg is of zich niet goed inzet voor het leren. Dit kan leiden tot venwijten en een onterechte negatieve kijk op de leerling. Hieruit kunnen problemen voortkomen als faalangst, onzekerheid, een negatief zelfbeeld en verminderde motivatie. Door het specifieke probleem te onderkennen kan het kind meer begrip ontvangen en kan er door de omgeving beter op ingespeeld worden.

Visies en behandelvormen

Over de oorzaak en behandeling van dyslexie wordt verschtllend gedacht. In het kort wordt hieronder aangegeven welke visies er zijn op het probleem en welke consequenties dat heeft voor de aanpak ervan.

De taakanalytisctie benadering gaat ervan uit dat het probleem op het niveau van de taak aangepakt moet worden. Dit betekent dat er getraind moet worden daar waar het kind de vaardigheden nog niet beheerst. Bij het aanvankelijk lezen is er sprake van een ordening van deelprocessen (zoals visuele discriminatie, visuele synthese en auditieve synthese). In de diagnostiek wordt nagegaan waar er hiaten zijn. Aan de hand daarvan wordt een behandelingsplan opgesteld. De taakanalytische benadering heeft de afgelopen jaren gezorgd voor een stroom van hulpmaterialen. Verschillende van deze materialen lijken effectief te zijn. Binnen dit kader passen bijvoorbeeld de languagemaster (spellingtraining) en de Kijken Luistermethode (leestraining).

In de neuro-psychologlsche benaderingen wordt dyslexie opgevat als een gevolg van stoornissen in de informatievenwerking door de hersenen. De hersenen bestaan uit twee, bijna gelijke hersenhelften (hemisferen). De rechterhemisfeer is vooral betrokken bij visuospatiële taken, zoals de waarneming van vormen en ruimte. De linkerhemisfeer speelt een belangrijke rol bij taken

die met taal te maken hebben. Volgens de dyslexie-benadering van Bakker^ maken kinderen bij het leren lezen een switch in het gebruik van de rechterhersenhelft naar de linkerhersenhelft. Wanneer kinderen te vroeg of te laat deze overstap maken, treden er problemen op. Er zijn dan twee soorten dyslectische kinderen te onderscheiden: P- typen (kinderen die te lang steunen op de perceptuele waarneming) en L- typen (kinderen die juist te snel gericht zijn op de talige informatie). P-type dyslectici blijven spellend lezen en maken tijdsconsumerende fouten. L-type dyslectici hebben een radende leesstrategie en maken veel slordigheidsfouten. Voor elk van deze typen is materiaal ontwikkeld om het gebruik van de linker- of rechterhersenhelft te bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn het Hemstimprogramma (een computerprogramma dat vooral gebruikt wordt in onderzoekscentra) en het werken met perceptueel verzwaard schrift (gebruik maken van verschillende lettertypes zodat het kind gedwongen wordt nauwkeuriger waar te nemen).

Dyslectische kinderen komen ook nogal eens terecht bij een optoloog. De optologle houdt zich bezig met correcties in de visuele waarneming. Dyslexie definieert men als eem kijkvaardigheidsprobleem waarbij men woorden niet kan lezen en/of schrijven. Om lees- en spellingproblemen te verhelpen wordt dan bijvoorbeeld een prismabril voorge­ schreven. Uit de praktijk van de optologie z\\n er succesverhalen bekend, maar evenzoveel negatieve verhalen. Wetenschappelijk onderzoek heeft het effect van optologische trainingen niet kunnen bevestigen.

Ook wordt van verschillende kanten sterk de samenhang benadrukt tussen dyslexie en de taalontwikkeling. Deze visie is onder andere van preventief belang. Wanneer kinderen in de kleuterperiode gestimuleerd worden om goed te luisteren, goed na te zeggen, goed zinnen te vormen en dergelijke heeft dit een positieve werking op het leren lezen en spellen. In de aanvankelijke leerprocessen is training van bepaalde taalvaardigheden, zoals woord- en letterobjectivatie, auditief geheugen, auditieve synthese en het onderscheiden van letters van groot belang. Wanneer een slechte uitspraak of een slechte zinsbouw mede de oorzaak van de spellingproblemen lijkt te zijn, kan logopedische hulp zinvol zijn. Veel elementen uit deze visie zijn ook terug te vinden in de taakanalytische benadering.

Tenslotte is er op dyslexie-gebied een aantal instanties dat particulier hulp verleent. De meeste gaan ervan uit dat er een samenhang bestaat tussen leesen spellingproblemen en bepaalde psychomotorische functies. Men wil het kind dan helpen door deze functies te versterken, bijvoorbeeld door motori­ sche trainingen. Deze worden dan meestal gecombineerd met daadwerkelijke leesoefeningen. De indruk bestaat dat het succes van dergelijke traininger> vooral een gevolg is van de motivatie die er uitgaat van de training.

Ten slotte

In dit artikel zijn de belangrijkste kenmerken van het verschijnsel dyslexie kort aan de orde gesteld. In grote lijnen is een overzicht geboden van de verschillende visies en behandelvormen. Door de specialisatiegroep 'Dyslexie' van het BGS is een zorgverbredingscursus ontwikkeld die voortborduurt op het in dit artikel aangereikte kader. Door deze cursus kunnen geïnteresseerde leerkrachten, IB'ers en IRT'ers hun kennis verrijken van signalering, oorzaken en aanpak van dyslexie in de basisschoolperiode.

Drs. J.G. Preuter

Drs. A. Tanis

Noten

1. Zie hiervoor onder andere J.J. Dumont, Dyslexie. Theorie, diagnostiek, behandeling. Rotterdam, 1990.

2. Een uitgebreide weergave van deze theorie is te vinden In: Zijdelings: neuropsychologische methoden ter behandeling van dyslexieën. Dr. Dirk J. Bakker. Lisse, 1986.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1994

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Dyslexie in de basisschool

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1994

De Reformatorische School | 40 Pagina's