Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het mensbeeld in opvoeding en onderwijs (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het mensbeeld in opvoeding en onderwijs (1)

Een bijbels-theologische benadering^

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een bijbels-theologische benadering^ 1. Verwondering en blijdschap

Met gevoelens van venwondering en blijdschap hebben wij de gewaardeerde uitnodiging aanvaard om op deze conferentie een bescheiden bijdrage te leveren aan de bezinning op de betekenis van een bijbels-reformatorisch mensbeeld voor opvoeding en onderwijs. Een dergelijke ontmoeting van Nederlanders en Hongaren in alle vrijheid zou tien jaar geleden niet mogelijk zijn geweest. Wie had in 1984 kunnen denken, dat het IJzeren Gordijn in 1989 zou vallen? Wie had het toen voor mogelijk gehouden, dat de Hongaarse Communistische Partij zichzelf op 8 oktober van dat jaar zou opheffen? ^ In vele Nederlandse kerkelijke gemeenten is jaren aaneen van zondag tot zondag gebeden voor de kerken in Oost-Europa. De harde machtsontplooiing van het communisme, het opleggen van een materialistisch denken aan een jonge generatie, de beknotting van de vrijheid van het volk en van de kerken en de verdrukking van kinderen van God waren duidelijk. Vaak hebben wij ervaren hoe die nood tijdens het openbare gebed kennelijk op het hart werd gebonden. Vol intense belangstelling en blijdschap hebben we het IJzeren Gordijn in enkele weken zien wegschrompelen tot schroot. Het politieke krachtenveld onderging een fundamentele verandering, die u en wij als een wonder hebben ervaren. God hoorde de gebeden die aan beide zijden van het IJzeren Gordijn zijn opgezonden om Jezus' wil. Hij lééft. Hij regeert ook vandaag. Hij toont Zijn almacht ook vandaag. Zijn Naam is Ontfermer. Hem zij alle lof, eer en dankzegging.

Verwondering en blijdschap is er ook, omdat deze conferentie mede staat in het teken van het herstel van de contacten tussen gereformeerde belijders in Hongarije en in Nederland. Geestelijke verbondenheid was er reeds sinds de grote Synode van Debrecen in 1567. Toen is naast de Tweede Helvetische Confessie ook de Heidelbergse catechismus als belijdenisgeschrift aanvaard. Deze catechismus wordt in vele Nederlandse kerken en in het reformatorisch onderwijs nog altijd van fundamenteel belang geacht. De genoemde geestelijke verbondenheid is door de eeuwen heen gebleven. Al lezend in een artikel over Hongarije, noteerde ik dat aan de universiteit van Franeker in de zeventiende en achttiende eeuw in een tijdbestek van 166 jaar 1200 Hongaarse studenten werden ingeschreven. Het overgrote deel kwam naar Nederland om er de gereformeerde theologie te bestuderen.^ In de eerste helft van deze eeuw was het ondermeer prof. dr. J. Sebestyén, die zeer nauwe contacten met gereformeerd Nederland onderhield en als eerste buitenlander een eredoctoraat aan de V.U. ontving."

Het gereformeerd belijden verbond en verbindt nog ondanks grenzen en taalbarrières. Vanuit dat belijden komt de roeping tot ons om in een geseculariseerde tijd als de onze met Gods hulp gestalte te geven aan opvoeding en ondenwijs in gereformeerde zin ten dienste van gezin, kerk en samenleving.

2. De Westeuropese cuituursituatie

Met het woord "geseculariseerd" is echter een diep en fundamenteel verschil met het recente verleden aangegeven. Onze ontmoeting vindt plaats na een periode van ongekend grote veranderingen. Die veranderingen betreffen niet alleen Oost-Europa, maar óók, zij het op een andere wijze, de Westeuropese cultuur. Reeds sedert de achttiende eeuw was er in ons land sprake van een duidelijke aanzet tot secularisatie. Toch kenmerkte de cultuursituatie zich nog door een vrij algemeen respect voor God en godsdienst. Bijbel en kerk, geloof en belijden. De aanblik van de Nederlandse samenleving is in de vijftig jaar, die na de Tweede Wereldoorlog verstreken, echter ingrijpend veranderd.

De tweede industriële revolutie, gedragen door de perfectionering van ondermeer de elektrotechniek brak zich baan. Het symbool van deze revolutie is de computer, waarop jonge kinderen al in de kleuterklas wegwijs worden gemaakt. Bij een vrij recent bezoek aan een metaalfabriek trof mij het feit, dat de machinebankwerker als arbeider bij de draaibank eigenlijk verdwenen is. Hij tekent nu met behulp van een speciaal technisch tekenprogramma een machineonderdeel op het scherm van zijn monitor. Zodra de tekening voltooid is wordt het betreffende onderdeel door een computergestuurde draaibank gefabriceerd. Na een grondige controle van het eerste produkt en bijstelling van de tekening begint de volledig geautomatiseerde massaproduktie.

De gevolgen van deze tweede industriële revolutie zijn diep ingrijpend. De materiële welvaart bereikte een ongekende hoogte. De zegen daarvan is duidelijk, evenals het misbruik daarvan in onze consumptiemaatschappij. Een praktisch materialisme is kenmerkend geworden voor het alledaagse leven. Het gaat bij zeer velen uitsluitend om het hier en nu, om geld en goed, om prestige, status en luxe.

Het geestelijke klimaat is diepgaand beïnvloed en veranderd. Het leven van de mens wordt veel meer dan voorheen gevuld en beheerst door technologie, organisatieschema's en automatisering. Die vera/orvenheden geven de mens op de duur een uitzonderlijke macht over de hele wereld. Het bovennatuurlijke verdwijnt uit zijn blikveld. Voor zijn besef is God in een wereld, die beheersbaar lijkt te zijn door middel van hoogontwikkelde technologieën, niet meer te vinden.^ Deze ontwikkeling versterkt de gedachte, dat de mens autonoom zou zijn in denken en handelen. De reeds aanwezige secularisatie van ons volksleven werd daardoor verdiept en vrijwel voltooid.

De wortels van deze ontkerstening moeten vooral gezocht worden In de Verlichting van de achttiende eeuw, die het gehele denken en waarderen in West-Europa heeft geïnfiltreerd. Slechts wat redelijk is, zou waar en nuttig zijn. De mondige mens presenteerde zich en verhief zijn rede tot hoogste gezagsdrager. Dit leidde uiteindelijk via de tussenstap van het deïsme, dat een afwezige God leert, tot de atheïstische ontkenning van het Godsbestaan en de Godsopenbaring.

Dit ontkersteningsproces werd in Nederland nog duidelijk afgeremd door een levende gereformeerde traditie, die na een periode van verval sterk aan invloed won in de vorige eeuw. Daardoor vormden de gereformeerden een tijd lang een belangrijke kerkelijke, maatschappelijke en politieke factor. De herleving van de gereformeerde gezindte kan worden getypeerd met trefwoorden als het Réveil van Groen van Prinsterer en de zijnen, de Afscheiding van 1834, de bloeitijd van het neo-calvinisme in de vooroorlogse jaren en de zuilvorming van de bevindelijkgereformeerden.

Deze tegenbeweging heeft het ontkersteningsproces In Nederland wel afgeremd, maar niet kunnen keren. Omstreeks de jaren zestig trad een duidelijke versnelling op In de ontkerstening van het volksleven. Dit verschijnsel hing samen met de radicalisering van het denken van de Verlichting in geheel West-Europa. Nieuwe filosofische theorieën, zoals het atheïstische existentialisme van Jean Paul Sartre en Maurice Merlau-Ponty zetten de aanval in op elke mensvisie, die de betekenis van vaste normen en waarden onderschreef. De mens moest in volkomen vrijheid elke beslissing bepalen. Daarmede werd ook de weg gebaand voor de zogenaamde sexuele revolutie, die een totale breuk propageerde met de christelijke ethiek ten aanzien van huwelijk en sexualltelt. Nederland werd helaas op dit terrein koploper in West-Europa.

De geschetste veranderingen betekenen, dat de secularisatie tot algemeen verschijnsel is geworden. De ontkerstende mens constateert op een feitelijke en ongevoelige wijze dat alleen déze wereld er is. Het gaat bij deze geesteshouding om een in de dingen van alle dag geprojecteerd atheïsme. De calvinistische wijsgeer H.

van Blessen heeft deze ingrijpende verandering kernachtige getypeerd: "De menselijke situatie Is geseculariseerd".^ Secularisatie als levenshouding kenmerkt zich door een opvallend gebrek aan aandacht voor persoonlijke vragen en door een volstrekte onbetrokkenheid op godsdienstige vragen. De mens, die zichzelf als autonoom wezen beschouwt, gaat als regel probleemloos en gedachteloos voorbij aan ledere religie.

In het gereformeerde protestantisme zelf voltrok zich ook een ingrijpende wending. Een wijsgerig waarheidsbegrip leidde tot een andere visie op de Schrift en vergaande Schriftkritiek. Door deze wending naar een nieuwe vrijzinnigheid verloor een deel van ons volk grotendeels zijn gereformeerde karakter^. Van het grootse gebouw van het neo-calvinisme resteert slechts een betrekkelijk klein gedeelte.

De genoemde ontwikkelingen hebben geleld tot een massale kerl< verlating. Recent onderzoek toont aan, dat buitenkerkelijkheid onder de jongere generatie in Nederiand tot algemeen patroon is geworden. Was In 1958 nog slechts 20% van de Nederiandse jeugd buitenkerkelijk, In 1991 had 72 % van de jonge mensen tussen 17-30 jaar geen enkele band meer met een kerk.^ Tegelijkertijd is de sterk toegenomen pluriformiteit aan opvattingen zeer opvallend. Het door de ontkerstening ontstane geestelijke vacuüm wordt voor een deel gevuld met a-christelijke, antichristelijke en oosters-mystieke opvattingen.

In Nederland is echter nog altijd sprake van een volksdeel - al is het een kleine minderheid - dat begeert te leven en te werken vanuit een innerlijke verbondenheid met Gods Woord en de gereformeerde belijdenis. Wij mogen onze geseculariseerde samenleving niet aan zijn lot overiaten. De Heere roept ons om in alle ootmoed een zoutend zout te zijn. In diepe afhankelijkheid van de leiding van de Heilige Geest trachten we het gereformeerde erfgoed door te geven aan een jonge generatie en de samenleving in gereformeerde zin te beïnvloeden. Onderwijs en opvoeding behoren tot de belangrijkste middelen, die ons daartoe door Gods goedheid ter beschikking staan.

3. Enkele gangbare mensbeelden

Het is niet vera/ondertijk, dat de goeddeels ontkerstende cultuursituatie van Europa zich weerspiegelt In een veelheid van visies op mens en kind. Denkers en politici, ouders en leerkrachten hebben bewust of onbewust een inneriijke, geestelijke vorm voor ogen, waarnaar zij de jonge mens zouden willen modelleren. Wie is de mens? Hoe zie ik het kind? Wij kunnen en mogen aan de antwoorden, die het moderne levensbesef in alleriei vormen op deze vragen geeft niet geheel voorbijgaan. Het een en ander kan ertoe bijdragen om onszelf scherper bewust te worden van de invloed, die het tijdsklimaat op ons eigen denken en waarderen heeft. De ontkerstende mens is bovendien onze naaste. Onze kinderen en leeriingen ontmoeten die naaste In een maatschappij, die een

veel verder gaande mate van secularisatie kent dan die ten tijde van onze jeugd. Laat ik daarom toch de hachelijke poging wagen om enkele hedendaagse mens- en kindbeelden kort te typeren, zonder ook maar één moment de pretentie te hebben volledig te zijn.

3.1. De evolutionistische visie

In deze visie worden mens en dier vanuit een gemeenschappelijke herkomst vergeleken. Er bestaat tussen mens en dier alleen een duidelijk verschil in ontwikkelingsstadium. Ook onze individuele ontwikkeling zou een langzame ontwikkeling van dierlijke vorm tot menselijke gedaante vertonen. Onder invloed van deze gedachte hebben vele biologen en psychologen de belangrijke veranderingen die zich in de loop van het eerste levensjaar voltrekken gezien als de eigenlijke menswording. Soms drukt men zich nog stringenter uit. De mens zou in het eerste levensjaar het chimpanseestadium overschrijden.^

Bij alle oog voor het verschil in ontwikkelingsstadium ziet men geen principieel verschil tussen mens en dier. Deze evolutionistische gedachte kleurt ook allerlei theologische mensvisies, waarbij de mens principieel als "onaf en "op weg" wordt beschreven. De mens wordt alleen bezien vanuit een biologische ontwikkelingsgang. Daarbij worden de materiële grondslagen van het menselijk bestaan ten diepste beschouwd als de basis van alle geestelijke activiteit.^" Opvoedbaarheid en leermogelijkheid vallen bij een uitgesproken vertegenwoordiger van deze stroming als Max Liedtke praktisch samen. Als je met mensen zou kunnen handelen, zoals de onderzoeker in een laboratorium met ratten, zouden er genetisch "hogere" vormen van leermogelijkheid kunnen worden bereikt.''

3.2 De marxistische gedaciitengang

Wie een standaardwerk van of over Marx met zorg leest, vraagt zich werkelijk af waar de individuele mens gebleven is. Het denken van deze man wordt geheel beheerst door produktiemiddelen en produktieverhoudingen, dialectisch materialisme, kapitalisme, klassenstrijd en heilstaat. Tekenend is zijn uitspraak: "De mens is geen abstract buiten de wereld hokkend wezen. De mens, dat is de wereld der mensen, de staat, de maatschappij".'^

De menselijke persoon als individu telt eigenlijk niet mee. Het gaat om de mens als maatschappelijk wezen, die geheel door de economische basis van de samenleving en haar geschiedenis wordt bepaald. Ook de godsdienst zou niet anders zijn dan de fantastische weerspiegeling in de hoofden der mensen van het materiële levensproces, waarin zij zich bevinden. Godsdienst wijzigt zich of verdwijnt als het produktieproces en de produktieverhoudingen zich wijzigen. Het materiële leven bepaalt de bewustzijnsvormen.'^

De mens behoort wezenlijk tot de natuur. Toch onderscheidt de mens zich van het dier door het bewustzijn. Dat geeft hem de mogelijkheid aan de kringloop van de natuur te ontsnappen. De mens komt ter wereld als een behoeftig wezen. Dan begint het dialectisch proces tussen de mens en zijn omgeving: de dialectiek van de behoefte en de bevrediging. Tussen de behoefte en de bevrediging staat de arbeid. Door de arbeid verandert de natuur, de wereld van de mensen en de mens zelf.'" Daarom is de "vrije" arbeid noodzakelijk voor het humane bestaan van de mens. Marx stelt de door het kapitalisme geknechte mens de vrijheid in het vooruitzicht als resultaat van een historisch proces van klassenstrijd. Goed is eigenlijk alleen wat in overeenstemming is met dit proces. Dit mensbeeld wordt gedragen door een principieel materialisme en atheïsme, dat zich kenmerkt door een fundamenteel gebrek aan aandacht voor de individuele persoon en zijn vrijheid. De sociale context is alles bepalend.

In onze tijd beroept men zich binnen het neo-marxisme vooral op de jonge Marx, die nog niet in volstrekte zin zijn uitgangspunt nam in de economische basis van de samenleving en meer oog had voor de psycho-sociale kanten van het leven. De mens is opgenomen in een omvattend historisch proces. Zijn bewustzijn wordt totaal gemanipuleerd. Daarom richt men zich tegen de gevestigde orde in het algemeen. De verwantschap met het marxisme is duidelijk: de context, waarin de mens leeft, blijft allesbepalend.'^

3.3. De existentialistische benadering

De kern van het mensbeeld van het atheïstisch existentialisme is zelfverwerkelijking van het individu in absolute vrijheid. Als God bestond zou de mens niet vrij zijn. Nu Hij niet bestaat, is de mens niet aan bepaalde normen en waarden ondenworpen. Alle existentie is zinloos en redeloos. Jezelf ontwerpen Is de enig mogelijke vorm van existentie. Daarom moet de mens zichzelf altijd weer opnieuw ontwerpen in nieuwe situaties. "De mens is niet anders dan wat hij van zichzelf maakf'.'^ Het bestaan is eerst. Het "wezen" van de mens bestaat dan ook niet. Van een menselijke natuur kan geen sprake zijn.'^ Wel kan men spreken over het algemeen menselijke: het zichzelf ontwerpen. De mens is dan ook voor zijn bestaan totaal verantwoordelijk.'^ Hij schept immers zelf een beeld van de mens, zoals hij naar zijn mening zijn moet.'^ Daarom trekt zijn verantwoordelijkheid zich uit tot alle mensen.^" Dat brengt met zich mede, dat het erop aankomt zichzelf volledig in te zetten.

Ten diepste gaat het bij dit mensbeeld om autonome zelfvenwerkelijking. Dit gegeven weerspiegelt zich min of meer in een aantal kindbeelden, waarin zelfontplooiing en zelfregulering centraal staan. Het kind moet zichzelf met behulp van de opvoeder ontwikkelen tot een zelfstandige, autonoom denkende en in volkomen vrijheid handelende mens. Voor overdracht van christelijke normen en waarden is geen enkele ruimte. "Je bent vrij, kies zelf, dat wil zeggen: denk je eigen waarden uit" 2' Het rationalisme in deze benadering is duidelijk.

3.4. Het functionele denken

Het functionele mensbeeld wordt in Nederland ondermeer uitgedragen door de Leidse wijsgeer CA. van Peursen.^^ Nu alle zekerheden wankelen, moet men letten op de zin, de samenhang, de functies van de dingen. De samenhang met iets anders maakt iets functioneel. De betekenis van een woord, een daad of een ding wordt duidelijk binnen een dergelijke samenhang. Mens en wereld venwijzen voortdurend naar elkaar. Het gaat om de relatie. Men kan daarin alle dingen weer plaatsen en daarmede ook zichzelf terugvinden. Van Peursen vertolkt hiermede de grondhouding van de zogenaamde existentiële fenomenologie. De verschijnende werkelijkheid wordt in zijn betrokkenheid op de waarnemer beschreven. Die persoonlijke betrokkenheid is het allesbeheersend criterium. Wat niet op

mijzelf betrokken kan worden en mij niet enthousiast maakt en in beweging zet, Is zinloos.23 Het wezen van de dingen tekent zich af via deze intentionele verhouding: het subject verwijst voortdurend naar het object en omgekeerd.^" Het functionele denken betekent een venwerping van vaste normen en waarden: "De vraag Is juist of zij ons iets zeggen, of we erin kunnen komen".^^ De bovennatuurlijke wereld valt weg. "Er is voortgaande "secularisatie", dat wil zeggen, dat het hogere nu binnen deze natuurlijke wereld komt te liggen", al wordt het hogere daarin niet opgesloten.2^

Dit functionele denken betekent voor opvoeding en ondenwijs, dat men uitsluitend zou moeten aansluiten bij de belevingswereld van het kind, bij het geheel van de kinderlijke ervaring. Het gaat niet om het inprenten en navolgen van tijdloze regels of het ven/verven van absoluut inzicht, ^^ maar om de verrijking van de ervaring. De leerinhouden moeten uitsluitend kindgericht zijn. De kloof tussen de school en de belevingswereld van het kind moet worden weggenomen. De schaduwzijde Is duidelijk. Een toenemende verkinderlijking van het onderwijs kondigt zich aan.^^

Het gevaar Is groot, dat het functionele denken opgaat in het operatlonallsme. Dan worden de manieren van handelen, de operaties verabsoluteerd. De innnerlijke werkelijkheid is verdwenen.^^ De mens als persoon verdwijnt achter alle mogelijke spelregels en handelingen. Het functionele relatiepatroon Is allesbeheersend. Voor de levende God, Die Zich in Zijn Woord openbaart. Is geen plaats.

4. Schrift en belijdenis

4.1. Het gezag van de Schrift

De ruwe schetsen van gangbare mensbeelden in een geseculariseerde samenleving kunnen een christen niet bevredigen vanwege één gemeenschappelijk hoofdkenmerk. Ze worden alle, al bevatten ze soms elementen van waarheid, gedragen door menselijke, wijsgerige willekeurigheid.^" Bij de vraag naar de wézenlijke aspecten van het menszijn heeft echter alleen het Woord van God bindend gezag (Joh. 17:17, vergelijk Joh. 14:6). De Bijbel getuigt van zichzelf: "Al de Schrift is van God Ingegeven... (2 Tim. 3:16). Letterlijk lezen we daar: "Al de Schrift is door God geademd...

Met een verwijzing naar dit woord en Deut. 4:2 belijdt de Confessio Helvetica Posterior in het eerste hoofdstuk: "In dieser Heiligen Schrift besitzt die ganze Kirche ChristI eine vollstandige Darstellung dessen, was immer zur rechten Belehrung über den sellgmachenden Glauben und ein Gott wohigefalliges Leben gehort. Deshalb wird van God deutlich verboten, etwas dazu oder davon zu tun. Wir sind darum der Ansicht, dass man aus diesen Schriften die wahre Welsheit und Frömmigkelt, die Verbesserung und Leitung der Kirchen, die Untenwelsung In allen Pfllchten der Frömmigkelt und endlich den Bewels der Lehren und den Gegenbeweis oder die Wlderlegung aller Irrtümer, aber auch alle Ermahnungen gewinnen müsse".^'

Daarom belijden wij ook vandaag de klassieke gereformeerde leer van de woordelijke Inspiratie van de Schrift ondermeer tegenover de kritiek van het functionele of relationele denken. Vanuit die optiek Is Immers alles wat wij van de waarheid Gods menen te weten altijd relationeel bepaald. De waarheid kan, vanuit de mens gezien, telkens weer een andere zijn. De Bijbel is In dit licht nooit meer dan een samenwerklngsboek tussen God en de feilbare mens en dientengevolge een werk vol vormfouten en aanvechtbare passages.^^ De waarheid van de Schrift ligt echter niet in de gelovende mens, maar in het zelfgetulgenis van het Woord van de levende God. Een christen, die door Gods genade is wedergeboren, aanvaardt dit zelfgetulgenis van de Schrift van harte. Hij wordt door de Heilige Geest verlicht en onderwezen ten aanzien van het goddelijke karakter van het Woord. Hij mag zichzelf onvoorwaar-delijk uitleveren aan de autoriteit van geheel de Schrift. Daarom geloven wij, zegt art. 5 van de Confessie Belgica, "zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is"

4.2. De reformatorische traditie

Het Schriftgezag als zodanig en de inhoud van het Woord wordt samenvattend beleden in de gereformeerde confessies, die een belangrijk deel uitmaken van de reformatorische tradltle.^^ Het begin daarvan is gegeven door de Reformatie zelf en onder meer voortgezet door het Puritanisme in de Engelssprekende wereld en de Nadere Reformatie In Nederland. Tot vandaag bestaat deze traditie voort In verschillende kerken. Ze krijgt gestalte In een theologie, levens- en wereldbeschouwing, die zich op Schrift en belijdenis baseert. Kortom: de Bijbel als het Woord van de levende God Is van essentiële betekenis voor ons persoonlijk leven en voor alle levensverbanden. Daarom moeten in dit licht ook alle opvoeding en onderwijs worden gedragen door een mens- en kindbeeld, dat in overeenstemming Is met de Heilige Schrift en een gereformeerd karakter heeft.

4.3. I-let karakter van de reformatorische traditie

Opvoeding en ondenwijs geven zelf mede gestalte aan de genoemde reformatorische traditie, die geen gesloten maar een open karakter heeft. Er zijn niet alleen statische, maar ook dynamische componenten in deze traditie. In de pedagogische situatie wordt het gereformeerde erfgoed uit het verleden overgedragen, maar bij deze overdracht van waarden kunnen in temporeel, cultureel en sociaal opzicht nuanceverschillen voorkomen.** Bovendien treden de opvoeder en de jonge mens samen ook de nieuwe vragen van onze eigen tijd tegemoet, dle ons worden gepresenteerd in wetenschappelijke ontwikkelingen, mensbeelden, technieken en dergelijke. Wij worden geroepen om met het nieuwe te leren omgaan vanuit onze eigen visie op mens en wereld.^^

Ds. M. Golverdingen

Noten

1. Tekst van de lezing, uitgesproken op 22 april 1994 te Budapest tijdens de Holland (OGO)-Magyar Konferencia in het Raday Koll. Diszterem. Voor de achtergrond van deze conferentie zie men het artikel van A.F. van Toer in het Reformatorisch dagbniad van 28 april 1994: "Hongaarse Kerk vraagt naar reformatorisch onderwijs". 2. Voor de belangrijkste gebeurtenissen in Hongarije zie men "Het Jaar van het Volk. Revolutie in Oost-Europa", gebundelde artikelen uit "De Volkskranf, Amsterdam, 1990, biz. 19, 21, 41, 43. 3. A. Kövi, s.v. Hongarije, in; Chr. Encyclopedie III, Kampen, 1958, tweede druk. 4. A. Komjathy, s.v. Jenö Sebestyén, in; Chr. Encyclopedie VI, Kampen, 1961, tweede druk. 5. H. van Riessen, Mondigheid en de machten, Amsterdam, 1970, bIz. 29. 6. Idem, bIz. 46.

7. M. Golverdingen, Van Assen tot Delft. Enkele notities over ontwikkelingen in de leer der organische inspiratie binnen de Gereformeerde Kerken in fiet tijdvak 1926-1980. In: Kerkelijk Jaarboek Gereformeerde Gemeenten 1984, Woerden, 1984, biz. 366-390. 8. C.S.L. Janse, Nederland keert steeds massaler kerk de rug toe. In: Reformatoriscti dagblad, 17 febr. 1994. 9. A. Portmann, Het beeld van de mens in het licht van de moderne biologie, Zeist, 1961, bIz. 70. 10. Idem, bIz. 127. 11. J. Bijl, Opvoeding en evolutie. Een kritische literatuurstudie, Meppel, 1975, blz.51. 12 Karl Marx, Die Frühschriften, S. 263-265 (Edition Landshut und Mayer. Geciteerd bij W. Banning, Karl Marx, leven, leer en betekenis, Utrecht/Antwerpen, 4e druk, 1962. 13 W. Luijpen, Fenomenologie en atheïsme, Utrecht/Antwerpen, 1967. Daarin het hoofdstuk: Het atheïsme van Marx, blz.144-146, 149-151 (Met treffende citaten van K. Marx en Fr. Engels in het notenapparaat). 14. R. Bakker, de geschiedenis van het fenomenologisch denken, Utrecht/Ant-werpen, 1964, blz.62-62. 15. Zie voor een korte, heldere weergave van het neo-marxisme. J. Klapwijk, Oriëntatie in de nieuwe filosofie. Assen/ Maastricht, 1987, bIz. 109-113. De passage over het neo-marxisme is bij eht persklaarmaken van de tekst toegevoegd en ontbreekt in de Hongaarse vertaling. 16. J.P. Sartre, Over het existentialisme, Utrecht/Antwerpen, 1967, bIz. 14. 17. Idem, bIz. 13, 34. 18. Idem, blz.24. 19. Idem, bIz. 16. 20. Idem, bIz. 15, 17 21. Idem, bIz. 30. 22. CA. van Peursen, Cultuur in stroomversnelling, Amsterdam/Brussel, 1976, tweede druk, bIz. 72. 23. Idem., bIz. 84. 24. Het denken van een figuur als Merleau Ponty is herkenbaar. Zie voor een uitvoerige tekening van dit mensbeeld W. Luijpen, Het mensbeeld van de existentiële fenomenologie, in: Mensbeelden. Filosie in een pluriforme samenleving. Alphen aan den Rijn, 1979, bIz. 72-103. 25. CA. van Peursen, Cultuur in stroomversnelling, bIz. 87. 26. Idem, bIz. 103. 27. B. Stam, Het functionele denken als bevrijding, in: De Reformatorische 28. 29. 30. 31. 32 School, 12e jrg., I984, nr. 8, bIz. 410, 411. Idem, bIz. 414. Idem, bIz. 103-104. G.F. Pels, Het kindbeeld gewogen, Goes, 1986, bIz. 24. H. Bullinger, Das zweite Helvetische Bekenntnis, Zurich, 1967, vierte, durchgesehene Auflage, S.17. Special Kerkinformatie, februari 1981, nr.113: God met ons... over de aard van het Schriftgezag, bIz. 108 33. Zie voor een uitvoerige definiëring van dit begrip D. Vogelaar, Christelijke opvoeding vanuit de Gereformeerde traditie in deze tijd. Bijdrage tot de bezinning op de plaats van de school in de opvoeding ten dienste van de schoolwerkplanontwikkeling op de reformatorische school. Ridderkerk, 1991, bIz. 10-12. 34. Idem, bIz. 12. 35. L.J.M. Hage, Uitgangspunten en doel van het christelijk onden/vijs, in C Bregman en I.A. Kole (red.). Visie op het onden/vijs. Contouren van een gereformeerde beschouwing van de school, Kampen, 1981, bIz. 220.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Het mensbeeld in opvoeding en onderwijs (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

De Reformatorische School | 44 Pagina's