Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Filosoferen in een (christelijke) basisschool?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Filosoferen in een (christelijke) basisschool?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Wat is filosoferen?

Kinderen stellen soms vragen die een leerkracht niet direct kan beantwoorden. Vaak is dit geen probleem; in het documentatie-centrum kunnen zij op veel van hun vragen het antwoord vinden. Maar er zijn vragen die zich daar niet voor lenen. Vragen waar niet zomaar sluitende antwoorden op zijn te geven... filosofische vragen:

- Is alles een stukje van iets anders? - Zijn er dingen die geen naam hebben? - Kan iets kleiner groeien? - Kun je de pijn van iemand anders voelen? - Waarom kan ik ook ademhalen als ik er niet bij nadenk? - Proeven we allemaal dezelfde dingen? - Zien we allemaal dezelfde kleuren?

Hoewel we als volwassenen allemaal wel eens tegen een dergelijke filosofische vraag aanlopen, is een oplossing voor de meesten van ons niet van wezenlijk belang. Volwassenen hebben namelijk het besef dat er geen logisch, kloppend of direct antwoord op is te geven.

Kinderen stuiten vaak op van die 'moeilijke' vragen omdat ze nog niet begrijpen wat het onderscheid is tussen alledaagse en diepzinnige onderwerpen.

Kinderen zijn geen filosofen: hun denkvermogen is nog (te) beperkt, vol fantasie en gebaseerd op onlogische, ongestructureerde associaties en ze zijn bovendien niet bekend met de traditie van de filosofie. Maar ze leven vanuit verwondering over de wereld om zich heen en stellen van daaruit vragen. Vragen die soms filosofisch getint zijn.

Nieuw is nu op de basisschool heel gericht met kinderen dit soort vragen te bespreken. De leerkracht die zegt: "Ach, dat doe ik al lang", bedoelt wellicht dat in zijn of haar klas al reflectieve gesprekken plaatsvinden. Wat nog niet gebeurt, is het heel bewust filosofische gesprekken organiseren en deze een plaats geven binnen het schoolwerkplan.

2. Ontsfaansgescltiedenis

Echt nieuw is 'filosoferen in de basisschool' niet. In de Verenigde Staten is men in de jaren '70 met het filosoferen gestart als experiment. Onderzocht is of door het voeren van filosofische gesprekken, op scholen met kinderen uit zogenaamde achter- standsmilieus, het (zelfstandig) denken te activeren is. Na de positieve (maar betwiste) resultaten, heeft professor Matthew Lipman een omvangrijk curriculum ontwikkeld, dat honderden lessen bevat. Hij is de voorman op dit gebied en de centra voor kinderfilosofie die overal in de wereld zijn opgezet, putten voornamelijk uit zijn methode. Zelfs bij de Aboriginals in Australië is dit Engelstalige materiaal in gebruik.

Nederland startte (pas laat) in 1989 en het huidige Centrum voor Kinderfilosofie is nog bescheiden van omvang. In een kantoorkamertje in een groot pand van de Wijsbegeerte-faculteit van de VU in Amsterdam passen net twee bureaus en een boekenrek. Dit is 'Het Centrum' met 'de bibliotheek' die overigens door (de medewerkers) universitair docent dr. Karel van der Leeuw en free-lancer Berrie Heessen voornamelijk zelf gevuld wordt. Door het geven van lezingen en het schrijven van vele artikelen proberen zij Nederland te enthousiasmeren voor kinderfilosofie.

3. De nieuwe map

In 1991 bracht "Het Centrum", in samenwerking met het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO) in Enschede een conceptmap uit, die op diverse basisscholen in de praktijk getoetst is. Naar aanleiding van praktijkervaringen en nieuwe inzichten die in de jaren gegroeid zijn is dat concept volledig herschreven. Dit heeft geleid tot de zogenaamde 'eindversie' die dit jaar in maart uitgekomen is.

ƒ 50, - is weinig geld voor deze centimeters dikke map met een schat aan denkmateriaal en kant en klare lesideeën voor alle groepen van de basisschool. De nieuwe map pretendeert niet een volledig curriculum te zijn, maar meer een soort bronnenboek.

4. De uitdaging

Het is namelijk niet zo dat de leerkracht het verloop van de les van tevoren kan uitstippelen. Bij elke les is een mogelijke start van het filosofisch gesprek aangegeven. Dit is meestal een leestekst of video, maar ook een voorwerp, een verhaal of een vraag van een leerling kan aanleiding geven tot het gesprek. Ook het filosofische thema van de les (bijvoorbeeld 'de tijd' of 'de verbeelding') wordt in de map uitvoerig toegelicht. Maar waar het uiteindelijk om gaat, het verloop van het gesprek, daarvoor ben je als leerkracht echt afhankelijk van wat er uit de kinderen komt. Je weet nooit waar je uit zult komen. Dat is ook de uitdaging, het avontuur voor de leerkracht, waar je je in moet durven storten!

5. Het filosofisctie gesprek in de pral(tiik

Het filosoferen is een complexe aangelegenheid. Er moet bij leerkracht en leerlingen aan heel wat voonwaarden

voldaan worden om een 'echt' filosofisch gesprek tot stand te brengen.

1. Het Is het scheppen van een klimaat, waarin 2. een houding (vanuit verwondering en nieuwsgierigheid), 3. een methode van werken (in dialoog met elkaar een filosofisch probleem of vraag een stap verder te brengen) en 4. een onderzoeksgebied (het domein van de filosofie) met elkaar verbonden worden.

5.1. het scheppen van een klimaat Laat Ik deze omschrijving verduidelijken aan de hand van een praktijkvoorbeeld. In de eerste filosofieles van een groep 8 in Gouda raakten de kinderen als volgt in gesprek:

Leerkracht: "Kunnen konijnen denken? "

Kinderen: "Ja, want een konijn heeft hersens." "Nee, hij heeft een instinct." "Jawel, want je geeft hem een naam en hij komt bij je op schoot zitten en dan zie je dat hij je kent." (....)

Leerkracht: "Kan een regenworm denken? "

Kinderen: "Ja, want hij heeft hersens." "Een regenworm heeft geen hersens!" "Maar hij weet toch dat ie moet eten en graven? " "Hoe weet hij dan dat er gevaar is? " "Als de aarde trilt dan graaft hij toch naar boven, dan denkt hij toch? " "Nee, dat voelt hij met zijn huid."

Leerkracht: "Dus eigenlijk denkt een regenworm met zijn huid? "

Ik geef u ter vergelijking een fragment van een gesprek, waarbij ik moest concluderen dat het klimaat en daarmee het hele gesprek, niet filosofisch was.

Een groep 8 in het centrum van Rotterdam. De leestekst 'Boy sorteert mensen' is door 15 leerlingen 'stil' gelezen.

Het verhaal gaat over een jongetje die tot een hiërarchische indeling van zeven soorten mensen komt. Het filosofische thema is 'sorteren of indelen'.

Henk: "Ik ken Iemand die hoort echt helemaal bij soort 4." "Mensen die altijd afwezig zijn"; namelijk Jos uit onze klas, die is er nu niet, maar hij boortje nooit.

Edwin: "Hij is echt niet normaal zoals wij, hij is anders."

Leerkracht: "Kan het niet zo zijn dat hij normaal is en dat jij anders denkt? "

Edwin: "Nee, want anderen vinden het ook."

Leerkracht: "Dus omdat je met een meerderheid bent heb je gelijk? "

Henk: "Ja, het is gewoon zo bij Jos."

De rest van de groep beaamt dit hartgrondig. Tijdens het gesprek werd steeds op concrete voorbeelden teruggegrepen. Het goed luisteren naar en het reageren op elkaar waren ze niet gewend.

Tijmen: "Ik wil gewoon wat vertellen over gisteren".

De rest van de tijd heb ik het gesprek dan ook gericht op de communicatie en op abstractie. Ik heb een vragenronde ingevoerd, waarbij er niet iets nieuws ingebracht mocht worden. Er mochten alleen vragen gesteld worden over het gespreksonderwerp. Vanaf dat moment was er een echt gesprek. Dit geeft wat hoop voor een volgende poging.

5.2. de houding

In het eerste fragment zien we de bescheiden, maar veeleisende rol van de leerkracht. Bij het filosoferen neemt de leerkracht de houding aan van 'gespreksleider': de taak bestaat uit het structureren van het gesprek. Antwoorden of uitleg geven tijdens het gesprek is streng verboden. Als je dat doet verwachten ze toch een sluitend antwoord van jou als leerkracht en het is juist niet de bedoeling dat er conventionele, voor de hand liggende antwoorden worden gegeven.

5.3. de methode

Het resultaat moet zijn dat er wordt nagedacht, dat ideeën ontwikkeld en getest worden en dat er tegenargumenten op tafel komen.

Bij het 'denken over het denken' gaat het aan de ene kant om 'speculatief denken' waarbij creatieve gedachten van harte welkom zijn. Vragen als "Hoe kan het ook zijn of gaan worden? " Aan de andere kant wordt het 'analytisch denken' ontwikkeld: redeneringen worden ontleed, vooronderstellingen blootgelegd en begrippen omschreven.

5.3.1 Speculatief denken

Het speculatieve denken zal bij de jonge leeftijdsgroepen meer aan bod komen. Om het denken bij jonge kinderen af te doen met 'fantaseren' (Piaget) is sinds kort achterhaald en gelukkig maar, anders zou er geen echt filosofisch gesprek mogelijk zijn.

Piaget was van mening dat jonge kinderen nog geen besef hebben van wat gedachten in het algemeen zijn. Zij zouden gedachten associëren met objecten en dingen. Maar recent onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen vanaf 4 jaar wel dat onderscheid kunnen maken tussen een interne en externe wereld. Daarmee kan het reflectief denken een plaats hebben. In de kleuterklas zijn prachtige gesprekken te horen, alleen is volgens de SLO de kans erop wisselvalliger dan in de hogere groepen.

Het blijkt dat argumenteringsstrategieën gebruikt worden, die de meeste volwassenen ook gebruiken: argumenteren op basis van principe, autoriteit, generalisatie, causaliteit of middels analogie.

ur' Vanuit uw onderwijs praktijk kunt u hier wellicht zelf voorbeelden bij bedenken.

5.3.2. 'Bokkie springen'

In de oudere groepen is bij het analytisch denken onder meer het 'bokkie springen' een van de aandachtspunten. Met deze (van oorsprong 'amerikaanse') term w^ordt bedoeld: het gebruiken van ideeën van anderen als bouwstenen voor het construeren van nieuwe eigen ideeën. Ze springen over de beschrijving van een medeleerling heen om zelf verder te komen. De behendigheid waarmee leerlingen op deze manier te werk gaan gaat vaak snel vooruit.

5.4 het onderzoeksgebied

Het zwaartepunt van de taak van de leerkracht ligt hier: behalve het uitgebreid voorbereiden en doordenken van een les en de mogelijke filosofische thema's die aan de orde kunnen komen, moet je op het juiste moment ingrijpen of ideeën aandragen als het gesprek dreigt te stagneren. Om dit goed te doen heb je veel praktijkervaring en kennis van filosofische thema's nodig. Het argument van Edwin in het eerste fragment: "Nee, want anderen vinden het ook", kan bijvoorbeeld een mooi aanknopingspunt zijn om gezamenlijk te bekijken wanneer een meerderheid gelijk heeft en wanneer niet.

6. Kinderfilosofie op een christelijke basissctiooi

Het kopje boven deze alinea geeft misschien al aan dat het filosoferen op een christelijke basisschool anders kan zijn dan op een ander type school. De vereiste vanuit de SLO-praktijkmap dat een leerkracht tijdens het gesprek zo veel mogelijk aan de zijlijn blijft staan is namelijk niet of moeilijk vol te houden op het moment dat de kinderen in het gesprek tegen de christelijke leer ingaan. Waar nog ruimte voor verschil van mening mogelijk mag zijn en het moment dat er een grens bereikt wordt, ligt voor iedere leerkracht verschillend. Dit probleem gaat meestal spelen als men op levensbeschouwelijk terrein komt, als het om ethische en religieuze kwesties gaat.

De leerkracht die de druk van deze gesprekken met de klas niet meteen aan wil gaan, kan beter beginnen met de logische en de taalfilosofische vraagstukken al is het nooit gezegd bij welk onderwerp het gesprek uitkomt. De reformatorische basisscholen die ik benaderd heb stonden voor het filosoferen open, maar gingen niet zover dat zij ook maar zouden willen overwegen het filosoferen als vaste activiteit op het rooster te zetten.

Maar dit is niet de enige mogelijkheid om het filosoferen binnen de school een plaats te geven. Je kunt er als school ook voor kiezen om het eens in de maand te laten plaatsvinden, als er een aanleiding vanuit de klas tot een bepaald thema is. Voor een leerkracht van groep 8 die de laatste periode van het schooljaar wellicht meer ruimte heeft voor andere activiteiten, kan het erg 'aardig' zijn om deze activiteit te ondernemen.

Nog enkele waarschuwingen en tips vanuit de praktijkmap voor enthousiastelingen die er al aan willen beginnen. Als je echt wilt gaan filosoferen: - moet de groep regelgevoelig zijn; - moet de groep niet te groot zijn, anders kun je beter starten met de helft van de groep; - kun je niet zonder de nieuwe praktijkmap!

De praktijkmap 'Filosoferen op de basisschool' is te bestellen bij: SLO Afdeling Verkoop Postbus 2041 7500 CA Enschede Tel (053) 840 305

Reacties op dit artikel zijn bij mij van harte welkom!

Nicolien Veldkamp

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1994

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Filosoferen in een (christelijke) basisschool?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1994

De Reformatorische School | 44 Pagina's