Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’De huiver van Leviticus’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’De huiver van Leviticus’

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met dit boek heeft ds. J. Noordam, sinds 1993 predikant van de Ned. Herv. Gemeente te Nieuwerkerk a/d IJssel, een ethische en pastorale doordenking willen bieden van homofilie en homosexualiteit. Aanleiding voor deze studie vormde de discussie op de synodevergadering van de Ned. Herv. Kerk in 1989, toen er grote beroering ontstond rond moties, waarbij het recht van de plaatselijke gemeente om kerkelijke tucht uit te mogen oefenen in het geding was.

Boekbespreking

I n het eerste deel van het boek komt de ethische bezinning ter sprake. De auteur staat stil bij de verschuivingen, die zich de laatste decennia in de grote protestantse kerken hebben voorgedaan. In het kort besteedt hij ook enige aandacht aan de internationale discussie over homosexualiteit binnen de kerken. Noordam vermeldt de grote invloed, die Helmut Thielicke heeft gehad op de veranderde visie t.a.v. homosexualiteit. Het komt er kort gezegd op neer, dat van een absoluut verbod van homosexueel verkeer geen sprake is; als onthouding niet mogelijk is, dan moet het "ethisch optimale" worden nagestreefd. Dit standpunt lijkt veel overeenkomst te vertonen met de visie van ds. T. Poot, aan wiens visie hij aan het einde van het boek een heel hoofdstuk wijdt.

Een overzicht van de discussie in ons eigen land geeft Noordam door een samenvatting te geven van de visies van prof. J. Douma, prof. F.O. van Gennep, ds. Jan van Veen en dr. Pim Pronk. In dit gezelschap staat Douma duidelijk alleen. Bij lezing van dit boek blijkt weer eens, hoe het beroep op de Heilige Schrift de geesten scheidt. Van Gennep, die met een beroep op het kernwoord "verbond" de mogelijkheid van sexualiteit buiten het huwelijk verdedigde, sprak van richtingwijzende kernwoorden in plaats van normatieve geboden. Volgens Van Veen zegt de Bijbel trouwens helemaal niets over homosexualiteit en hij heeft geen goed woord over voor mensen, die op een andere manier met de Schrift omgaan. Pronk stelde in zijn dissertatie, dat een moreel oordeel vaak wordt afgeleid van een biologisch gegeven en noemde dat naturalistisch. Hij betoonde zich een rasechte leerling van H.M. Kuitert te zijn, toen hij de stelling poneerde, dat het voor christenen niet meer noodzakelijk is, dat ze hun morele opvattingen in de Schrift kunnen aanwijzen.

De vraag kan zich opdringen, wat het nut van zulke discussies is, als het uitgangspunt t.a.v. het beroep op de Heilige Schrift zo fundamenteel verschillend is. Het is natuurlijk nooit weg om onze visie aan het kritische oordeel van anderen te laten onderwerpen. We zullen ons er zeker niet toe mogen laten verleiden om maar te zwijgen. Dat doet de auteur dan ook niet. Wel verzucht hij, waarom telkens weer geprobeerd wordt om de homosexuele praktijk te verdedigen met een beroep op de Schrift (pag. 61). Hij legt er ook de vinger bij, dat meer dan eens een tolerante visie op de homosexuele praxis te maken heeft met een ontkenning van de historische betrouwbaarheid van Gen. 1 en 2. In die tolerantere houding wordt met een beroep op de "geaardheid" (in plaats van "gerichtheid") homosexualiteit als een variant binnen Gods schepping bezien. Noordam wijst er terecht op, dat deze moderne benadering van homosexualiteit veroorzaakt is doordat niet meer de ethiek, maar de medische wetenschap voor velen toonaangevend is (pag. 72). Opvallend is dan ook, dat vragen naar het ontstaan van homofilie helemaal niet meer relevant worden geacht. Niet voor niets zet de Nieuwerkerkse pastor de ethiek in zijn boek daarom voorop. Maar niet om het daarbij te laten. In het tweede deel komt de pastorale toespitsing aan de orde. Hier bespreekt hij allereerst enkele theorieën over het ontstaan van homofiele gevoelens en vermeldt hij vervolgens welke psychosociale factoren bij homofilie een rol spelen. Hij wijst op de habitus van de predikant. Het komt erop aan je in heel je houding open te stellen voor de nood van de homofiele medemens. Als voor het eerst in een gesprek het hoge woord eruit komt, dan moet zo'n coming out als een bevrijding worden beleefd (102). Noordam slaat het belang van zo'n gesprek met een pastor hoog aan. De opmerking van ds. R. van Kooten, dat sommige homofielen het recht en misschien wel de plicht hebben hun geheim alleen met de Heere te bewaren neemt hij niet zo maar over (99). Die opmerking lijkt me in een tijd van openheid - hoezeer die openheid ook valt te waarderen - toch bepaald niet overbodig.

De auteur kiest in dit pastorale deel ook positie. Het hebben van homofiele gevoelens heeft alles te maken met de gebrokenheid van de schepping door de zondeval, maar is niet op zich als

zonde te kwalificeren. Wel de homosexuele praktijk. Wanneer het een homofiel niet gegeven is, dat hij tot een verandering van die gevoelens komt, is het nodig om die gevoelens te accepteren. Wie die gevoelens probeert weg te drukken zal met een Innerlijk conflict blijven leven. Noordam tekent hier een geweldig spanningsveld, waarbij een homofiel wel intieme contacten nodig heeft, maar anderzijds sexuele contacten moet schuwen. Maar wie is ook hier de man, die op 't nauwkeurigst zijn dwalingen kan doorgronden? Juist homofiele mensen, die met het bijbels getuigenis ernst maken, zijn vaak eenzame mensen en hebben innige vriendschap en warme genegenheid nodig. Uit het boek van ds. Noordam is in elk geval duidelijk geworden, dat hij zich het leven van de homofiele naaste aantrekt.

Hij heeft zich blijkens de literatuurlijst grondig georiënteerd en heeft willen luisteren naar de ervaringen van andere pastores. De homosexuele daad blijft bij hem zonde, omdat de Schrift dit zegt en terwille van het geestelijke heil van de homofiele naaste. Want door zonde geen zonde meer te noemen blokkeren we de mogelijkheid van een herstelde relatie met God, zo stelt de schrijver terecht (pag. 74).

Het boek is geschreven door iemand, die kennelijk tot de Ned. Herv. Kerk behoort, want over de bezinning op het pastoraat aan homofielen in "gelijkgezinde kerkgenootschappen" lezen we slechts terzijde op pag. 141. Maar wie de bezinning wezenlijk ter harte gaat, zal ook in dit opzicht over kerkmuren weten uit te komen. We hopen, dat uit de bespreking van dit boek genoegzaam is gebleken, dat we het van harte aanbevelen!

Drs. Jan Noordam, De huiver van Leviticus, uitg. Boel< encentrum, Zoetermeer, 1994, 150 pag., /24, 50.

Drs. H.G. Leertouwer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

De Reformatorische School | 40 Pagina's

’De huiver van Leviticus’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

De Reformatorische School | 40 Pagina's