Schrijven moet je goed leren (1)
Schrijven is goed te leren. Er zit meer aan vast dan men denkt, maar het is ook nu in deze tijd de moeite waard aandacht eraan te besteden. Een hulpmiddel om dit te leren is een schrijfmethode. Een van de onderwerpen die in alle schrijfmethoden aan de orde komt is het oefenen van schrijf patronen. Het belang en het aanleren ervan wordt duidelijk gemaakt. Een ander belangrijk onderwerp is het evalueren. De leerkracht speelt hierbij een grote rol. De vraag is zou het kind dit zelf kunnen? Wat is daarvoor nodig?
Het artikel bestaat uit vier delen:
Deel I - Schrijven op de basisschool
Het belang van methodisch schrijven wordt duidelijk gemaakt. Aan de orde komen: schrijfvoorwaarden, schrijfonderwijs, schrijftraining, schrijfdoelen, schrijfmethode, schrijffasen, schrijfproblemen en schrijfmethode-handleiding.
Deel II - Hel belang van oefeningen in de schrijfmethode
In dit deel worden oefeningen voor de schrijfvoorwaarden aan de hand van voorbeelden duidelijk gemaakt. Vervolgens worden oefeningen gegeven van de drie schrijffasen. Tenslotte wordt een invulling gegeven van aspecten van een schrijflesschema.
Deel III • Het gebruik van schrijfpatronen in de schrijfmethode
Schrijfpatronen nemen een belangrijke plaats in in het onderwijsleerproces. Dit wordt uitgewerkt voor de leerkracht, leerling en leerstof. Het belang van schrijfpatronen wordt duidelijk gemaakt. Vervolgens komen aan de orde: het aanleren, didaktische aanwijzingen en een bepaalde volgorde wordt aanbevolen.
Deel IV - Evaluatie in het schrijfonderwijs
Na de oriëntatie en uitvoering wordt er geëvalueerd. Bij de evaluatie staat het kind centraal. We onderscheiden proces- en produktevaluatie. Het doel van evalueren is verbeteren van de kwaliteit. In dit laatste deel wordt aandacht gevraagd voor rapportage, de taak van de leerkracht, evaluatiecriteria, zelfdiscipline en evaluatie door de leerling (zelfevaluatie).
Tenslotte worden vier voorbeelden gegeven hoe leerlingen zelf kunnen evalueren.
Deel I Schrijven op de basisschool Schrijven
Schrijven is een sociale en culturele vaardigheid. A nation without writing is a nation without culture, zoals een bekend gezegd luidt. Schrijven was, is en zal een belangrijke vaardigheid zijn, ondanks de technische uitvindingen zoals typemachine, computer en fax. Ook in de toekomst zal schrijven zijn waarde behouden, omdat het handschrift een individuele uiting is van een persoonlijkheid en een mens behoefte gevoelt bepaalde zaken op te schrijven. Schrijven is een vorm van communiceren en is essentieel om gedachten vast te leggen voor zichzelf en anderen. Wie schrijft die blijft. Het is zinvol en noodzakelijk om te leren schrijven en de school heeft hierbij een belangrijke taak.
Het kind leert op school zijn gedachten en bedoelingen in leesbaar schrift vast te leggen. Naast taalvaardigheid is daartoe schrijfvaardigheid vereist. (Van Beusekom et al., 1982). Schrijven hoort bij de opvoeding en vorming van het kind. Een opvoedingsaspect is het op de juiste wijze omgaan met de ander, zoals verstaanbaar spreken en schrijven. Hierbij dient men rekening te houden met het gebruik van eigen en andersmans ruimte. In het handschrift zal orde en evenwicht als teken van beschaving en zelfcontrole gevonden moeten worden (Haenen-van der Hout, 1983).
Er kunnen een aantal voorwaarden onderscheiden worden voor het leren schrijven: het kind moet een aantal zaken kennen (weten), het moet in staat zijn bepaalde vaardigheden uit te oefenen (kunnen) en een bepaalde attitude hebben om een opdracht uit te voeren (doen). Een samenwerking van kennis, inzicht en vaardigheden is voor het leren schrijven essentieel. Het kind
dient een aantal begrippen te kennen en te hanteren bijvoorbeeld links en rechts, boven en onder en ook te kunnen toepassen. Ook moet het kind in staat zijn om bijvoorbeeld lengte en breedte te analyseren, zodat er structuren in schrijf patronen ontdekt kunnen worden en er een bepaalde mate van ordening in het handschrift kan ontstaan. Onder vaardigheden van het schrijven wordt verstaan het uitvoeren van de psychomotorische activiteit. Naast kennis, inzicht en vaardigheden is een bepaalde attitude nodig. Hieronder wordt verstaan het hebben van een bepaalde instelling of houding, bijvoorbeeld durf, moed, plezier, motivatie, concentratie en doorzettingsvermogen om tot een goede expressie en een bevredigend resultaat te komen (Van Beusekom et al., 1982).
Schrijven is een complexe vaardigheid en heeft te maken met het ontwikkelen van een aantal gebieden zoals het verstanddelijke, lichamelijke, sociale en het emotionele.
Schrijven heeft naast de neerslag van een ingewikkelde vorm van motoriek ook nog een ander aspect: een creatief expressiemiddel (b.v. sierschrift). Deze vorm van visuele communicatie is meer kunstzinnig/creatief en geschikt voor de bovenbouw (zie bijvoorbeeld Hettinga et al.. Praxis Nr. 19, 1980).
Ondanks de goede opleiding op de basisschool blijven de klachten over slecht handschrift aanhouden. Met de opkomst van de informatietechnologie kan het gevaar bestaan dat door het gebruik van computers er minder geschreven wordt, hoewel de behoefte aan handgeschreven communicatie zal blijven bestaan. Computerondersteunend onderwijs biedt mogelijkheden tot verbetering van het schrijfondenwijs doordat schrijfbewegingen beter geregistreerd kunnen worden.
Onze conclusie is dat:
- ook in deze tijd van automatisering en informatisering schrijven nodig is als functie van een communicatieve en expressief-creatieve vaardigheid. - de taak van de computer in de school er een kan zijn van registratie, het aanbieden en begeleiden van schrijfpatronen, het helpen van kinderen met schrijfproblemen (Maarse, 1990) en daardoor kan de computer een waardevolle plaats in het onden/vijs innemen.
- bij het samenstellen van een schoolwerkplan door het team van de basisschool behoeft het schrijfonderwijs, omdat het hiervan een essentieel onderdeel is, aparte aandacht.
Schrijfvoomaarden
Schrijven is een complexe, geautomatiseerde vaardigheid, die structureel en systematisch zal moeten worden onderwezen. Het is van oudsher een taak van de school om schrijfonderwijs te geven naast lezen.
Naast de algemene voorwaarden b.v. taalontwikkeling, het functioneren van zintuigen, leerbereidheid (motivatie en concentratie) zijn er ook specifieke schrijfvoon/vaarden.
Voordat er met het schrijfonderwijs kan worden begonnen, worden een aantal oefeningen aangeboden die kunnen bijdragen tot het realiseren van een aantal voorwaarden op basis waarvan leerlingen kunnen gaan schrijven.
De oefeningen die bijdragen om aan de voorwaarden te kunnen voldoen hebben betrekking op:
a. grove motorische oefeningen (met twee handen) b. fijne motoriek c. oog-handcoördinatie d. ruimtelijke oriëntatie e. vormgeving f. ritme
Van deze oefeningen worden in aflevering II een aantal voorbeelden gegeven.
Lateralisatie
Eling (1984) heeft studie gemaakt over lateralisatie. Hieronder wordt verstaan dat bepaalde functies in een bepaalde hersenhelft worden uitgevoerd (hemisfeer-helften). Lateralistie ven/vijst niet alleen naar de relatie, maar ook naar functionele verschillen tussen de twee hersenhelften en naar de handvoorkeur (Van Engen, 1993). Het is daarvoor noodzakelijk te oefenen met twee handen, omdat de lateralisatie aanwijzingen kan geven voor dominantie. Handvoorkeur (dominantie) vloeit nl. voort uit lateralisatie. In ieder geval dienen de oefeningen met twee handen veel tijd en aandacht te krijgen om zo de lateralisatie te stimuleren.
Kinderen die geen goede lateralisatie hebben maken omkeringen: 24-42, drop-dorp, d-b. Hierbij kan ook gedacht worden aan dyslexie. Oefeningen in het tasten (tactiel), het wijzen (visueel), het maken en verbaliseren van schrijfpatronen zijn hiervoor aan te bevelen. Van Engen (1993) geeft aanwijzingen om hiervoor zelf werkbladen te maken.
Dominantieonderzoek
Er wordt eerst nagegaan of een kind beid(twee)handig is. In het geval dat kinderen ambidexter zijn, zou het schrijven met de rechterhand toch de voorkeur moeten hebben (Natzijl, 1988). Het dominantieonderzoek met proefjes voor oog, hand, voet en oor vindt plaats in de onderbouw en het wordt aanbevolen om dat meer dan eens per leerjaar te doen (Muller, 1985; Van Engen, 1993). In de praktijk blijkt dat er kinderen zijn die de ene taak met de rechter- en de
andere taak met de linkerhand uitvoeren en dat maakt het moeilijk de handvoorkeur te kunnen vaststellen (BGS, 1988). Bij twijfelgevallen kan men de leerling rechts laten schrijven.
Schrijfonderwijs
Schrijven is een complexe, geautomatiseerde vaardigheid, die in een onderwijsleersituatie ondenwezen wordt. Er zijn drie aspecten die bij het schrijven aandacht krijgen nl. de beweging, ruimtelijke oriëntatie en vormgeving.
De schrijfbeweging kan enkelvoudig of samengesteld van aard zijn met het accent op het psychomotohsche.
Onder psychomotoriek wordt verstaan de koppeling tussen allerlei processen, zoals cognitie, perceptie en emotie enerzijds en motoriek (het bewegen van het menselijk lichaam onder invloed van spierwerking) anderzijds (Nakken, 1983).
Lezen daarentegen heeft meer een visueel karakter, vandaar dat hiermee eerder wordt begonnen dan met de fijne motoriek zoals schrijven.
De motorische ontwikkeling dient gestimuleerd te worden. Daarvoor dienen activiteiten uitgevoerd te worden en die bevorderen de ontwikkeling van de grove en fijne motoriek. Tot de grove motoriek wordt gerekend: gymnastiek, spel en htmiek. Hierdoor worden het lichaamsbesef, lichaamsplan en lichaamsidee gestimuleerd (Van Gilst et al., 1981; Van Rossum, 1982). Onder lichaamsbesef wordt het bewustwordingsproces bedoeld van 'wat ik kan'. Dit ontstaat in wisselwerking met de 'buitenwereld'.
Onder lichaamsplan wordt verstaan de in aanleg gegeven mogelijkheden van het zintuigelijk en motorisch functioneren.
En met lichaamsidee wordt bedoeld de mening die een mens zich vormt over zijn eigen lichaam ('lekker in je vel zitten').
De grove motorische oefeningen met twee handen worden bewegingsoefeningen genoemd. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste aspecten van de motorische ontwikkeling van het kind van 3-7 jaar.
Leeftijd 3 jaar: het kind is in staat vertikale lijnen op papier te trekken. Hierna komen de horizontale lijnen. De diagonaal echter is voor een 3 jarig kind erg moeilijk. Vandaar dat het vouwen van een kruis met een vouwblaadje niet op deze leeftijd gedaan kan worden.
Leeftijd 4 jaar: het kind maakt graag rechtsomgaande (clockwise) bewegingen op papier. Deze worden door het kind spontaan herhaald. Dat geeft grote vreugde. Soms geeft hijzelf aan dat hij (al) schrijft. Hier ligt de basis voor de schrijfpatronen, die gemaakt worden met de voorkeurshand.
Deze clockwise beweging is de basis voor het schrijf patroon de arcade.
Leeftijd 5 jaar: in deze leeftijdsperiode staat de continue, herhaalde beweging op papier centraal, zowel vertikaal als horizontaal. Door het onderscheiden van deze twee richtingen is het kind in staat tot het maken van een vierkant.
Leeftijd 6 jaar: een kind van 6 jaar is in staat een driehoek op papier te maken. Let eens op de lengte van de vingers van het kind. Kinderen met 'lange' vingers zijn in het voordeel in vergelijking met kinderen met korte vingers, omdat zij beter een potlood kunnen vasthouden.
In deze leeftijdsfase zien we dat er een afname in de grootte van vormen en afmetingen te constateren is.
Leeftijd 7 jaar: het kind kan een diamantachtige figuur maken (drop of trapeze). Als een kind schrijfrijp is, dan kan het ook de eigen veters vastmaken.
Wanneer deze vijf geometrische figuren: cirkel, kruis, vierkant, driehoek en trapeze gemaakt kunnen worden is het kind schrijfrijp (Alston en Taylor, 1987).
Scltrijfonderwijs op school
In het speelwerkprogramma van de onderbouw komen veel activiteiten aan bod die direct of indirect te maken hebben met het schrijfonderwijs. Aspecten van het programma zijn: grove en fijne motoriek waaronder tastgevoel, visuele en auditieve waarneming, lichaamsbesef en ruimtelijke oriëntatie waaronder kinesthetisch waarnemen. Kinesthesie is de gevoelservaring van de spierbeweging (Lindeman, 1984). Deze bewustheid van belevingen zijn nodig voor het evalueren van het procesmatige bij het maken van tekenen schrijfbewegingen.
Grove motoriek
Het bewegingsonderwijs bestaat uit grove, fijne motoriek en zintuigmotoriek (Pijning, 1988). Tot de grove motoriek wordt gerekend kleutergymnastiek, bewegingsspel, ritmiek, en buitenspel. Eerst wordt er vrij en ongedwongen bewogen, daarna meer geordend. Deze ontwikkeling kan gestimuleerd worden door het kind te confronteren met materialen en activiteiten. Liedjes en figuren kunnen een hulpmiddel hierbij zijn. Het doel van het speel- en werkplan van de kleuterschool beoogt de ontwikkeling van de motoriek van grove bewegingen van het kind naar steeds fijner gerichte bewegingen of meer samengestelde bewegingsoefeningen waarbij bijvoorbeeld geteld of gepraat wordt.
De huidige schrijfmethoden voor de basisschool besteden aandacht aan de grove motoriek. Vanuit deze grove motoriek ontwikkelen zich de schrijfmotorische vaardigheden, waarbij oefeningen voor het ontwikkelen van arm-, hand-, en vingervaardigheid centraal staan. Bal-, werp-, en kaatsoefeningen zijn van belang voor de schouders, armen, polsen, handen en vingers. Ontspanningsoefeningen kunnen hun dienst bij deze speelleeractiviteiten bewijzen.
Het combineren van oefeningen met muziek is een goede manier om de doorgaande beweging en het ritmische element te trainen. Voor de ontwikkeling van de motoriek moeten de fasen grove en fijne motoriek meer naast elkaar gezien worden dan achter elkaar. Dat wil zeggen: ze kunnen tegelijk voorkomen (Van Engen, 1993).
Fijne motoriel(
Tot de fijne motoriek wordt gerekend de mogelijkheid tot het uitvoeren van kleinere bewegingen zoals tekenen en schrijven, waarbij ooghand-coördinatie een grote rol speelt.
De tactiele oefeningen vormen een goede voorbereiding voor de zintuigmotoriek, bijvoorbeeld propjes maken, kralen rijgen en mozaïek leggen.
Voor alles is schrijven een fijnmotorische aangelegenheid (Van de Pavert en Zuiderveld, 1978). Voor het vasthouden van het schrijfgereedschap kunnen pincetgreepoefeningen gedaan worden bijvoorbeeld met lego spelen om dan pas 'In de pen te klimmen'. Deze ontwikkeling kan gestimuleerd worden door het kind voordurend te
confronteren met allerlei materialen en activiteiten op een speelse manier. Daarbij wordt aanbevolen om twee vragen te stellen aan het kind:
1. hoe ging het? (schrijfproces) 2. wat vind je van het resultaat? (schrljfprodukt)
Met het stellen van deze vragen wordt beoogd het kind kritisch bewust te maken, zodat het zicht krijgt op zijn eigen leer- en onden/vijsproces en ook zelf een waardeoordeel over het eindprodukt kan geven.
Sehrijftraining
In het schrijfonderwijs neemt de sehrijftraining een grote plaats in. Het schrijfondenwijs bestaat uit een onderwijsleersituatie, waarin een schrijfproces en een - produkt kunnen worden onderscheiden. Om de leerstof voor deze vaardigheid eigen te maken wordt een optimale instelling van leerkracht en leerling vereist, waarbij de 3 H's centraal staan: hoofd (cognitief: begrijpen), hart (affectief: emoties en gevoelens) en handen (psychomotoriek: uitvoeren).
Schrijven is een vaardigheid die net als pianospelen iedere dag regelmatig, specifiek en systematisch getraind moet worden, want stilstand is achteruitgang. Deze vaardigheid is tevens stressgevoelig. Er kan teveel spanning aanwezig zijn in het kind of de leersituatie is niet optimaal. Daarom is het stimuleren van het eigen ritme door een evenwicht van spanning en ontspanning bij het kind zo belangrijk.
Het automatiseren van de schrijfbeweging kan worden verkregen op basis van een goedgerichte, weldoordachte en consequent doorgevoerde training gedurende de hele basisschool. Zo'n trainingsprogramma is noodzakelijk om goed te leren schrijven en het blijvend beheersen van de vaardigheid. Nakken (1983) onderscheidt training (proces) en programma (eindprodukt), die in eikaars verlengde liggen.
Bij training gaat het om een systematisch, geleidelijk in moeilijkheidsgraad of complexiteit toenemende beïnvloeding.
Een programma is een leer- of veranderingsplan, gericht op het resultaat.
In de hele schrijf periode op de basisschool zal er getraind moeten worden. Het gehele team heeft hierbij een taak.
De sehrijftraining is nodig om de kwaliteit op te voeren en te bewaken. De leerkracht is verantwoordelijk voor het deskundig geven van een schrijfles. Dit houdt in dat er schrijfonderwijs gegeven wordt aan de hand van een schrijfmethode. Gedurende de dagelijkse schrijfles werken leerkracht en leerlingen samen aan het optimaliseren van het schrijfprodukt.
Doelstellingen van het schrijven
Het schrijfonderwijs in de basisschool streeft verschillende doelen na: - om het kind doelbewuste en functionele bewegingen en schrijfpatronen te laten maken en dit zo uit te laten voeren in het eigen ritme met een relatief laag energiegebruik. - om het kinderhandschrift zo te begeleiden dat het een duidelijk leesbaar, regelmatig en volwassen handschrift wordt met een eigen vormgeving zie o.a. Van de Pavert en Zuiderveld (1978).
- om het kind de vereiste schrijfvaardigheid bij te brengen ten aanzien van kennis. Inzicht (cognitief), emotioneel/sociaal gevoelens (affectief) en vaardigheden (psychomotoriek). Leerkrachten dienen op didaktisch verantwoorde wijze in het onden/vijsleerproces het kind hierbij te begeleiden.
- om door voldoende oefening het kind een behoorlijk schrijftempo bij te brengen dat aansluit bij zijn persoonlijkheid.
- om een bijdrage te leveren ten aanzien van een aantal disposities voor de algemene vorming: bijvoorbeeld regelmaat, orde, discipline, netheid. Ook motivatie en concentratie kunnen bevorderd worden. Tenslotte kunnen sociale gevoelens mede door de klassikale werkvorm geoptimaliseerd worden.
Kortom het algemene doel is de kinderen te leren schrijven in een duidelijk leesbaar, vlot en goed verbonden, hellend handschrift. Dit zal moeten gebeuren in een behoorlijk tempo en toch redelijk ontspannen. Het resultaat zal er goed verzorgd moeten uitzien. Hierbij wordt aandacht besteed aan de lichamelijke - (zit het kind goed? ), geestelijke - (begrijpt het kind de opdracht), emotionele - (welbevinden) en sociale ontwikkeling van het kind (kijken naar het werk van de ander).
Naast de algemene doelstelling worden specifieke doelstellingen onderscheiden: voorbereidend voor de onderbouw (beweging, ruimtelijke oriëntatie en vormgeving), aanvankelijk voor de middenbouw (automatiseren) en voortgezet schrijven voor de bovenbouw (begeleiding en evaluatie van het persoonlijk handschrift, kalligrafische aspecten en lay-out).
In de wet op het basisonderwijs wordt het schrijven ondergebracht bij het vormingsgebied taal. Het schrijven als taalvaardigheid is ondersteunend en functioneel ten opzichte van andere vormingsgebieden.
Schrijfmethode
Een hulpmiddel voor het schrijfonderwijs is een schrijfmethode, waarin naast grondslagen en visies zowel het schrijfproces als het schrijfprodukt beschreven wordt. Het schrijfprodukt is de grafische neerslag van het schrijfproces.
Het schrijfondenwijs is gebaseerd op de aanwijzingen van de methode (methodes = weg waarlangs). Hierdoor ontstaat methodeschrift dat gebaseerd is op een aantal aspecten zoals grootte van de letters, hellingshoek (70-80 graden) en de vormgeving van de letters (bijvoorbeeld ronde a of 'muizenkopje'), hoofdletters en cijfers. Het moet een sobere, economische vormgeving paren aan functionele verbindingen, die moeiteloos gereproduceerd kunnen worden. Dit veronderstelt een hellend lopend schrift en wordt ook wel verkeersschrift genoemd.
In ieder geval wordt de leergang en - stof in een methode duidelijk omschreven en voorzien van suggesties en adviezen.
Schrijfmethoden kunnen worden onderscheiden in:
1. analytisch sythetisch b.v. Schrijven in de basisschool 2. globaal analytisch b.v. Schrijven.
ad. 1. Hieronder wordt verstaan dat er eerst losse letters worden aangeleerd. Deze worden gegroepeerd rond verbindingen. Het analyseren van de lettervorm staat centraal.
ad. 2. Hieronder wordt verstaan dat de letters aangeleerd worden in groepen. De verbindingen worden niet als aparte ontwikkelingsfase gezien i.v.m. de letterglobaliteit. De letter wordt dus globaal aangeleerd.
Het methodeschrift van de leerkracht heeft een voorbeeldfunctie, ledere week staat het
versje op bord en ook correktie in de schriften van de leerlingen wordt methodisch gedaan. Schrijven is een complexe vaardigheid, waarbij de leerling optimaal in het schrijfproces betrokken is en daarvoor is het van belang dat er een gestructureeerde en systematische leergang in een daarvoor gecreëerde onderwijsleersituatie is. De
structuur en de systematiek kunnen bij verschillende schrijfmethoden anders zijn. Terecht kan er gevraagd worden bij het verschijnen van een nieuwe schrijfmethode: hoe komen deze aspecten tot uiting? Het is noodzakelijk dat auteurs een verantwoording geven omtrent de aspecten, de uitgangspunten en criteria waarop een methode gefundeerd is. Het aantal criteria hiervoor kan variëren (14 tot 57). In 'Schrijven' (BGS, 1988) worden een 20-tal criteria genoemd die gebruikt kunnen worden om schrijfmethoden te beoordelen.
Enige criteria zijn: - worden er voorbereidende oefeningen gedaan - zijn oefeningen voor het aanleren van de lettervorm aanwezig - is er een lesschema voor het aan leren van de letters - is er aandacht voor begin- en eindhalen van de letters
- zijn er oefeningen/suggesties voor schrijfopvoeding (-begeleiding) - is er aandacht voor differentiatie en schrijfproblemen in de methode?
Het gehele team van leerkrachten is betrokken bij beslissingen omtrent schrijven, schrijfondenwijs en zeker bij het kiezen van een (nieuwe) schrijfmethode. Van Engen (1993) spreekt over een teamverantwoordelijkheid. De leerkracht is een schakel in dit team en zij dienen zich aan de richtlijnen te houden, bijvoorbeeld: de methode geeft een t met een lusje en dan mag de leerkracht geen t met een dwarsstreep tolereren.
Een schrijfmethode geeft verder zinvolle en noodzakelijke aanwijzingen voor het schrijfonderwijs, verdeeld over verschillende fasen: voorbereidend, (onderbouw), aanvankelijk (middenbouw) en voortgezet (bovenbouw).
Door de opzet en de structuur van de methode kan er een soepele overgang tussen de verschillende fasen ontstaan. Hierdoor is de leerkracht in staat te differentiëren en te remediëren.
Schrijfmethoden kunnen verbeterd worden door de implementatie van een trainingstechniek die, bij afwezigheid van voorgedrukte grafische modellen een concrete preparatie vergt. De trainingstechniek kan de relatie benadrukken tussen enerzijds variaties in spierkracht en anderzijds variaties in schrijfgrootte (Meulenbroek, 1989).
Schrijffasen
We onderscheiden voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet schrijfonderwijs. In iedere fase wordt het kind voorbereid op het methodisch leren schrijven van letters, cijfers en woorden.
Voorbereidende fase
In deze voorbereidende fase worden bepaalde vaardigheden ontwikkeld met behulp van allerlei materialen en technieken. Deze activiteiten worden didaktisch begeleid en er kunnen visuele en verbale hulpmiddelen gebruikt worden. Een speelse vorm heeft de voorkeur, waarbij muziek een functie kan hebben (zie de methode Le Bon Depart).
In de voorbereidende fase wordt de voorkeur gegeven aan het gebruik van het bord. Verder kunnen er grote vellen blanco papier gebruikt worden, dus zonder liniëring omdat het kind zijn eigen grootte moet ontdekken. Het gaat erom dat de leerling zich durft te uiten en de bewegingen soepel en regelmatig uitgevoerd worden. De leerkracht moet het aantrekkelijk ma
ken en de leerstof uitnodigend aanbieden, zodat het kind er plezier in heeft en houdt.
Aanvankelijke scli rijffase
In deze schrijffase staat centraal het aanleren van letters, cijfers, combinaties van letters, leestekens en hoofdletters.
Voortgezette sctirijffase
In deze schrijffase staat centraal het dictaat of temposchrijven mede ter bevordering van de dienende functie van het schrijven (Van Engen, 1993). De leerkracht is verantwoordelijk voor het opvoeren van het tempo. In verschillende schrijfmethoden worden het aantal letters per minuur/per groep aangegeven.
Natzijl Van Engen Praxis (1988) (1993) groep letters per minuut:
groep 3 12
groep 4 20
groep 5 30-35 30
groep 6 40 40 40-45
groep 7 55 50 55-60
groep 8 70 60 70-75
volwassen 130-150
Het is nodig om de snelheid vanaf het begin op te voeren, want alleen door voldoende oefening verkrijgt het kind een behoorlijk schrijftempo, dat aansluit bij zijn persoonlijkheid en eigen ritme. Wil het kind mee kunnen komen bij andere vakken en in het voortgezet onderwijs dan zal netheid, accuratesse en leesbaasrheid op de basisschool getraind moeten zijn. Slordigheid wreekt zich ook in andere vakken. Er wordt toch immers in alle vakken geschreven. Vandaar dat een goed handschrift bij kan dragen aan schoolsukses.
Het handschrift is afhankelijk van verschillende factoren. Zo zijn de schrijffasen belangrijk voor de ontwikkeling van het handschrift, maar er is ook sprake van leerkrachtafhankelijke factoren o.a. instelling, sfeer en eigen vaardigheid (IVIojet, 1989). De mate van voorbereiding van de leerkracht heeft invloed op de oriëntatie, uitvoering en controle van de schrijfles en het schrijfresultaat. De leerkracht is niet alleen verantwoordelijk voor het schrijfproces, maar ook voor het verkrijgen, het bewaren en verhogen van het resultaat van het schrijfprodukt. De leerkracht staat boven de schrijfmethode en gebruikt deze naar eigen inzicht, waardoor de invloed van de leerkracht de schrijfmethode overstijgt.
Schrijfproblemen
Het percentage leerlingen met schrijfproblemen groeit. In 1985 was het percentage 10% (Hamstra-Bletz & De Bie) en nu is het 14% (Blaauw).
Er zijn verschillende soorten schrijfproblemen die te maken hebben met invloeden van buiten het kind (plagen in de klas) of in het kind zelf (zwakke motorische aanleg).
De eerste vraagstelling is wat is de beste aanpak om handschriften te verbeteren en waar moet er dan begonnen worden? Hiervoor zijn criteria nodig en deze criteria zijn gebaseerd op de schrijfmethode.
Het kind geeft vaak zelf signalen dat er iets aan de hand is en laat dat zien in zijn handschrift zoals dat in 'Handschrift als signaal' duidelijk wordt bijvoorbeeld nauw schrift als indicator van angstgevoelens (Haenen-van der Hout, 1983). De leerkracht zal alert moeten zijn op veranderingen in het onderwijsleerproces en/of schrijfprodukt. Deze signalen worden opgevangen en de leerkracht of remedial teacher kan beginnen met schrijfhulp (remediëren)
Een stelling in het proefschrift van Meulenbroek (1989) luidt: De kwaliteit van de behandeling van schrijfproblemen zal aanzienlijk toenemen wanneer microcomputers kunnen worden ingeschakeld voor het registreren en analyseren van specifieke spatiele en kinematische aspecten van de schrijfbeweging.
Nu kan een computer niet alleen registreren, maar ook als hulp bij de behandeling van schrijfproblemen ingezet worden (Maarse, 1992).
Schrijfmethode handleiding
Een schrijfmethode biedt houvast en richtlijnen bij de begeleiding van de schrijflessen en geeft suggesties, aanbevelingen en oplossingen voor problemen. Om aan deze behoefte te voldoen is een methode-handleiding ontwikkeld (Van Engen, 1993).
Zo'n methode-handleiding geeft achtergrondinformatie bijvoorbeeld over de kenmerken van de schrijfmethode, behandelt de leerstofopbouw (struktuur en systematiek), instruktietechnieken, didaktische grondslagen, differentiatiemogelijkheden, schrijfproblemen en zelfs wordt er aandacht besteed aan het deelschoolwerkplan schrijven. Aan de orde komen de doelstelling per fase, de motorische ontwikkeling, linkshandigheid, drie P's (positie, papier en pen) en creatieve opdrachten.
Wanneer men de titel 'Schrijven moet je goed leren' als uitgangspunt neemt, dan is een belangrijke vraag hoe leerkrachten op de basisschool voor het geven van een schrijfles opgeleid zijn. Studenten op de PABO worden niet alleen bekend gemaakt met de methodiek, didaktiek, theorie en geschiedenis van het schrijven, maar er wordt ook aandacht besteed aan het persoonlijk handschrift en aanleren van methodisch schrift voor het moeiteloos in de lessituatie produceren van woorden op bord en op papier.
Een belangrijke vraag is of er behoefte is aan informatie, praktische scholing en/of een aanvullende opleiding om het een en ander beter te beheersen.
Een suggestie in die richting zou kunnen bestaan uit het verstrekken van bijvoorbeeld evaluatie-criteria bij de schrijfmethode-handleiding. Door het evalueren aan de hand van deze criteria kan de kwaliteit van het handschrift verbeterd worden. Nodig zijn richtlijnen die gebaseerd zijn op de schrijfmethode die gebruikt kunnen worden in de schrijfles. Geeft de methode hiervoor geen richtlijnen dan zou de leerkracht zelf deze evaluatie-criteria moeten ontwikkelen.
Conclusie
In deze aflevering is aandacht besteed aan: schrijven is bewegen, ruimtelijke oriëntatie en vormgeving. Het schrijven is een complexe vaardigheid, waarbij het kind betrokken is met hoofd, hart en handen. De schrijfontwikkeling in het kind omvat verschillende terreinen lichamelijke, geestelijk, emotionele en sociale. Er zijn verschillende oefeningen om te voldoen aan de schrijfvoorwaarden.
In het schrijfonderwijs wordt gebruik gemaakt van een schrijfmethode, die structureel en systematisch de leergang aangeeft en rekening houdt met de schrijffase. Er wordt nadruk gelegd op schrijftraining en het doel van het schrijven wordt uitgewerkt. Tenslotte worden opmerkingen gemaakt over schrijfproblemen en het belang van een schrijfmethode-handeleiding wordt aangegeven.
Cees Bruinsma Cock Nieuwenhuis
Vrije Universiteit, Amsterdam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995
De Reformatorische School | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995
De Reformatorische School | 40 Pagina's