Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De persoonlijke aansprakelijkheid van schoolbestuurders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De persoonlijke aansprakelijkheid van schoolbestuurders

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het hiernavolgende komt de vraag aan de orde of een schoolbestuurder privé aansprakelijk is voor de financiële gevolgen van zijn bestuurlijk handelen in schoolbestuursverband.

1. Rechtspersoonlijkheid

Artikel 35 van de Wet op het basisonderwijs schrijft voor dat een bijzondere basisschool in stand wordt gehouden door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens de statuten of reglementen het geven van ondenwijs ten doel stelt zonder daarbij het maken van winst te beogen. Een soortgelijke bepaling is voor wat betreft het (voortgezet) speciaal onderwijs opgenomen in artikel 44 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal ondenwijs en met betrekking tot het voortgezet onderwijs in artikel 49 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

De rechtspersoon is in vrijwel alle gevallen een vereniging of een stichting, soms is er sprake van een kerkeraad. In het hiernavolgende wordt kortheidshalve steeds van een vereniging uitgegaan. Voor een stichting c.q. een kerkeraad geldt mutatis mutandis hetzelfde.

De vereniging treedt als zelfstandige grootheid, als "persoon", in het rechtsverkeer op. Handelingen van haar organen, waaronder met name het bestuur, vinden in naam van de vereniging plaats en worden dan ook als gedragingen van de vereniging aangemerkt.

2. Hoofdregel

Als hoofdregel geldt dat in het geval bij de vereniging zelf of bij een derde als gevolg van een handelen (of nalaten) van een bestuurslid schade ontstaat, die schade voor rekening komt van de vereniging en niet van het bestuurslid dat feitelijk fouten heeft gemaakt. Een schoolbestuurder is in het algemeen dus niet privé aansprakelijk voor de financiële gevolgen van zijn bestuurlijk handelen.

3. Uitzonderingen

Op de hoofdregel dat een schoolbestuurder niet privé aansprakelijk is voor de financiële gevolgen van zijn bestuurlijk handelen bestaat een aantal uitzonderingen.

In deze uitzonderingsgevallen is een bestuurslid wel persoonlijk aansprakelijk jegens:

a. de vereniging waarvan hij bestuurder is (interne aansprakelijkheid);

b. de boedel, bij faillissement;

c. overige derden.

Bij a en b is het beoordelingscriterium of de bestuurder zijn taak al dan niet "behoorlijk" heeft vervuld, bij c of er sprake is van onrechtmatigheid in de zin van artikel 6:162 BW).

Ad 3a. De interne aansprakelijkheid In artikel 2:9 Burgerlijk wetboek is o.a. het volgende opgenomen: "Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak...".

Bij niet-behoorlijke taakvervulling pleegt de bestuurder daarom wanprestatie (= een toerekenbaar tekort) jegens de rechtspersoon. De bestuurder kan op die grond door de vereniging aansprakelijk worden gesteld voor eventueel daaruit voortvloeiende schade.

Daarbij dient wel in het oog gehouden te worden dat een "behoorlijke taakvervulling" niet uitsluit dat er fouten gemaakt worden. Zo kunnen er verkeerde inschattingen gemaakt worden, kan er door tijdsdruk soms onvoldoende gelegenheid zijn om een zorgvuldige afweging te maken of kan de ingewikkeldheid van de regelgeving problemen veroorzaken.

In deze voorbeelden is er geen sprake van een onbehoorlijke taakven/ulling in de zin van artikel 2:9 BW. Onbehoorlijke taakvervulling omvat een element van verwijtbaarheid, er moet sprake zijn van ernstig plichtsverzuim van een bestuurslid. Gezegd moet kunnen worden "dat geen redelijk handelend bestuurder in de gegeven omstandigheden zo zou hebben gehandeld".

Duidelijke voorbeelden zijn fraude, financieel wanbeheer of grove verwaarlozing van de bestuurstaak. Er zijn echter ook minder duidelijke gevallen.

Ad 3b. Faillissement

Ook een rechtspersoon kan failliet gaan. Faillissementen van schoolbesturen zijn echter tot nu toe zelden of nooit voorgekomen. Als gevolg van de huidige ontwikkelingen is het echter niet uit te sluiten dat dit in de toekomst wel of frequenter zal gebeuren. De overheid legt immers steeds meer financiële risico's bij de schoolbesturen. Te denken valt aan het formatiebudgetsysteem en de lumpsum bekostiging. Concreet kunnen voorts nog genoemd worden de boetes op grond van de Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling ondenwijs (T.W.A.O.) en het vervallen van een huisvestingsbeschikking in het primair ondenwijs als gevolg van het te laat inzenden aan het ministerie van een kopie van de bouwopdracht.

Met inachtneming van hetgeen hieromtrent hierboven is opgemerkt, zou er in deze gevallen bij een niet-behoorlijl< e taakvervulling van een bestuurslid sprake kunnen zijn van persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurslid.

Ad 3c. Overige derden

Als de handelwijze van een bestuurder tegenover een derde zo onzorgvuldig is dat deze als een onrechtmatige daad moet worden gekwalificeerd, is het bestuurslid ook privé-aansprakelijk jegens de derde. De derde zal in dat geval, naast de vereniging, ook de bestuurder (persoonlijk) kunnen aanspreken op basis van artikel 6:162 BW. In de jurisprudentie betreft dit met name situaties waarin een bestuurder met een derde een overeenkomst heeft gesloten in de wetenschap dat de rechtspersoon nimmer in staat zou zijn die na te komen.

4. Voorlopige conclusie

Gelet op het voorafgaande zijn er twee situaties te onderscheiden:

a. De gevallen van "normaal bestuurlijk handelen". Weliswaar kunnen daarbij fouten worden gemaakt, maar de financiële gevolgen daarvan zijn uitsluitend voor rekening van de vereniging.

b. De gevallen van "apert onbehoorlijk handelen", zoals bij fraude of het opzettelijk benadelen van schuldeisers. In deze gevallen is de bestuurder persoonlijk aansprakelijk. Niemand zal de redelijkheid hiervan echter ontkennen.

De vraag dient echter nog beantwoord te worden of er tussen deze twee uitersten nog een grijs gebied bestaat waar ook te goeder trouw handelende bestuurders, die zich naar beste vermogen inspannen, toch een risico lopen in hun privé-vermogen aangesproken te worden.

5. Het risico voor de te goeder trouw liandelende bestuurder

Om de onder punt 4 vermelde vraag te kunnen beantwoorden dient de juridische betekenis van het begrip "onbehoorlijk bestuur" vastgesteld te worden. Jurisprudentie is er met betrekking tot dit begrip nog amper ontstaan. Wel zijn er in de literatuur pogingen gedaan om deze term inhoud te geven. Zo wordt wel gesteld dat de bestuurder niet alleen een inspanningsverplichting heeft het statutaire doel van de rechtspersoon te dienen, maar ook dat hij ervoor dient in te staan dat hij over de bekwaamheden beschikt die van hem als bestuurder mogen worden verwacht. Bij dit laatste moet dan echter wel weer de kanttekening geplaatst worden dat aan een vrijetijds-schoolbestuurder minder hoge eisen mogen worden gesteld dan aan een professionele bestuurder van bijvoorbeeld een vennootschap. Naarmate schoolbesturen evenwel groter van omvang worden en meer risico's te dragen krijgen, is te voorzien dat ook aan schoolbestuurders hogere eisen gesteld zullen worden. Zij zullen ondermeer in staat moeten zijn datgene wat door de directie of administratie wordt aangereikt kritisch te beoordelen. Zo kan bijvoorbeeld het ongelezen tekenen van stukken tot "onbehoorlijk bestuur" leiden.

Vervolgens wordt in de literatuur opgemerkt dat men aan de hand van wetgeving, statuten en reglementen het begrip "behoorlijk" verder kan inkleuren. Het zich niet houden aan de bepalingen daarvan (bijvoorbeeld door het niet naleven van de statuten) zal al snel als niet-behoorlijk worden aangemerkt. Verder wordt wel gesteld dat een bestuurder om aansprakelijk gesteld te kunnen worden, zijn fouten moet hebben gemaakt door opzet, lichtzinnigheid of roekeloosheid.

Ook ziet men wel dat aansluiting wordt gezocht bij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals die in het administratief recht gelden voor bestuursorganen van de overheid. Zo kan bij misbruik van bevoegdheid of bij schending van het zorgvuldigheidsbeginsel sprake zijn van onbehoorlijk bestuurshandelen.

Relevanter voor de vraagstelling van dit artikel is een in de literatuur genoemd voorbeeld van onbehoorlijk bestuur, namelijk dat het bestuur verzuimd heeft een verzekering af te sluiten om een bepaald risico af te dekken, hoewel het wel gebruikelijk is om dat risico te verzekeren. Dit wordt in de literatuur, net als bijvoorbeeld het handelen in strijd met de statuten, geduid als een vorm van ernstige nalatigheid. Ik acht het echter niet uitgesloten dat het om principiële redenen niet afsluiten van een verzekering niet als zodanig zal worden aangemerkt. In dat geval is er immers geen sprake van een verzuim, maar van een bewust gemaakte keuze.

6. De pral(tijl(

Het hierboven onder 5 vermelde geeft aan dat er inderdaad een "gevarenzone" bestaat. Uit de praktijk (en de jurisprudentie) zijn echter tot dusverre (afgezien van duidelijke fraudegevallen) geen gevallen bekend waarin schoolbestuurders op grond van hun bestuurlijk functioneren daadwerkelijk zijn veroordeeld tot het uit hun privé-vermogen vergoeden van schade aan de rechtspersoon of aan derden.

Dit betekent echter niet dat het punt geen aandacht behoeft. De maatschappelijke trend om te pogen geleden schade op anderen te verhalen, gaat ook aan het ondenwijs niet voorbij. Naarmate een schoolbestuur, tengevolge van het overheidsbeleid, meer "ondernemer" wordt, is te venwachten dat ook het functioneren van bestuurders zakelijker zal worden beoordeeld, waardoor de gedachte aan hun aansprakelijkheid sneller zal kunnen opkomen. Door de opkomst van contractactiviteiten en andere quasi-commerciële projecten kan ook de aansprakelijkheid op grond van de daarvoor geldende wetgeving eerder aan de orde komen dan voorheen het geval was.

7. Slotconclusie

Uit het bovenstaande blijkt dat de situatie dat een bestuurder door persoonlijke aansprakelijkheid wordt getroffen zich niet snel zal voordoen. Toch lopen bestuurders, die belangeloos hun vrije tijd beschikbaar stellen en zich serieus van hun taak kwijten enig risico. Het is de vraag of dit rechtvaardig is. Deze vraag klemt temeer omdat in het geval een dergelijk risico werkelijkheid wordt, bestuurders met forse claims geconfronteerd kunnen worden. Daarom wordt het bovenstaande in uw aandacht aanbevolen 2.

Mr. J.G. Macdaniël

Noten

1. Zie het artikel "Wettelijke aansprakelijkheid, onrechtmatige daad en het nieuwe burgerlijke wetboek" van mr. J.G. Macdaniël in DRS, jaargang 21, nr. 1.

2. Hoewel ik aanneem dat een aanzienlijk deel van de bij de V.G.S. aangesloten schoolbesturen hiertegen principiële bezwaren heeft, wordt er volledigheidshalve op gewezen dat de nnogelijkheid bestaat om de hierboven omschreven risico's te verzekeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

De Reformatorische School | 32 Pagina's

De persoonlijke aansprakelijkheid van schoolbestuurders

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

De Reformatorische School | 32 Pagina's