Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kabinetsreactie op 'Recht doen aan verscheidenheid'; een stand van zaken 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kabinetsreactie op 'Recht doen aan verscheidenheid'; een stand van zaken 1

(Deel 3)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I n dit artikel over de Kabinetsreactie op "Recht doen aan verscheidenheid" wordt achtereenvolgens ingegaan op de samenhang tussen de onderhavige voorstellen en de Wet educatie en beroepsonden/vijs (WEB), de samenhang met het VSO en het commentaar van de VGS op de Kabinetsreactie, in een volgend artikel zal worden ingegaan op het overleg tussen staatssecretaris Netelenbos enerzijds en de (besturen)organisaties en de leden van de Tweede Kamer anderzijds.

De twee voorgaande artikelen zijn in jaargang 23, nr. 11, resp. jaargang 24, nr. 2 van DRS verschenen.

De samenhang met de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)

Het is in dit verband goed nog eens te benadrukken dat MAVO en VBO gerekend moeten worden tot de eerste fase van het voortgezet onden/vijs, dat wil zeggen dat het onderwijs funderend van aard is. Het VBO is geen eindonderwijs, draagt wel kwalificerende elementen in zich, maar de uiteindelijke beroepskwalificatie dient behaald te worden in het vervolgonderwijs. MAVO en VBO zijn hiermee in feite gepositioneerd als scholen voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs. Om te bevorderen dat de aansluiting van dit voorbereidend secundair beroepsonderwijs op het vervolgonderwijs (dus ook een instelling voor reformatorisch secundair beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 12.3.6. van de WEB, hierna te noemen: reformatorisch ROG) logisch, zonder hiaten en zonder herhalingen verloopt zullen de ontwikkelings­ activiteiten daarop gericht zijn. De invoering van de kwalificatiestructuur per 1 augustus 1997, zoals neergelegd in de WEB omvat een nieuw model met soorten opleidingen en leenwegen en een herijking van bestaande opleidingen. Het is op onderdelen mogelijk dat deze kwalificatiestructuur de structuur van de eerste fase overlapt. Hierdoor kunnen in de eerste fase onderdelen uit de kwalificatiestructuur behaald worden. In zo'n geval kan dit uiteindelijk leiden tot vrijstellingen in het vervolgonderwijs. In de commissies Onderwijs- Bedrijfsleven van de landelijke organen dienen over vrijstellingen afspraken gemaakt te worden. Deze commissies zijn bij Nota van Wijziging bij de WEB verplicht vertegenwoordigers van aanpalende onden/vijssoorten over gemeenschappelijke onderwerpen te raadplegen. Met dit beleid zal de omvang van de oriënterende en schakelende programma's in het secundair beroepsonderwijs kunnen afnemen.

Overigens bestaat er een reële kans op afstemmingsproblemen ten aanzien van de vooropleidingseisen nu in het kader van de bovenbouw een belangrijke taak voor de landelijke organen is weggelegd, terwijl in het kader van de WEB aan de instellingen voor secundair beroepsonderwijs een grote vrijheid wordt gegeven bij het formuleren van vooropleidingseisen. Dit heeft tot het voornemen geleid om de vooropleidingseisen in de WEB te specificeren zodra de leerwegen uitgekristalliseerd en ingevoerd zijn.

De Kabinetsreactie vermeld voorts dat onderzoek verricht zou moeten worden naar een gezamenlijke infrastructuur met het secundair beroepsonderwijs met betrekking tot de praktijkcomponent. Ook de Commissie-Van Veen pleit voor een bundeling van de praktijkruimtes van de verschillende beroepsgerichte opleidingen in een beperkt aantal praktijkcentra. Het gebruik maken van eikaars kostbare technologieën zou kunnen leiden tot een positieve impuls voor wat betreft de wederzijdse kennisoverdracht en een betere beheersing van de aansluitingsproblematiek. Immers, een ROC - ook een "reformatorisch ROC" - mag het onderwijsaanbod in geografische zin zelf bepalen (voor 1 januari 1998 is nog wel toestemming van de minister van OCenW noodzakelijk). De beperking schuilt in het bekostigingsmodel. Het is niet aannemelijk dat een al te grote expansiedrift bekostigd kan worden. De bekostiging vindt immers plaats op basis van het aantal geslaagde deelnemers (output-financiering).

Afgezien van de bekostiging kan in de toekomst dus ook in Rotterdam naast MDGO, ook economie en techniek aangeboden worden. Dit kan echter ook in Goes en Staphorst of in een plaats waar thans nog geen MBO wordt aangeboden. Overigens mag een dergelijk "reformatorisch ROC" alleen het thans bestaande onderwijsaanbod, op het niveau van de opleidingen (studierichtingen) corresponderend met de opleidingen in het Centraal Register Beroepsopleidingen, alsmede elk onder-

wijsaanbod dat zich daaruit in de toel< omst welliclit ontwikl< elt, aanbieden. Alleen onden/vijsaanbod dat niet herleidbaar is tot de huidige opleidingen mag niet aangeboden worden. Dit betekent concreet dat door een "reformatorisch ROC" van de opleidingen in een branche (herkenbaar doordat zij onder meer onder een zelfstandig landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs (LOB) ressorteren) waarin de twee huidige reformatorische MBO-instellingen onderwijs verzorgen, de gehele kwalificatiestructuur mag worden aangeboden, dus zowel beroepsopleidend als beroepsbegeleidend (BBO; leerlingwezen). Voor een "reformatorisch ROC" geldt dus dat geografische expansiedrift wel is toegestaan, maar onderwijsinhoudelijk niet.

Het eerste kan mijns inziens leiden tot kortere reisafstanden voor de leerlingen, kennisoverdracht, efficiënt gebruik van kostbare technologieën en een bevordering van de doorstroming van VBO/MAVO naar MBO en dus een versterking van het reformatorisch onderwijs in het geheel en van een "reformatorisch ROC" in het bijzonder. Het laatste noopt naar mijn mening tot nauw overleg tussen de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs en een "reformatorisch ROC". Dit in verband met de onden/vijs-inhoudelijke afstemming in verband met de eventueel te behalen vrijstellingen in de voorgestelde leen/vegen binnen VBO/ MAVO.

De samenhang met het VSO

In het voorjaar van 1993 verscheen de beleidsnotitie "De Breedte van de Basisvorming". Daarin ging het over de zorg die in het onderwijs - en dan vooral in de periode van de basisvorming - besteed dient te worden aan de kwetsbare leerling. De notitie geeft een uitvoerige analyse van de groeiende behoefte aan zorg, die zich destijds vooral uitte in de groei van het IVBO en het VSO.

In diezelfde tijd drong het VSO er ook op aan voor die leerlingen die dat aan zouden kunnen de basisvorming te mogen aanbieden. Van beide kanten reden om na te gaan op welke wijze VO en VSO meer in evenwicht met elkaar gebracht zouden kunnen worden. Een eerste stap was het voornemen van de minister (delen van) het VSO onder te brengen in de WVO. De Kabinetsreactie biedt echter de mogelijkheid meer dan alleen de wettelijke positionering te regelen.

In dit verband wordt nog gewezen op de samenwerkingsverbanden (V)SO-VO. In "Uitleg OCenW-Regelingen", nr. 10 van 29 maart 1995, is de "Wijziging regeling regionale samenwerkingsverbanden (V)SO-VO 1994-1995" gepubliceerd. Deze wijzigingsregeling voorziet in verlenging van de "Regeling regionale samenwerkingsverbanden (V)SO- VO 1994-1995", die een werkingsduur heeft gehad tot en met 31 juli 1995 en daarmee in de voortzetting van de facilitering van de regionale samenwerkingsverbanden (V)SO-VO voor het schooljaar 1995-1996.

Uitgangspunt van de nieuwe regeling blijven de bestaande samenwerkingsverbanden die voor de schooljaren 1989-1990 tot en met 1994-1995 goedkeuring hebben ontvangen op hun projectplan. Aan deze samenwerkingsverbanden (waaronder het reformatorisch samenwerkingsverband (V)SO-VO) wordt de mogelijkheid geboden hun activiteiten in het schooljaar 1995-1996 voort te zetten. De continuering van de regeling vindt plaats tegen de achtergrond van de beleidsvoornemens ten aanzien van het hierboven vermelde rapport "Recht doen aan verscheidenheid" van de Commissie-Van Veen.

Het commentaar van de VGS op de Kabinetsreactie

In het door het bestuur van de VGS uitgebrachte commentaar op de Kabinetsreactie is gesteld dat de beoogde samenwerking tussen het IVBO, het VO en het VSO evenals de inmiddels totstandkomende samenwerking tussen basis- en speciaal ondenwijs (in het kader van WSNS), door de VGS positief wordt gewaardeerd. Om de volgende redenen is de voorgestelde inhoud en vormgeving van deze samenwerking in het commentaar van de VGS afgewezen:

1. In de eerste plaats bestaan er principiële bezwaren tegen een verplichte aansluiting bij een samenwerkingsverband als bekostigingsvoorwaarde voor het IVBO en het VSO-LOM/ MLK.

2. De VGS acht een verplichte vorming van rechtspersonen die een deel van de bestuurstaken c.q. bevoegdheden overnemen, verwerpelijk. In tegen­ stelling daarmee pleit de VGS voor het op vrijwillige basis instellen van samenwerkingsverbanden en het binnen deze verbanden (binnen te stellen grenzen) regelen van taken en bevoegdheden in het onderhavige kader; .

3. De bezwaren tegen de invoering van de RVC's, zoals die door de VGS reeds eerder zijn geuit in het kader van "Weer samen naar school", gelden mutatis mutandis onverkort.

4. De "bevriezing" van het zorgbudget doet afbreuk aan de intenties van het beleid.

5. De VGS gaat er vanuit dat bij implementatie van de onderhavige voorstellen de in het reformatorisch onderwijs reeds functionerende samenwerkingsverband VOA/SO zondermeer omgevormd kan worden tot een samenwerkingsverband in de alsdan noodzakelijke zin.

6. Er worden per leenweg en per sector vakkenpakketten vastgesteld. Voor elk vak geldt dat dit is opgebouwd uit een basis-, een kern- en een verrijkingsdeel. Het basisdeel van de algemene vakken komt overeen met de kerndoelen van de basisvorming. Naar het oordeel van de VGS mag dit echter niet leiden tot een aantasting van de mogelijkheid van substitutie van kerndoelen, waarvan binnen het reformatorisch onderwijs, met veel waardering van de zijde van de onderwijsinspectie, ruimschoots gebruik is gemaakt.

7. Ten aanzien van de voorgestelde clustering en uitruil van afdelingen wijst de VGS elke vorm van dwang af als zijnde in strijd met de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. In de WVO is terecht een bepaling opgenomen ten aanzien van "het komen tot een evenwichtig geheel van onden/vijsvoorzieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs (=richting) in het betrokken gebied" (art. 65 WVO). Het feit dat de provincies een regionaal herschikkingsplan moeten ontwerpen en bovendien een landelijke regievoerder aangesteld zal worden, zal echter gemakkelijk als dwanginstrument kunnen worden gehanteerd in plaats van als stimulans tot clustering en uitruil. Bovendien lijkt een dergelijke werkwijze in strijd te kunnen komen met voornoemde zorg van de minister voor een evenwichtig geheel van ondenwijsvoor-

zieningen naar soort van onderwijs, mede gelet op het verlangde onderwijs in het betrokken gebied. In dit verband wordt opgemerkt dat het reformatorisch voortgezet onderwijs een regionale functie vervult die kenmerkend is voor het grofmazig spreidingsnet van reformatorische onderwijsvoorzieningen. Deze voorzieningen overstijgen provinciegrenzen zodat ook om die reden een provinciaal herschikkingsplan door de VGS van de hand wordt gewezen.

8. Naar het oordeel van de VGS wordt in de Kabinetsreactie ten aanzien van de rol van de provincies, die van de gemeenten in het kader van de aanbestedingsprocedures met betrekking tot de arbeidsmarktgerichte leenweg en de inhoud en vormgeving van de samenwerkingsverbanden voorbijgegaan aan het bestaan van onderscheiden denominaties en wordt de levensbeschouwelijke identiteit genegeerd danwei het bestaansrecht van levensbeschouwelijk onderwijs miskend. De VGS is van oordeel dat een dergelijk beleid in strijd is met de grondwettelijke vrijheid van ondenwijs.

V.A. Smit

Noot

1. Dit is het derde artikel in een reeks van artikelen over de Kabinetsreactie op "Recht doen aan verscheidenheid". Dit artikel is tot stand gekomen door een door mij tijdens de op 12 oktober 1995 gehouden eerste vergadering van de "Adviesraad Reformatorisch Voortgezet (Speciaal) Ondenwijs en Middelbaar Beroepsonderwijs" uitgesproken inleiding te bewerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1996

De Reformatorische School | 44 Pagina's

De Kabinetsreactie op 'Recht doen aan verscheidenheid'; een stand van zaken 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1996

De Reformatorische School | 44 Pagina's