Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het L.O.M.-onderwijs in beeld: met achtergronden en praktijkvoorbeelden (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het L.O.M.-onderwijs in beeld: met achtergronden en praktijkvoorbeelden (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Binnen de loot van het refonnatorisch speciaal onderwijs in ons land vinden we verschillende onderdelen. Naast de M.L.K-scholen, met daaraan verbonden een afdeling V.S.O.-M.L.K. en een afdeling Z.M.L.K. zijn er ook een drietal scholen voor onderwijs aan kinderen met Leeren Opvoedings Moeilijkheden. De scholen blijken zeker in Barendrecht en Ede in een grote behoefte te voorzien, terwijl van de 15 kinderen, die "het schooltje" in Zwolle bezoeken ook gezegd kan worden dat ze daar echt op hun plaats zijn!

J uist in een tijd waarin op de basisscholen liard gewerl< t wordt aan de uitvoering van Weer Samen Naar School werd me gevraagd om een artikel te schrijven over het L.O.M.-onderwijs.

Een mogelijkheid die we aangrepen om nog eens te laten zien, dat er sommige kinderen zijn en blijven ... die metter­ daad op het speciaal onderwijs zijn en blijven aangewezen. De uitstekende basisscholen ten spijt, die er al het mogelijke aan doen om zorg op maat te verlenen aan kinderen die daartoe behoefte hebben.

Natuurlijk, wanneer speciale zorg geboden kan worden op de basisschool in een goede pedagogische sfeer en met inzet van alle didactische middelen is het fijn als een kind samen met z'n vriendjes en vriendinnetjes naar "de school om de hoek" kan gaan. We zijn de laatste die dat zullen ontkennen. Gelukkig mogen we zeggen, dat we niet werken vanuit een concurrentiepositie. Samen hebben we zorg voor kinderen. Op welke plaats dan ook, maar met inzet van al onze krachten. Dat is immers de opdracht? ! En dan zullen, zeker ook door het proces WSNS, er in de nabije toekomst wellicht meer kinderen met behoorlijke gedragsproblemen onze school voor L.O.M.-ondenwijs bevolken dan "vroeger". Her en der wordt de verschuiving van de meer didactische problematiek naar de gedragsproblematiek binnen het L.O.M.onden/vijs duidelijk waargenomen!

De zogenoemde verdichtingsproblematiek is niet uit de lucht gegrepen! Daarom: werken met inzet van al onze krachten, inderdaad!

In een tweetal artikelen willen we nader ingaan op het L.O.M.-ondenwijs. Deze keer gaan we in op de geschiedenis van het L.O.M, en kijken we wat meer theoretisch gericht naar het kind op onze scholen. In een tweede artikel willen we de praktijk van elke dag beschrijven.

Eerst een korte terugblik op de geschiedenis

De scholen voor kinderen met Leer- en opvoedingsproblemen bestaan in ons land nog niet zo heel lang. Ze zijn eigenlijk pas na de Tweede Wereld-

oorlog tot bloei gekomen. De eerste, ongesubsidieerde school van deze soort ontstond in het cursusjaar 1940- 1941. De school was ongesubsidieerd, omdat de wet op het L.O. dit schooltype nog niet kende en omdat het niet juist was in de bezettingstijd de vraag om subsidie aan de orde te stellen.

In december 1949 werd bij Koninklijk Besluit de mogelijkheid geschapen de kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden op grotere schaal te helpen in een door de overheid gesubsidieerde school. In het genoemde jaar werden er vier scholen voor LOM-onderwijs gesticht en - let wel - in 1989 waren er in ons land al 326 scholen. Volgens de laatste gegevens van het C.B.S. zijn er op dit moment 333 scholen met 44.045 leerlingen, die het LO.M.-ondenwijs ontvangen.

Welke kinderen worden nu verwezen naar het S.O. L.O.M.?

Het zal een ieder duidelijk zijn dat het geven van een profielschets van dé LO.M.-leerling een uiterst riskante zaak is. Immers, elk mens, elk kind is uniek en is door zijn Schepper met zijn eigen mogelijkheden geschapen. Toch proberen we, samenvattenderwijs, wat dingen op

te noemen die in de literatuur als kenmerkend worden genoemd voor het kind met leer- en opvoedingsproblemen, 'k Zal daarin zeker niet volledig zijn!

Vooraf nog deze opmerking: kinderen die L.O.M.-onderwijs nodig hebben onderscheiden zich qua uiterlijk niet van hun klasgenoten op de basisschool. Daardoor worden ze vaak te laat opgemerkt. Hun "anders-zijn" is dus niet duidelijk herkenbaar.

Als we spreken van L.O.M.-kinderen kunnen we, algemeen gesproken, zeggen dat het gaat om een groep kinderen waarvan de leerprestaties niet overeenkomstig de verwachtingen zijn; verwachtingen die je op grond van hun intelligentie zou mogen hebben. Het gaat dus om kinderen met een gemiddelde - of zelfs meer dan een gemiddelde - intelligentie.

De achtergronden van de stoornissen zijn vaak moeilijk te vinden, alhoewel de pedagoog, de psycholoog, de neuroloog, de socioloog, de maatschappelijk werker enz. daarbij meehelpen.

Wijlen prof. Bladergroen hamerde er zo terecht op die achtergronden van de leerstoornissen bijzonder goed te onderzoeken. Wanneer dat niet gedaan wordt, zo stelde ze, is men snel geneigd te zeggen dat "het aan de kinderen ligt" wanneer de resultaten tegenvallen. Men trekt dan de opvoedbaarheid in twijfel. Nee, stelde zij, juist die moeilijke opvoedbaarheid eist het zoeken naar een uitgangspunt van behandeling van de stoornissen, die aan de leermoeilijk-

heden ten grondslag liggen. Dit uitgangspunt wordt gevonden in ontwikkelingsremmende factoren gedurende de levensloop van het kind, aldus Bladergroen. Daarom moet de L.O.M.-school ook niet proberen zo goed en zo kwaad als het gaat rekenen, lezen en schrijven te leren. De voorwaarden waarop het leren zich kan ontwikkelen, die moeten tot ontwikkeling gebracht worden!

Ze gebruikt ter ondersteuning van haar stelling een schitterend voorbeeld: Het L.O.M.-kind kan je vergelijken met een schilder die de verplichting heeft een plafond te schilderen op één te korte ladder. Of anders: bij de L.O.M.-kinderen wordt de tweede etage van het huis (de schoolstof) reeds gebouwd, terwijl de fundamenten van de eerste etage nog niet gereed zijn (de lichamelijkgeestelijke rijping). Het resultaat is: óf niets óf een bouwvallig resultaat. De reacties van het kind zijn overduidelijk: er ontstaan gedrags- en opvoedingsmoeilijkheden. Maar die zijn dan toch secundair ontstaan!

Ontwikkelingsachterstanden

Kort willen we enkele oorzaken van ontwikkelingsachterstanden de revue laten passeren:

/. Vormen van algemene vertraagde ontwikkeling en rijping

A. Traagbloeiers: Hierin spelen vaak aanleg en erfelijke factoren een rol. Deze kinderen behouden langer de kenmerken van de kleuter, worden later school- en werkrijp, werken in een trager tempo

totdat ze ineens doorschieten.

B. Neurotische kinderen: Dat zijn kinderen die ten gevolge van vroegkinderlijke emotionele conflicten zich afschermen tegen de buitenwereld. Ze weren alle symbolen die hun door de buitenwereld worden opgedragen af, vooral wanneer ze (zoals cijfers) een prestatieen persoonswaardering inhouden.

2. Vormen van gestoordheid van de ontwikkeling

A. Organische gestoordheid: Deze kan van erfelijke, aangeboren of verworven aard zijn en van zo'n geringe omvang, dat er ogenschijnlijk aan de kinderen in de vroege kinderjaren weinig opvallends is. Bij nauwkeuriger navraag over het vroeg kinderlijk gedrag blijkt dat de kinderen van jongsaf aan zeer onrustig waren, weinig speelden of eenzijdig motorisch bezig waren; vaak zijn gevallen, alleen speelden of alleen met jongere kinderen omgingen, wel eens wegdroomden, wat laat gingen spreken of lopen enz. Maar "verder" was er niets bijzonders, totdat het kind op school "ineens" niet mee kan komen.

De klachten zijn dan: "Hij l< an best, maar hij wil niet, hij is zo speels, hij kan zich niet concentreren, hij is zo slordig, hij is er met z'n gedachten niet bij."

De laatste jaren heeft men een aantal typen van deze organisch gestoorden onderscheiden:

1. Het overbeweeglijke kind, lijdend aan concentratiestoornissen en aan moeilijk te corrigeren overbeweeglijkheid van de fijnere spieren (oogspieren, vingers). Ze danken deze moeilijkheden vaak aan ademnood, voor, tijdens of na de geboorte. Hun waarnemen, voorstellen en denken wordt voortdurend door deze onrust onderbroken. Ze willen best, maar zij kunnen niet, zelfs bij vaak goede intellectuele mogelijkheden. Zij verlezen, verschrijven, verrekenen zich en langdurig concentreren is zéér vermoeiend, zo niet onmogelijk.

2. Het trage kind van "epileptische grondstructuur" (traag denken, absences)

3. Het licht cerebraal gestoorde kind, lijdend aan de gevolgen van een Infectieziekte, die ogenschijnlijk geen sporen had nagelaten. Het kind blijkt dan toch "geraakt" te zijn, hetzij in een niet direct opvallende vertraging van de taal- en spraakontwikkeling, hetzij in specifieke reproduktiestoornissen van figuren en ruimtelijke relaties.

B. Lichtere zintuiglijke en/of motorische afwijkingen, waan/oor de L.O.M.school de mogelijkheden biedt om met aangepaste methoden en geïndividualiseerde aanpak tot vrijwel normale aanpassing te komen.

C. Ontwikkelingsstoornissen door de één of andere vorm van sociale en/ of pedagogische verwaarlozing. Ze hebben vooral hun uitwerking op zintuiglijk en motorisch gebied met de daaraan verbonden intellectuele achterstanden. De verschijnselen waarin de leermoeilijkheden zich openbaren zijn vrijwel 't zelfde als bij de organisch gestoorde kinderen: ze kunnen het lezen of het rekenen, dan wel het schrijven van de taal niet machtig worden (soms alle drie tegelijk niet!) De achtergronden liggen echter in een remming van de normale ontwikkeling, omdat de omgeving of de levenssituatie van deze kinderen daartoe heeft meegewerkt.

Het zijn de kinderen die: 1. In onvoldoende mate hebben kunnen spelen (denk b.v. aan: te weinig speelruimte, foutief speelgoed, ziekte, een ontwikkeling afremmende opvoeding, enz.)

2. In te geringe mate "kleuteronderwijs" hebben genoten of die In de eerste jaren van de basisschool niet op de goede manier zijn opgevangen.

Nog op de basisschool? !

Ook nu nog blijven sommige kinderen te lang op de basisschool, terwijl ze toch zoveel verschijnselen tonen die er op wijzen, dat het anders moet. Een paar zullen we eens langs gaan.

- bij lezen en schrijven zien we het hardnekkig omkeren van letters en cijfers, bv. p-b, b-d, N-Z;

- het van rechts naar links lezen of schrijven: oom - moo, peer - reep, enz.;

- steeds foutief overschrijven, woorden en letters dooreen halen, regels overspringen en verwarren door het onrustig fixeren van de ogen;

- bij het rekenen mankeert hoeveelheidsbegrip, begrip van meer en minder, even veel, veel of weinig. Getallen worden niet gestructureerd, er blijft niets over dan tellend te rekenen, b.v. op de vingers, enz.

Hoe het kind ook zijn best doet, het faalt en juist deze positie van falen isoleert het kind en stoot het in de eenzaamheid. Het ervaart: iedereen is boos op mij. De kinderen lachen me uit. Deze kinderen reageren dan ook met:

1. terugval op vroegere gedragsvormen; 2. angst en afweer; 3. leertegenzin;

4. wantrouwen tegen de volwassenen;

5. ontmoediging en volledig verlies van zelfvertrouwen.

Hun positie wordt dan vaak die van het buitenbeentje, dat vaak voor dom of lui wordt gehouden. Vaak moeten ze veel oefeningetjes als huiswerk doen. En zo blijft men bouwen aan de tweede etage, terwijl de eerste er nog niet Is!

In de afgelopen jaren hebben we gemerkt, dat een overstap naar de L.O.M.school voor bovengenoemde kinderen haast als een bevrijding werd ervaren! Ouders vertelden het: we kregen ons kind weer terug! Johan stoeit weer met z'n vader en hij groet op straat zijn familieleden weer! Steeds maar weer mislukken op de basisschool met al het extra werk er bij.... het maakte mismoedig, faalangstig en zelfs depressief!

Onderwijs en opvoeding in de L.O.M.-scttool

De opvang van de kinderen wil aangepast zijn aan de moeilijkheden die het kind heeft. De strenge klasse-indeling van de leerstof wordt meestentijds losgelaten; de kinderen worden in groepen geplaatst, meestal naar leeftijd of eventueel naar problematiek.

Fundamenteel in de aanpak is: a. het kind het vertrouwen te doen herwinnen in de volwassene en in zichzelf. Eerst dan pas kan verbeterde aanpassing in de groep venwacht worden;

b. aansluiten bij het eigenlijke ontwikkelingsniveau, bij het punt waar de ontwikkeling gestagneerd is. Wanneer het kind in de gelegenheid wordt gesteld om vrij zijn bezigheden te kiezen, dan zien we het vaak spontaan grijpen naar wat het nodig heeft: spelvormen die bij zijn ontwikkelingsgraad behoren;

c. spel, in de vorm van vrij en functioneel gericht spel, in de vorm van ontwikkeling van motoriek en zintuigen;

d. eveneens de opbouw van het didactisch onderwijskundig materiaal, de bezinning op voor deze kinderen bruikbare methoden van reken- en taalonderwijs, soms nog toegespitst op het "voor d/f kind nodige".

In een tweede artikel willen we bezien hoe deze aanpak in de praktijk van elke dag gestalte krijgt.

W. Visser

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1996

De Reformatorische School | 28 Pagina's

Het L.O.M.-onderwijs in beeld: met achtergronden en praktijkvoorbeelden (1)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1996

De Reformatorische School | 28 Pagina's