Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelezen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een goudgerande regeling?

Een aantal wachtgelders, is, daartoe aangemoedigd door het ministerie zelfstandig ondernemer geworden. Daardoor konden ze de wachtgeldkorting compenseren. Dat is inmiddels weer voorbij. Niet langer tellen de extra verdiensten, maar de uren die aan de onderneming besteed worden. En dat aantal kan gemakkelijk hoog oplopen. Daarmee verdwijnt het aanvullend karakter als sneeuw voor de zon. Dat is een voorbeeld van de afbouw van de goudgerande wachtgeldregeling in het ondenwijs. In Intermediair stond het volgende kader.

Ambtenaren vallen niet onder de Werkloosheidswet (WW) die voor marktpartijen geldt, maar hebben - voor de oorlog al - een eigen regeling getroffen: tiet Rijkswachtgeldbesluit. ledere overheidssector sneed dat besluit toe op haar eigen ambtenaren. Voor het onderwijspersoneel van scholen, universiteiten en beroepsondenwijs leverde dat een wachtgeldregeling op waarbij ontslagen docenten op negentig procent van hun laatst genoten loon werden gezet, na enige jaren aflopend naar zeventig procent. Totdat ze een nieuwe baan/aanstelling hadden. In vergelijking met de 'gewone' WW, was de wachtgeldregeling aantrekkelijk; hoge uitkering, lange uitkeringsduur en de mogelijkheid om bij te verdienen. Minister Ritzen spreekt nu van een 'goudgerande regeling'.

In de praktijk werd de regeling al gauw gezien als een overbruggingskrediet naar het pensioen. Docenten van vijftig jaar of ouder - en dat waren de meesten - bleken voor onderwijsinstellingen te duur om in dienst te nemen. Door het 'gouden randje' werd het zoeken naar een nieuwe baan ook nauwelijks gestimuleerd. Onder onderwijsminister Deelman groeide het leger wachtgelders op een manier die niet meer te stoppen leek. De uitkeringen zijn in de afgelopen tien jaar verdrievoudigd tot 1, 2 miljard gulden in 1995. De wachtgeldregeling werd de molensteen om de nek van de minister van onderwijs. Op dit moment staan er veertigduizend wachtgelders geregistreerd.

Universiteiten betalen nu hun wachtgelders van het door het ministerie ter beschikking gestelde budget. Hogescholen verplichten zich om een op de drie vacatures met een wachtgelder op te vullen. Per 1998 wordt de wachtgeldregeling afgeschaft en vallen ook ambtenaren onder de 'gewone' WW. De duizend wachtgeld/ondernemers worden tussen de wielen van dit budgettaire geweld vermalen.

Een klein vraagje. Waarom doet het ministerie zo moeilijk over het wachtgeld en de wachtgelder als over een paar jaar deze last onder een ander ministerie valt?

(Intermediair, 29-3-'96).

Basisvorming op Bartiméus

Hoewel dat niet verplicht was heeft men op het VSO van de Bartiméus Onderwijsinstelling toch gekozen voor de invoering van de Basisvorming. Mevr. E.M.M. Raphaelson, adjunct-directeur van de sector enkelvoudig gehandicapten, vertelt er iets over.

De basisvorming eist een andere manier van lesgeven.

Drie didactische principes staan daarbij hoog in het vaandel. De vakken moeten toepasbaar zijfi in het dagelijks leven, er moet duidelijk samenhang zijn tussen de verschillende vakken en er mag niet alleen sprake zijn van kennisoverdracht, maar ook van het leren van vaardigheden. Om die redenen moesten alle methodes voor het voortgezet onderwijs herschreven worden.

Toen de basisvorming ingevoerd werd, was nog lang niet alle lesstof klaar.

Voor het onderwijs aan blinde en slechtziende leerlingen was dit rampzalig. Mevrouw Raphaelson verduidelijkt: 'We moesten om kosten te besparen met de andere scholen voor visueel gehandicapten overleggen welke nieuwe methodes we gezamenlijk zouden invoeren. Daarbij moesten we in de gaten houden of de gekozen methodes gangbaar waren in het regulier ondenwijs in onze regio in verband met aansluitmogelijkheden. Pas toen dat duidelijk was kon de Studie- en Vakbibliotheek voor ons de boeken omzetten in braille en grootletterdruk. Dit aanpassen is een enorm werk en vraagt veel tijd. We zijn daardoor pas later met de geleidelijke invoering van de basisvorming begonnen.'

Moeilijk om te zetten 'Een bijkomend probleem voor ons is dat in de nieuwe methoden steeds meer wordt uitgegaan van afbeeldingen. Het boek is daardoor veelal zeer moeilijk om te zetten in braille. Het gevolg is dat regelmatig hele lessen omgebouwd moeten worden', vervolgt mevrouw Raphaelson. 'Het kleuraspect en het gebruik van onduidelijke plaatjes en bijvoorbeeld handschriften in strips in de methodes is problematisch voor de leerlingen die slechtziend zijn.'

Voordelen

Een groot voordeel van de basisvorming ziet de adjunct-directeur in de andere manier van lesgeven:

'Leerlingen weten beter waarvoor ze leren. Vakken worden aan de praktijk gekoppeld. Opvallend is dat het vak wiskunde veel leerlingen meer aanspreekt sinds die andere manier van lesgeven. Ook leerlingen met minder aanleg voor exacte vakken volgen nu wiskunde met meer plezier.' De samenhang tussen de vakken, ook een aspect uit de basisvorming, wordt op het vso van Bartiméus al veel langer toegepast. Zo wordt bijvoorbeeld bij algemene technieken een bijenkast gemaakt, bij het vak tuin wordt die kast met bijen gebruikt en de honing uit die kassen wordt bij de kooklessen verwerkt.

Zo moet elke onderwijsinstelling zich aanpassen aan de veranderingen elders. Met deze kanttekening: Draag er

zorg voor dat veranderen wel verbeteren betekent. Niet zo eenvoudig dus. (Tussen licht en donker, no. 1, 1996).

7000 militairen ingezet

De pot heeft de ketel al heel wat venweten. Anders gezegd: de relatie Nederland-Frankrijk staat vaak een beetje onder spanning. Naast verbijstering zal menigeen een lichte grijns moeizaam kunnen onderdrukken, bij het lezen van het onderstaande stukje.

Parijs. Met ingang van tiet nieuwe sctiooljaar worden in Franl< rijl< 2200 extra dienstplichtige soldaten ingezet om geweld op scholen tegen te gaan. Ook komen er speciale 'tussenklassen' voor leerlingen die dreigen buiten de onderwijsboot te vallen. Dat blijkt uit het 'anti-geweldsplan' van de Franse onderwijsminister Frangois Bayrou.

Vanaf september werken dan een kleine vijfduizend dienstplichtigen op de Franse middelbare scholen. Het is de bedoeling dat die soldaten zonder uniform de leerkrachten op allerlei manieren behulpzaam zijn. Ze houden toezicht op het schoolplein, maar organiseren ook huiswerkklassen en staan aan het hoofd van sport- en ontspanningsclubs. De dienstplichtigen zijn volgens Bayrou bitter noodzakelijk om de spanning op de scholen in met name de achterstandswijken weg te nemen. De afgelopen maanden groeide het aantal meldingen van geweld op scholen op spectaculaire wijze. Leerlingen en leraren werden bestolen, bedreigd of in elkaar geslagen. In een Parijse voorstad werd onlangs een vijftienjarige leerling neergestoken, terwijl op een school vlak bij Amiens een bom ontplofte.

Tussenklassen

Naast dienstplichtigen zullen op de scholen met de grootste problemen extra leerkrachten en ander personeel worden ingezet. Verder komen er zogeheten 'tussenklassen'. Daar kunnen leerlingen terecht die niet meer in gewone klassen te handhaven zijn. In feite is het een laatste poging om de jongeren binnen het ondenwijssysteem te houden.

(ND, 22-3-'96).

Zelf laten betalen

De strijd om het wachtgeld is nog niet afgelopen. Allerlei ideeën worden gelanceerd; van overheveling van deze last naar 'sociale zaken' tot het afwentelen van deze loden last op de scholen. Xandra van Gelder vroeg Leo Prick naar zijn visie.

Wat denkt u dat een goede manier is om de groei van het aantal wachtgelders te stuiten? Het is alleen oplosbaar als je de scholen zelf verantwoordelijk maakt. Je moet zulke zaken overlaten aan de werkgever, in dit geval het schoolbestuur. Als dat het wachtgeld zelf moet betalen, gaat het zeker nadenken over het creëren van banen voor oudere leerkrachten.'

Zulke kosten zijn voor kleine scholen toch niet op te brengen?

'Dat klopt, daarom moeten scholen ook gaan samenwerken. Ze hoeven niet te fuseren, maar ze kunnen wel een personele samenwerking aangaan. Een leerkracht die op de ene school over is, kan ergens anders gaan werken.'

Als er in één plaats alleen een openbare en een christelijke school zijn, moeten die dan ook leerkrachten uitwisselen? 'Ja natuurlijk. Dat kan best. Als docenten heel erg aan hun identiteit hechten, moet zo'n christelijke leraar maar bereid zijn twintig kilometer verder te reizen om wel op een christelijke school terecht te komen. Zoals we het nu geregeld hebben, wordt steeds meer geld van de ondenn/ijsbegroting besteed aan mensen die thuis zitten. Dat is echt krankzinnig. We moeten zorgen dat die mensen bij het ondenwijs betrokken blijven. Als de kosten van het wachtgeld dalen, kan Ritzen de scholen ook wat extra geld geven om het nieuwe beleid aantrekkelijk te maken.'

U heeft Ritzen wel eens verweten dat hij in het verleden veel geld heeft verspild bij het terugdringen van het aantal wachtgelders. Denkt u dat deze maatregelen wel zin hebben?

'Ritzen heeft geprobeerd de groep te mobiliseren die al jaren een wachtgelduitkering kreeg. Er zijn docenten van een jaar of zestig die zes jaar geleden bij een reorganisatie van het middelbaar beroepsonderwijs moesten vertrekken. Ritzen heeft die mensen gevraagd of ze terug willen keren. Dat is zinloos. Je kunt niet doen of mensen die jaren niet gewerkt hebben, tot een reële arbeidsreserve behoren. Het lijkt er op dat hij nu van dat onzinnige idee is genezen.

Het gaat er om dat je de kraan nu dichtdraait. Het is alleen oplosbaar als de financiële consequenties komen op de plaats waar het probleem ontstaat. Als de overheid de oplossing blijft zoeken in sturing van bovenaf, lukt het nooit.'

(De Volkskrant, 6-4-'96).

Achterstandsbeleid mislukt

Steeds meer komen er kritische notities over het Nederlandse achterstandsbeleid. Veelal terecht, maar daardoor worden de onderwijsproblemen van de betrokken groep nog niet opgelost. Recent verscheen er een proefschrift over dit ondenwerp.

Het extra geld voor leerlingen met een achterstand heeft er niet toe geleid dat die kinderen betere cijfers halen voor rekenen en taal. Dat komt onder andere doordat de doelstellingen van het achterstandsbeleid uiterst vaag zijn, en ook nog tegenstrijdig.

De Nijmeegse onderzoekster Lia Mulder concludeert dit op basis van gegevens van 35.000 leerlingen, die ze tussen 1988 en 1992 heeft onderzocht.

Zij heeft de prestaties bij rekenen en taal gerelateerd aan het onderwijsvoorrangsbeleid. De resultaten van haar analyse heeft ze vastgelegd in het proefschrift 'Meer voorrang, minder achterstand? ', waarop ze woensdag zal promoveren.

Het ondenwijsvoorrangsbeleid, waar voor jaarlijks 400 miljoen wordt uitgetrokken, valt uiteen in twee componenten. Scholen krijgen voor leerlingen met laag opgeleide en/of allochtone ouders, extra geld. Daarnaast zijn geografische gebieden met een opeenhoping van problemen aangewezen als onderwijsvoorrangsgebieden. Daar werken onderwijs, welzijn en jeugdhulpverlening samen om de achterstanden weg Ie werken.

Op beide fronten wordt er evenwel volgens Mulder weinig resultaat geboekt. Vergeleken met 1988 blijven ook in 1992 de taal- en rekenscores van allochtone kinderen achter bij die van autochtone kinderen voor wie extra geld beschikbaar is. En de cijfers van die autochtone leerlingen zijn minder dan die van het gemiddelde kind.

Vaag

Mulder veronderstelt dat het gebrek aan resultaten verband houdt met het ontbreken van duidelijk beleid. Sociaal-wetenschappelijke theorieën liggen er niet aan ten grondslag, de doelen zijn vaag omschreven, en in de teksten worden geen prioriteiten gesteld, noch wordt er een einddoel genoemd. Ook worden er geen keuzes gemaakt tussen de vraag of het beleid gericht moet zijn op maximale ontplooiing van het kind, of op het verkrijgen van gelijke maatschappelijke kansen. Voor het ene doel is ondenwijs wenselijk dat streeft naar een combinatie van 'hoofd, hart

en handen', voor het andere is nadruk op prestaties een betere voorbereiding. Dat zijn behoorlijk tegenstrijdige opvattingen over onderwijs.

Onduidelijke optreden

Het komt volgens Mulder mede door het onduidelijke optreden van de overheid, dat meer dan de helft van de scholen niet eens weet dat het geld bedoeld is voor de bestrijding van achterstanden. Daar komt nog eens bij, dat ze zelf mogen weten hoe ze het extra geld besteden dat ze voor de leerlingen krijgen. De vrijheid van onderwijs laat meer controle of regels niet toe, schrijft Mulder, maar dat heeft wel tot gevolg dat de scholen het geld zien als cadeautje. Daarmee maken ze, als het budget ruim genoeg is, de klassen kleiner, maar daar profiteren alle leerlingen van, niet alleen de kansarme.

(Trouw, 11-4-'96).

Een haldvol cijfers

Sinds het schooljaar 1992-1993 tekent zich een scherpere tweedeling af tussen de niveaus van derdeklassers in het voortgezet onderwijs. Het aandeel derdeklassers in voorbereidend beroepsonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs groeit, evenals het aandeel leerlingen op het Havo en VWO. Daar staat tegenover dat het aandeel derdeklassers op het Mavo afneemt.

Dit blijkt uit cijfers die het ministerie van Onderwijs op een rijtje zette in het rapport 'Voortgezet onderwijs in cijfers 1996'. Vier van de honderd leerlingen in de derde klas zitten dit schooljaar in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO); 33 scholieren volgen een opleiding voor voorbereidend beroepsondenwijs (VBO); 28 doen Mavo; 16 volgen Havo; en 16 zitten op een VWO-opleiding. Tien jaar geleden volgden nog twee van de honderd derdeklassers voortgezet speciaal onderwijs, 37 voorbereidend beroepsonderwijs, 32 Mavo, 12 Havo en 13 VWO.

Opvallend is vooral het herstel van het voorbereidend beroepsonderwijs, voorheen lager beroepsonderwijs (LBO). Het beroepsonderwijs kampt sinds 1985 met een negatief imago en een daarmee gepaard gaand afkalvend leerlingental. Dat wordt toegeschreven aan de lage maatschappelijk status die ouders en leerlingen het schooltype toekennen. Vorig schooljaar steeg ook voor het eerst het aantal VBO-gediplomeerden. De stijging van het percentage leerlingen in het individueel voorbereidend beroepsonderwijs (IVBO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO) schrijven de onderzoekers toe aan de toename van allochtone leerlingen. Het aantal leerlingen uit culturele minderheden in het voortgezet onderwijs blijft geleidelijk stijgen, ondanks de daling van het totaal aantal leerlingen door afname van de bevolkingsgroei tot ruim 850.000 leerlingen. Daarvan zijn ongeveer 55.000 scholieren afkomstig uit een culturele minderheid.

Allochtone leerlingen zijn oververtegenwoordigd in het IVBO en VSO, en in mindere mate ook in het VBO. Verwonderlijk is dat niet, schrijven de onderzoekers. Zo wordt het eerste leerjaar IVBO gebruikt als opvangplek voor buitenlandse jongeren die net in Nederland zijn. Wel verbetert de positie van Marokkaanse en Turkse leerlingen enigszins. De tweede generatie allochtonen vindt steeds vaker een plek op Mavo, Havo of VWO. De verdeling van deze groep scholieren over de verschillende typen onderwijs komt in belangrijke mate overeen met de verdeling van autochtone scholieren uit lagere sociale milieus.

Een opvallende stijging bij het MAVO? Incidenteel? Ook op uw school herkenbaar?

(NRC, 25-4-'96).

Nog meer cijfers

Het 'gelijke kansen' besef, waarover niemand badinerend behoeft te spreken, heeft nog lang niet afgedaan. Recente gegevens laten zien dat de vooruitgang maar mondjesmaat Is geweest. Ook diegenen die niet deterministisch denken, weten wel hoe moeilijk het kan zijn om echt vooruit te komen.

Aan de grote lijn van de schoolkeuze blijkt tijdens de eerste vier Ritzen-jaren niets te zijn veranderd: jongeren uit 'hogere' milieus gingen, ook onder Ritzen, in groten getale naar de 'hogere' schoolsoorten (havo en VWO), jongeren uit een 'arbeidersmilieu' gaan ook nog altijd vaker naar de 'lagere' schoolsoorten (mavo en VBO). Maar wel zijn alle bevolkingslagen tussen 1989 en 1993 vaker naar de 'hogere' schoolsoorten gegaan, dus ook de jongeren uit een arbeidersmilieu. Al blijkt uit de cijfers ook, dat die toename bij arbeiderskinderen aanzienlijk kleiner is dan bij kinderen uit de middenen hogere bevolkingsgroepen. Bij de arbeiderskinderen steeg het percentage deelnemers aan het VWO met 2, 2 procent (van 5.2 naar 7, 4 procent). Bij jongeren uit middeninkomens was de groei meer dan driemaal zo groot: hij bedroeg daar 6, 7 procent (van 17, 7 naar 24, 4 procent). Hun leeftijdgenoten met hoger opgeleide ouders gingen 5 procent vaker naar het VWO (van 31 naar 36 procent).

Vooral bij de middengroepen is in de eerste vier jaar van Ritzens bewind - hij trad in 1989 als minister aan - een echte trek naar het VWO te zien. Die jongeren gingen namelijk uitsluitend vaker een VWO-opleiding volgen, en trokken juist minder vaak naar de andere drie soorten voortgezet onderwijs: havo, mavo en vbo.

Bij arbeiderskinderen is de groei zowel bij het havo als bij het VWO te zien. Maar die toename is in procenten dus aanzienlijk bescheidener.

Vóór 1989 was er bij kinderen van arbeiders in het geheel geen trek naar het VWO te zien. Tussen 1977 (toen de VVD-minister Pais aantrad) en 1989 (toen de CDA'er Deelman vertrok) daalde volgens eerdere CBScijfers in het VWO het aantal arbeiderskinderen met 0, 2 procent, en nam het aantal jongeren uit de middengroepen daar zelfs met 3.3 procent af. Alleen bij kinderen van hoger opgeleide ouders was toen een piepkleine toename (van 0, 1 procent) te zien in de belangstelling voor het VWO.

(Trouw, 6-4-'96).

W.P. van Kempen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

De Reformatorische School | 32 Pagina's

Gelezen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1996

De Reformatorische School | 32 Pagina's