Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gomarus' eerste stapjes in het studiehuis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gomarus' eerste stapjes in het studiehuis

Achtergronden bij een training

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de lokkende verten van het ondenvijslandschap fonkelt een glanzend nieuw Studiehuis in de zon-2000.Het zou de tekst kunnen zijn van een folder van de Stuurgroep Tweede Fase. De stuurgroep bestaat niet meer, de folder bestaat niet en deze tekst evenmin. Hoewel de beleidmakers ongegrond optimisme wordt verweten, hebben zij nooit een eenvoudig te fokken koe met gouden horens beloofd. Zo gemakkelijk komen we niet aan een studiehuis. Zo ideaal en zonnig zal het allemaal niet worden. Hoe dan?

H et architectenbureau Ginjaar-Maas & Co ontwikkelde de blauwdruk voor een alleszins leefbaar studiehuis; toekomstige bewoners hebben invloed op de uiteindelijke inrichting van het casco.

Dat klinkt realistischer. Maar is dat waar? Laten we het vestigingscontract niet te snel tekenen. Moeten we echt verhuizen, willen we dat en waarom dan wel? Verhuizen is geen pretje, daar weten we op de Gomarus van.

Het bestaande gebouw

Ik wil niet al te veel verwarring scheppen en de metaforische betekenis van studiehuis vasthouden. Het begrip studieliuis, hoewel het ook een bouwkundig aspect schijnt te hebben, is een gedachte, een idee, een didactische visie. En dat schept mogelijkheden! Een gedachte staat niet zo vast als een huis. Het is maar wat je eronder verstaat. En als je het begrip ver genoeg oprekt, kun je je zelfs in de huidige onderwijspraktijk in een studiehuis wanen.

Het gaat in de inleidende alinea's niet om een woordspelletje zonder meer. Wie ver ziet en zich een nieuw studiehuis voorstelt, gaat anders om met de onderwijsvernieuwingsoperatie, dan degene die zich nu al in een studiehuis waant. Wie zich bij het studiehuis in de eerste plaats iets zichtbaars voorstelt, iets wat je kunt zien als je een schoolgebouw binnenstapt, voert een ander beleid dan degene die het studiehuis lokaliseert in de hersenen van de leerlingen.

Op de Gomarus scholengemeenschap in Gorinchem is geen studiehuisXe zien. Geen zelfstudie-uren; geen roostertechnische experimenten; geen hoorcollege-achtige lessituaties. Toch wordt er gestudeerd, zoals op alle scholen. Dus: een studiehuis?

Het lijkt me een goed uitgangspunt. We moeten ons niet laten inpakken door kreten als 'cultuuromslag' en de 'grootste onderwijsvernieuwing aller tijden'. We moeten geen 180" draaien of kilometers vooruit willen springen; we moeten ook niet stilstaan, maar we moeten stapje voor stapje blijven bewegen in de goede richting.

De goede richting. Is de koers in Den Haag op een goed kompas uitgezet? Dit is niet de gelegenheid om daar uitgebreid op in te gaan. Het is wel duidelijk dat het christelijk ondenwijs niet alleen recht wil doen aan het individu, maar alle ontwikkelingsdoelen slechts in gebondenheid aan de Ander en de naaste wil nastreven. Dat het hogere verbanden ziet en belangrijker sturingsmechanismen dan alleen de eisen van de maatschappij. Maar daarover wordt in dit blad genoeg gediscussieerd. De twijfel over de juistheid van de koers noopt des te meer tot voorzichtigheid.

De bovenkamer

We moeten geen studiehuis bouwen, we moeten de bovenkamers van de leerlingen opnieuw inrichten. De kern van de vernieuwingsoperatie ligt niet in de organisatie, maar in een veranderende leer- en doceerstijl. Daar ligt ook meteen de kwetsbaarheid. Iedereen is er ongezien voor dat leerlingen zelfstandiger gaan werken, dat ze zich meer verantwoordelijk voelen voor hun schoolloopbaan en voor hun resultaten, dat ze actiever deelnemen aan onderwijsprocessen, dat ze beter leren plannen. Maar de vraag is vervolgens of iedere leerling geschikt en bereid is deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Kan van elke leerling meer zelfstandigheid gevraagd worden? Heeft het werken in een studiehuis op zich inderdaad een stimulerende werking op de motivatie?

De plannen zijn niet alleen kwetsbaar omdat leerlingen moeilijk programmeerbaar zijn, ook docenten zijn geen computers. De attitude van de leerling moet wijzigen, jawel, maar daaraan voorafgaand moet de docent de leerling anders tegemoet treden. Hij moet be-

paalde facetten van zijn huidige doceerstijl bewust gaan uitbouwen. Hij moet leerlingen uitdagen om actief en zelfstandig te gaan leren. In de mate waarin we slagen om deze wezenlijke aspecten van ondenwijsvernieuwing te realiseren, In die mate zal liet studieliuis rendement opleveren. De grenzen van de invoering liggen dus niet in de eerste plaats op organisatorisch vlak, ze liggen op het gebied van doceer- en leergedrag. En het is ven/olgens aan de organisatie om de voorwaarden te blijven scheppen waarin de vernieuwende ondenwijsstljl kan gedijen. Vandaar het experiment met de training van de persoonlijke doceerstijl, zoals in het vorige artikel beschreven.

Bouwvergadering

We waren ons er terdege van bewust dat zo'n vorm van werken en leren bij docenten een zorgvuldige voorbereiding vereiste. Naast de gedoseerde voorlichting op docentenvergaderingen wilden we In kleinere groepen werken aan het op gang brengen van een bewustwordingsproces. We kozen bewust niet voor de papierroute (met informatiebladen en katernen), maar zochten persoonlijke confrontatie. We wilden daarom aan drie a vier bijeenkomsten van 1 a 1V2 uur gaan organiseren in de vorm van workshops. Centraal zou de kritische reflectie op het huidige onden/vijsgebeuren moeten staan en tegen de achtergrond daarvan de afweging van nieuwe ontwikkelingen.

In de periode tussen de herfstvakantie en de kerstvakantie 1995 hebben we workshops georganiseerd. We hebben niet gekozen voor een dagdeel met verschillende workshops, maar planden de workshops met tussenruimte van twee weken tijdens het laatste uur van een lesdag. We hebben het Idee dat het rendement groter is, omdat ten eerste de docenten dan niet oven/oerd worden met informatie en meningen, maar tijd hebben om de informatie te verwerken en ten tweede de workshops op die wijze meer gesitueerd zijn binnen de dagelijkse lespraktijk.

De deelnemers kregen steeds vooraf een a-viertje met informatie of stellingen. Met deze workshops wilden we de docenten In ieder geval het gevoel geven dat ze nu ook bezig zijn met zinvolle ondenwijsactiviteiten en dat werken In een studiehuis niet een totale omkering hoeft te zijn, maar het uitbouwen van bepaalde aspecten van het lesgeven. Verder wilden we de docenten die meer in de onderbouw lesgeven, nadrukkelijk bij het didactische vernieuwingsproces betrekken.

Eén van de uitkomsten van de workshopdiscussies sterkte ons In de opvatting dat de ontwikkeling van een studiehuis niet kan beginnen in de bovenbouw van de havo-vwo. Op de basisschool werken de leerlingen in het algemeen zelfstandiger dan aan het einde van de brugklas. Blijkbaar kunnen we aan het begin van de brugklas een draad oppakken, die we tot nu gemakkelijk laten liggen. De basisvorming heeft vernieuwend gewerkt met betrekking tot het lesprogramma, maar In didactisch opzicht zou er juist op het punt van zelfstandig leren nog wel het een en ander te verbeteren zijn.

Offertes

Bij het opzetten van de training docentvaardlgheden hebben we gekozen voor een weliswaar tijdrovende, maar ook zorgvuldige selectie van de nascholingsinstituten. We hebben onze wensen concreet op papier gezet en hebben offerte gevraagd bij verschillende organisaties. We wilden daarbij antwoord op een paar vragen: heeft u ervaring met dit soort training (namelijk doceerstijl bijsturen in de richting van actieve en zelfstandige leerprocessen en collegiaal lesbezoek), hoe stelt u zich de begeleiding voor, wat kunt u bieden en wat zijn de financiële consequenties? Daarnaast wilden we persoonlijk contact met degene die de training zou verzorgen, aangezien we de trainer als een zeer belangrijke succesfactor zagen.

Inschrijving

Nadat we als Werkgroep Tweede Fase de zaken begin december nog eens op een rijtje gezet hadden, kozen we voor het KPC met trainer Henk Scholten. Het KPC had de meeste ervaring met het begeleiden van projecten rond collegiaal lesbezoek. Ze wantrouwden evenals wij grote vernieuwingsoperaties, maar waren geneigd om in cycllsch-creatleve processen te denken: samen met een team een stapje vooruit doen en vervolgens vanaf die positie en met die ervaring kijken hoe je verder gaat. We hadden bovendien vertrouwen in de wijsheid en het enthousiasme van de trainer. Wel leefde er enige twijfel over het ontbreken van een concreet didactisch concept over zelfstandig leren, maar zelf wisten we ook niet zo goed hoe hier mee om te gaan. Wie de initiatieven voor didactische impulsen bij de mensen zelf neer wil leggen, moet zich realiseren dat er Inhoudelijk weinig centraal te sturen valt.

Tot opluchting van de werkgroep verliep de inschrijving door de koppels van twee vrijwilligers naar wens. Binnen een enkele dag en zonder aandrang waren de zestien plaatsen bezet. Ongeveer de helft van de koppels was voornamelijk werkzaam In de onderbouw, de helft in de bovenbouw. Goed voor teambuilding. De werkbijeenkomsten werden (volgens plan) gehouden In de eerste helft van 1996 en vonden binnen het nieuwe schoolgebouw plaats. Het elan dat een nieuw schoolgebouw aan een team geeft, konden we zo mooi meepikken. Er werden vier werkbijeenkomsten met een tussentijd van steeds drie a vier weken.

Het project een heel persoonlijke dimensie. Dat is belangrijk, immers verschil moet er zijn en we moeten recht doen aan verscheidenheid, ook bij de docenten met hun verschillende doceerstijlen. Elke deelnemer formuleerde zijn eigen wensen met betrekking tot actief en zelfstandig leren: Wat wil Ik als persoon met mijn vak graag leren? Elke deelnemer zocht zelf een kompaan en zij bundelen hun energie. Samen zoeken zij naar passende inten/entles en doen daar persoonlijk ervaringen mee op in hun eigen lessen. Ze bespreken de lessen en brengen leerpunten in de volgende bijeenkomst van de werkgroep. Zie het voorgaande artikel dat een verslag van de training bevat.

Van belang is dat de trainer vertrouwen geniet van de collega's op de werkvloer, dat hij in staat is goed structuur In de bijeenkomsten aan te brengen, dat hij ook zelf aandacht heeft voor feedback en daar adequaat op weet te reageren en dat hij voldoende oog heeft voor de eigen professionaliteit van de docent. Een goede docent is immers de beste leerpsycholoog.

De oplevering

Het experiment was succesvoller geweest dan we hadden durven hopen. De koudwatervrees voor het wederzijds lesbezoek bleek al snel overbodig, kop-

pels docenten ontwikkelden initiatieven om aangepast aan eigen belangstelling en aan het lesprogramma leerlingen zelfstandiger te leren werken.

Het is belangrijk om zo'n succes dan met het hele team te delen. We wilden bovendien ook graag een tweede groep van zestien docenten enthousiast krijgen voor hetzelfde traject. Daarom lieten de huidige deelnemers zien wat en hoe ze geleerd hadden. Er werden daarom in de maand september 1996 twee sessies met workshops georganiseerd rond de drie thema's

- Een collega op bezoek, eng? (Over feedback geven).

- Zelfstandig leren: de sleutel tot motivatie?

- l\/lag tweede fase ook in de eerste fase? (Over zelfstandig leren in de onderbouw).

De workshops werden voorbereid en uitgevoerd door de deelnemers van de training. Het zijn echte workshops, waarbij gebruik werd gemaakt van simulatietechnieken, video-opnamen en verslagen van enquêtes onder de leerlingen.

De deelnemers van de eerste training gaan verder, leder van hen heeft aan het begin van het schooljaar een nieuwe eigen leeropdracht geformuleerd, waaraan hij of zij het komende half jaar gaat werken.

Verdere bouwplannen

Er moet evenwel steeds gezocht worden naar nieuwe aansturingsmechanismen. Hoe blijf je docenten stimuleren om te blijven nadenken over de manier waarop de leerstof overgedragen wordt? Hoe voorkom je als school dat je ingepakt wordt door de macht der gewoonte en niet meer werkt aan verdere professionalisering?

Wie werkt langs een cyclisch-creatief proces kan en moet zich die vraag steeds weer opnieuw stellen. Misschien dat de volgende schetsen, waarvan we er enkele aan het verwezenlijken zijn en waarvan er enkele het 'brainstormniveau' aan het ontstijgen zijn, ook andere studiehuizen kleur kunnen geven.

- Niet opmerkelijk maar toch bruikbaar is het werken met studiewijzers. Als er met studiewijzers gewerkt wordt, moeten alle docenten rond een bepaalde klas daaraan meewerken. Er moet daarom gezocht worden naar een format waarin de leerling voldoende eenvormigheid herkent, maar waarin ook recht gedaan wordt aan de eigenheid van docenten. Sommige docenten voelen zich lekker bij een strak schema over een jaar, anderen kunnen niet werken zonder een stukje vrijheid.

- Een goede mogelijkheid om voor de klas steeds kritisch naar je eigen doceerstijl te blijven kijken, is het luisteren naar signalen van leerlingen. Vinden ze je les boeiend, zinvol? Wat herinneren ze zich later nog? Dit middel zou effectiever en gerichter benut kunnen worden. Je kunt met vragenlijsten per klas werken. Je kunt om de twee jaar een peiling houden onder leerlingen om te kijken of er echt iets verandert binnen de muren van het klaslokaal. Op de Gomarus hebben we een aselectief samengestelde groep leerlingen uit alle klassen bij elkaar geroepen. Vervolgens hebben we een deskundige van buiten de school een gesprek met hen laten voeren over goede en slechte lessen op school, goede en slechte werksfeer. Tijdens dat gesprek schreven leerlingen steeds hun mening op. Het is verrassend hoe zinvol de informatie is, die zo naar boven komt. Op een studiedag willen we docenten met dit materiaal confronteren.

- Je kunt een nieuw project starten met collegiaal lesbezoek, maar dat gericht op een ander aspect van onden/vijsvernieuwing, bijvoorbeeld samenwerkend leren. Er zijn instituten en dus ook trainers die op dit specifieke terrein ervaring hebben.

- Een ander idee is om de docentvaardigheden te sturen via het huiswerkbeleid. Als we willen dat leerlingen actiever leren en dus minder lang luisteren naar centraal aangeboden informatie, kun je insteken op de vraag: gaan we zorgvuldig om met de beschikbare tijd? Je doet een oproep: welke klas wil meewerken aan een project waarbij de doelstelling is dat er een meetbare reductie plaatsvindt van de tijd die thuis aan het huiswerk wordt besteed. De docenten rond zo'n klas moeten zorgvuldig omgaan met de beschikbare tijd. Niet volpraten, maar leerlingen laten werken in de les. Leerlingen moeten effectiever omgaan met de tijd die ze op school doorbrengen, tijdens de les, en ook in tussenuren. Ze kunnen ook hulp krijgen bij effectief leren. Zij zullen do­ centen stimuleren om hen in de les te laten werken. Peil de gezamenlijke tijd die in zo'n klas aan huiswerk wordt besteed voor en na het project en stel vooraf een meetbaar doel (bijvoorbeeld - 25%). Zo'n project kan aan twee kanten een olievlekwerking krijgen. Docenten gaan in andere klassen wellicht ook anders werken: het kan ervaren worden als een taakverlichting. Leerlingen kunnen andere leerlingen warm maken om ook aan zo'n project mee te doen: ze hebben meer vrije tijd.

- Variëren met didactische werkvormen. Geef docenten een handboek met didactische werkvormen en vraag iedere twee maanden een didactische werkvorm te gebruiken. (Als ik goed ben ingelicht, gebeurt zoiets op de Jacobus Fruytier). Het is mooi dat bij zo'n aansturing door het scala van didactische werkvormen voldoende recht gedaan wordt aan de eigenheid van vak en docent. Het is wel belangrijk dat aandacht wordt besteed aan verslaggeving, aan feedback. Een kort schriftelijk verslag? Een ingeroosterd gesprek met een of twee collega's per twee maanden? Misschien iedere periode workshops organiseren waarin volgens een jaarrooster de docenten (in tweetallen) presentaties houden en de gebruikte werkvorm ter discussie stellen?

De plannetjes zijn niet spectaculair, maar daar gaat het bij bouwtekeningen niet in de eerste plaats om. De vraag is of ze doelmatig zijn, of ze voldoende respect laten zien voor de docent en voor de leerling, of ze een positieve bijdrage leveren aan het welbevinden van de leraar. Een betrokken docent die met plezier werkt, is de belangrijkste voorwaarde voor goed onderwijs. Dat zal na het jaar 2000 niet veranderen.

Op deze wijze vormt zich ons studiehuis. Niet door een nieuw gebouw neer te zetten, maar door kritisch naar het huidige didactische onderkomen te blijven kijken. Wat kan verbeterd worden?

Hoe zorgen we ervoor dat de verbetehngen duurzaam zijn? De nieuwbouw bevalt de Gomarus uitstekend en smaakt naar meer, echter in didactisch opzicht geven we in Gorinchem de voorkeur aan voortdurende verbouw.

Dr. S.D. Post

Conrector onderwijs en organisatie

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1997

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Gomarus' eerste stapjes in het studiehuis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1997

De Reformatorische School | 48 Pagina's