Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat vraagt de leerling nu van de leerkracht?*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat vraagt de leerling nu van de leerkracht?*

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is met enige schroom dat ik hier vandaag aanwezig ben om een inleiding te houden over het thema 'Wat vraagt de leerling nu van de leerkracht'? Het zou voor mij gemakkelijker geweest zijn om te spreken over een onderwerp, waarmee ik bezig ben geweest voor mijn proefschrift: functies van hersenen en geheugenvorming, ook al is dat 25 jaar geleden.Hoewel ik op de universiteit al vele jaren betrokken ben bij onderwijsvernieuwingen, doordat ik in verschillende onderwijscommissies heb gezeten, ben ik beslist geen onderwijsdeskundige en wil ik dat ook niet worden. U kunt van mij dan ook geen theoretisch, onderwijskundig verhaal verwachten.

Begin jaren 70 heb ik deeltijds drie jaar voor de klas gestaan op twee middelbare scholen in Rotterdam om daar scheikunde te geven op een PCschool en later op een reformatorische school. Toen werd juist de Mammoetwet tot uitvoering gebracht en werden de vakkenpakketten ingevoerd. Een chaotische tijd, met veel onzekerheden en onrust op de middelbare school, zowel voor de schoolleiding als de docenten en de leerlingen. De wrange vruchten van dit systeem van beperkte vakgebieden worden tot op vandaag geplukt. Vakdeficiëntie wordt later maar heel moeizaam en veelal maar gedeeltelijk bijgespijkerd. De wal gaat eindelijk het schip keren, waardoor nu de invoering gaat komen van slechts vier kernpakketten. Dit lijkt een variant te zijn op de vroegere vier mogelijkheden op de middelbare school: HBS-A, HBS-B, gymnasium-alpha en gymnasiumbeta.

Na 25 jaar wordt hetzelfde wiel opnieuw uitgevonden. Een brede basis is beter dan een smalle. Dit lijkt voor zowel de leerling als de schoolorganisatie een hele verbetering. Sindsdien is de onrust in het onderwijsbestel gebleven. Nieuwe regels en systemen worden op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voortdurend bedacht. Kennelijk zitten er teveel mensen op dit ministerie die allemaal hun eigen stempel willen zetten. De bezem zou eens goed door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen moeten gaan om grote schoonmaak te houden. Het

* Lezing: GOLV, Gouda, 30 december 1997 ZOU de rust in onderwijsland ten goede komen. Een onderwijskundige die niet in de praktijk staat geeft theoretische adviezen, die mogelijk waardevol kunnen zijn, maar de praktijk van alle dag moet uiteindelijk de doorslag geven.

In de jaren 80 zijn daar de Schoolwerkplannen (SWP) gekomen, die op zich hun werk hebben gedaan. Hierdoor werden de schoolbesturen en - directies gedwongen om zich te bezinnen over het eigen karakter van hun scholen en hoe dit in elk vakgebied tot uitdrukking kan worden gebracht. Waarin zijn reformatorische scholen uniek, zodat zij bestaansrecht hebben tegenover de PC-scholen.

Vervolgens deed de basisschool zijn intrede: de kleuterschool werd geïntegreerd met de lagere school. Ook deze verandering hoeft niet in alle opzichten verkeerd geduid te worden. Het is goed dat de leerlingen door middel van de basisvorming begeleid worden in het proces dat tot grotere zelfstandigheid en zelfredzaamheid leidt.

Op de middelbare school heeft ook de basisvorming in de onderbouw zijn intrede gedaan, uiteraard ten koste van leervakken, daar het totaal aantal lesuren gelijk moest blijven. Nu komt daar overheen de Tweede Fase / het Studiehuis, waarin de leerling van de bovenbouw meer zelfstandigheid in de leerprocessen moet worden bijgebracht. Dezelfde zelfstandigheid en mondigheid komen ook terug bij de studenten in het MBO/HBO en WO. Vandaag geef ik enkele persoonlijke

indrukken die deze hele drang tot verandering en onderwijsvernieuwing op mij hebben gemaakt. Dit doe ik in de eerste plaats als docent op de universiteit vanuit de ervaring met studenten van 18 tot 30 jaar. In de tweede plaats doe ik dat als vader van WO / HBO-studenten en van leerlingen van de middelbare school en ook nog altijd van de basisschool, in leeftijd variërend van 4 tot 26 jaar. Ik verwacht dat ik vandaag ook van U zal leren als onderwijsgevenden binnen reformatorische scholen. Ik ben benieuwd naar uw betrokkenheid op de onderwijsvernieuwingen en hoe U denkt Uw reformatorische beginselen hierin gestalte te geven. Overeenkomstig de opgegeven titel van deze voordracht zal ik aan een viertal aspecten aandacht geven:

1. een vragende leerling

2. de vragen aan de leerkracht

3. een vragende maatschappij: nu en morgen

4. enkele antwoorden vanuit Bijbels mensbeeld

1. Een vragende leerling

Primair komt een leerling naar schooi om daar te leren, al of niet vrijwillig. Indien op school te weinig geleerd wordt dan verliest een opleiding haar bestaansrecht. Aangezien een school meer is dan een instituut waar objectieve kennis op een objectieve wijze wordt overgedragen, betekent het leerproces meer dan kennisoverdracht. De leerkrachten zijn geen machinale robots, maar dragen als persoon tevens bij aan de opvoeding en dus ook aan de vorming van de leerling. Dit geldt vanaf de eerste dag op de basisschool tot en met de laatste dag op het HBO of WO. Al zal het opvoedend element in de loop der jaren afnemen en de kennis op andere wijzen worden overgedragen, dan zal toch het vormende element aanwezig blijven. Het is dan ook van groot belang voor de ouders om te weten naar welk type school zij hun kinderen sturen.

Wat vraagt nu de leerling in de eerste plaats van zijn leerkracht ? Het antwoord is onderwijs, elk uur en elke dag opnieuw. Een zwam-uur wordt veelal als een verloren uur beschouwd. Anderzijds wordt een persoonlijk gesprek wel op prijs gesteld. De leerling staat wat kennis en inzicht betreft ver onder het niveau van de leerkracht. De leerling verwacht dan ook de algemene leiding van de leerkracht als persoon en daar bovenuit ook onderwijs in een vakgebied. De leerling vraagt om leiding door zijn leerkracht, tegen wie hij op kan zien en die hij kan vertrouwen. De leerkracht bepaalt op de basisschool een zeer belangrijk onderdeel van zijn leventje. Zijn kwetsbaarheid vraagt vooral in de

jonge jaren om steun, begeleiding en warmte. Daarom zijn de huidige wisselingen van de leerkrachten in een klas op de basisschool zo ongunstig, zowel voor het didactische als het pedagogische klimaat.

In onze tijd, waarin zoveel wereldomspannende informatie de mensen zo onrustig maakt, is het van groot belang dat een leerling zijn rustpunt vindt zowel thuis als op school. Daar in vele, ook reformatorische, gezinnen de rust, de aandacht en de tijd ontbreken, vragen de leerlingen op school nog meer begeleiding. Elke spanning thuis vertaalt zich in gedrag op school. De leerling vraagt om een harmonische begeleiding van thuis en school. Daarom is het van zo groot belang dat inhoudelijk de school aansluit op de levensinstelling van de ouders; daar mag geen spanning tussen bestaan. Een kind gaat er trouwens automatisch van uit dat dit zo is. Een jong kind verwacht niet bewust, maar onbewust dat de leerkrachten hetzelfde doen/denken en geloven als zijn ouders. Pas wanneer in de praktijk blijkt dat dit niet zo is, wordt het kind zich hiervan bewust en kan het onzeker worden. Als de opvoeding thuis op gespannen voet staat met het klimaat op school geeft dat veelal spanning voor het kind. Het kind verwacht niet, maar gaat er vanuit dat zijn ouders en zijn leerkrachten met elkaar lettedijk accorderen, dat is van harte met elkaar instemmen.

2. De vragen aan de leerkracht

In het dagblad TROUW van 27 september 1997 stond een artikel over leuke leraren. Een leerling van 15 jaar zegt hierover: 'Hij moet:

- de les boeiend maken

- een uitstraling van gezag hebben

- aardig zijn

- laten zien: ik ben hier om les te geven

- niet zwammen, maar.... - af en toe wel eens met ons meekletsen'.

Mijn eigen kinderen waren het met deze kenmerken van een leuke leraar volledig eens! Ze konden geen andere kenmerken van een leuke leraar verzinnen. Ik heb mijn schoolgaande kinderen ook de volgende vraag gesteld: 'Wat verwacht jij van een leraar' ? Zowel de kinderen van de basisschool als van het VWO en HBO gaven als eerste antwoord: 'liij moet goed kunnen lesgeven'. Dat wil zeggen dat hij goed moet kunnen uitleggen, antwoord moet kunnen geven op onze vragen en dat hij leiding kan geven. Daarnaast vinden zij het belangrijk dat hij goed kan vertellen, maar ook goed kan organiseren en dat er niet vaak veranderingen in de klas worden aangebracht. Met andere woorden er wordt van een leerkracht niet verwacht dat hij een schaap met vijf poten is. Vier goede poten zijn voldoende voor

een goede leerkracht: goed lesgeven, gezag hebben, aardig zijn, en af en toe kunnen meekletsen. Het allerbelangrijkste is dus dat een leerkracht goed kan lesgeven. Daarvoor is hij nu juist opgeleid en dat mogen de leerlingen dan ook van hem verwachten. Een goede leraar kan mijns inziens goed lesgeven ongeacht de gevolgde leermethode! Er wordt dan pas denigrerend over een leraar gesproken wanneer hij zijn vak niet beheerst en 'niet eens in staat is om orde te houden'. Orde houden behoort hierdoor tot een cruciaal beginsel van lesgeven. Zonder klasse-orde is kennisoverdracht nauwelijks mogelijk, laat staan dat inzicht overgedragen kan worden. Opvoeding en vorming komen zonder klasse-orde al helemaal niet in het vizier.

Ook op de universiteit moet ik orde houden, wanneer aan een grote groep rumoerige studenten, die weinig of niet geïnteresseerd zijn in een ondersteunend vakgebied, college gegeven moet worden. Dat houdt In dat elke docent gezag moet uitstralen. Hij is de baas en hij bepaalt wat er gebeurt, kortom hij geeft leiding aan zijn leerlingen of studenten. Dat klinkt autoritair, maar in de praktijk hoeft dat niet autoritair over te komen. Als een docent echt leiding geeft komt daarbij naar voren dat hij in de eerste plaats een autoriteit \s in zijn vakgebied en dat hij een duidelijke boodschap voor zijn studenten heeft. Hij is er van overtuigd dat hij een bijdrage geeft aan hun wetenschappelijke vorming. Uiteraard is het niveau van lesgeven op een universiteit niet te vergelijken met dat van de basisschool. Maar het principe van lesgeven blijft hetzelfde: de leerkracht is een autoriteit en draagt kennis over en probeert inzicht te verschaffen. Een leerkracht die zelf onzeker is kan geen leiding geven. Hij moet daarom zijn vakgebied beheersen, dat is hij moet boven de leerstof staan om vervolgens daarmee didactisch te kunnen spelen om daardoor de leerstof boeiend te maken. Uit zijn betrokkenheid op zijn vakgebied blijkt ook zijn liefde tot zijn vak.

Conclusie I. De leerkracht geeft leiding en straalt gezag uit. In de tweede plaats wordt er nog meer gevraagd door de leerling: hij moet aardig zijn. Als een gewoon, echt mens moet een leerkracht voor de klas staan, ook met zijn fouten en tekortkomingen, zichzelf relativerend, zonder trouwens een negatief zelfbeeld te hebben! Er wordt haarscherp op gelet of een leerkracht zelf zich als een volwassene gedraagt, dat hij opgewassen is tegen negatieve prikkels. Hij moet zich als mens kunnen beheersen en zich niet laten gaan.

Laat maar zien dat U een echt hart hebt en menselijk bent: betrouwbaar, eerlijk en rechtvaardig, met een warm hart voor de leerlingen. Er wordt heus niet van U verwacht dat U volmaakt bent, maar wel dat U een fout erkent. Al wordt van U gevraagd dat U een vooröee/c/bent voor Uw leerlingen, wil dat nog niet zeggen dat U voorbeeldig bent. Dat kan heel irritant zijn. Belangstelling voor Uw leerlingen schept een band. Vandaar dat ouderavonden zo bijzonder belangrijk zijn om de achtergrond van probleemleerlingen te leren kennen, om daardoor hun leerproblemen te kunnen bespreken en te zoeken naar een oplossing. Het is ook van belang om eerlijke adviezen te geven, wanneer het schoolniveau bijvoorbeeld te hoog is voor een leerling. Niet iedereen hoeft naar het VWO/HBO en WO.

Het mens-zijn van een leerkracht is een hele belangrijke factor, om naast Uw leerlingen te staan, ongeacht de leermethode, want die is volstrekt ondergeschikt. Met andere woorden de cultuur {dal is de omgang met Uw leerlingen) is veel belangrijker dan de structuur (dai is de leermethode).

Conclusie 2. De leerkracht is een volwassen mens, met een warm hart.

In de derde plaats komt naar voren wat een leerling op een reformatorische school nu vraagt van de leerkracht. De bovengenoemde aspecten van een goede leraar, namelijk dat hij leiding geeft, gezag uitstraalt en een volwassen mens is, gelden uiteraard voor elke school. Mag op een reformatorische school nog meer verwacht worden van een leerkracht? Automatisch gaan onze leerlingen er van uit dat de leerkrachten op een reformatorische school ook van harte leven uit de reformatorische beginselen, zoals verwoord in de belijdenisgeschriften: de mens is verkocht onder de zonde, ook met zijn verstand, en dat wedergeboorte door de Geest noodzakelijk is.

Wanneer deze beginselen op school en in de klas tot uiting komen geeft dat bij de leerling herkenning en vaak ook waardering. Helaas blijkt regelmatig dat leerkrachten zelf in geestelijke onzekerheid verkeren en in een proces van vervreemding van hun achtergrond en beginselen verwikkeld zijn. Dat is voor een leerling een pijnlijke en teleurstellende ervaring om tot de ontdekking te komen, dat een leerkracht, tegen wie ze als vakman en als persoon opzien, zelf toch niet van harte uit de reformatorische beginselen leeft. Het is van wezenlijk belang dat een leerkracht de Heere vreest en zelf persoonlijk deel heeft aan de verzoening door het bloed van Christus. Loyaal zijn aan de beginselen is volstrekt onvoldoende, daar gaat geen achting van uit en daar kijken de leerlingen met een scherpe waarneming gemakkelijk doorheen.

Wanneer dit zo zou zijn dan kan dit voor de leerling ook tot gevolg hebben dat hij minder waardering krijgt voor de leerkracht als vakman en als mens. Het vertrouwde en betrouwbare aspect ontbreekt. Een leerkracht kan alleen dan een voorbeeld zijn indien hij zelf deelt in de beginselen en hieruit leeft.

Daarom is een goed personeelsbeleid op een reformatorische schoo een voortdurende zorg: hoe wordt voor elk vakgebied goed personeel aangetrokken, dat bovendien ook leeft naar de eenvoud van Gods Woord en uit de reformatorische beginselen.

Conclusie 3. Een leerkracht op een reformatorische school behoort een reformatorisch christen te zijn.

Dit kenmerk is wat mij betreft het meest wezenlijke: hieruit dienen alle andere kenmerken voort te vloeien.

Prof. Dr. A. van Nieuw Amerongen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Wat vraagt de leerling nu van de leerkracht?*

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

De Reformatorische School | 44 Pagina's