Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zelfstandige leerling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zelfstandige leerling

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfstandigheid staat hoog in het vaandel. Op allerlei manieren komen we dit item tegen in onderwijsland. Stevens noemt zelfstandigheid een basisbehoefte van elk kind. Via GEON-projecten hebben de scholen voor primair onderwijs het zelfstandig werken ingevoerd. Bij de vernieuwingen in het voortgezet onderwijs draait het ook allemaal om zelfstandigheid. Daar wordt vooral gesproken over het zelfstandig leren.En als de invoering van de ICT in het onderwijs werkelijk gerealiseerd is, zo stelt Mw. Netelenbos, dan zal de kwaliteit van het onderwijs enorm verbeteren omdat de leerling dan in staat is zelfstandig zijn eigen leerroute te creëren...

Vraagtekens

In onze reformatorische gezindte zetten we vraagtekens bij de zelfstandigheidscultus. Wat moeten we met deze ontwikkeling aan? Als we het woord zelfstandigheid vervangen door autonomie heeft het bij ons vrij snel een negatieve lading. Bovendien hebben we onze vragen in relatie van zelfstandigheid van de leerling en de rol van de docent. Hoe verhoudt de zelfstandigheid van de leerling zich met de docent als gezagsdrager? De docent moet een stapje terugdoen, hij is niet meer degene die kennis overdraagt, maar de begeleider van het leerproces. Passen deze ontwikkelingen bij het opvoedingsdoel wat ons voor ogen staat?

Opvoedingsdoel

In de schoolplannen treffen we vaak het opvoedingsdoel van Waterink aan: het opvoeden van het kind tot een zelfstandige. God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid om de gaven en talenten te besteden tot Gods eer in alle levensverbanden waarin God het stelt. Ook hij spreekt over zelfstandigheid. Opvoeden tot een zelfstandige persoonlijkheid. Zelfstandigheid veronderstelt onafhankelijkheid. Zelfstandig zijn houdt in dat ik op beslissingsmomenten onafhankelijk van anderen eigen keuzes kan en mag maken, de consequenties van de beslissing overzie en de verantwoordelijkheid voor deze beslissing draag. Zelfstandig zijn en verantwoordelijk­ heid dragen horen onlosmakelijk bij elkaar. Het opvoeden tot een zelfstandige persoonlijkheid krijgt de spits naar het verantwoordelijkheid leren dragen.

En voor ons onderwijs heeft het opvoeden tot zelfstandigheid nog een dimensie. Het is een opvoeden tot een zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid. Het gaat er niet om dat wij 'zomaar' tot zelfstandigheid opvoeden, maar om een opvoeding tot zelfstandigheid die genormeerd is in de Schrift. Het gaat er daarbij niet alleen om dat ik als opvoeder mij genormeerd weet door Gods Woord, maar dat ik de leerling opvoed tot aanvaarding en het 'voor zichzelf nemen' van de norm van Gods Woord om van daaruit en daarnaar te leven.

Deze opvoedingstaak overziende is het begrijpelijk dat ds. M. Golverdingen de doelstelling van Waterink aanvult met: 'in afhankelijkheid van de Heere'. Want wie is tot deze dingen bekwaam. Dat maakt het opvoeden tot een spanningsvol gebeuren: in afhankelijkheid opvoeden tot een zelfstandige en daarmee verantwoordelijkheid dragende persoonlijkheid die zich laat leiden door de norm van Gods Woord. Het geeft ook aan dat het opvoeden een ontwikkelingstraject moet zijn van het baby zijn tot aan de volwassenheid. En dat zijn de jongeren tegenwoordig al vanaf 18 jaar... Hoe leveren leraren daar een bijdrage aan?

De docent als begeleider

De docent heeft een opvoedende taak. Hij werkt mee aan de opvoe-

ding van leerlingen tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheden. En daarbij is hij actief om stapje voor stapje en met vallen en opstaan naar het einddoel toe te werken. Hij weet het doel. En daarom is hij degene die initiatief neemt en de richting van de opvoeding bepaalt. Maar hij is ook degene die zijn leerling kent en die weet wat voor deze leerling op dit moment nodig is om tot het uiteindelijke doel te komen. Zoals wij in de kerk spreken over het kracht naar kruis ontvangen, zo weet de leraar als opvoeder in welke mate hij zelfstandigheid en verantwoordelijkheid op de schouders van de leerling kan leggen. De docent is begeleider van het opvoedingsproces naar de volwassenheid. Begeleiden is een intensieve activiteit. Mw. Dr. J. Voogt, werkzaam bij het PMVO en adviseur van Mw. Netelenbos, merkte onlangs op dat met name in het reformatormatorisch onderwijs gedacht wordt dat het begeleiden van leerlingen het loslaten en aan zichzelf overlaten van leerlingen is. Als dat werkelijk ons beeld is, moet dit direct verdwijnen.

En zoals ik hier vanuit de opvoeding spreek over het begeleiden van leerlingen, zo kan ik dat ook vertalen naar de onderwijskundige kant. Want ook voor het onderwijskundige deel geldt dat de leerling moet komen tot zelfstandigheid, tot het dragen van verantwoordelijkheid over het leren. En ook hiervoor geldt dat het een proces is van lange adem, maar gericht op een vaststaand doel. Ook hiervoor geldt dat we 'maat moeten houden', passend bij de ontwikkeling van het kind.

Zelfstandigheid als basisbehoefte

Prof. Stevens noemt drie basisbehoeften van het kind: relatie, competentie en zelfstandigheid. Bij relaties gaat het om de relaties van kind tot kind, kind tot ouder of ouderen en voor ons ook om de relatie tot de Heere. Bij competentie gaat het om het gevoel de taak die mij opgelegd wordt aan te kunnen.

Zelfstandigheid moeten we niet in de eerste plaats vertalen door autonomie. Dit laatste woord geeft in onze tijd teveel de suggestie dat ik alleen verantwoording aan mijzelf schuldig zou zijn. Zelfstandigheid heeft daarom bij mij de voorkeur, waarbij ik direct de koppeling met verantwoordelijkheid leg.

Om deze basisbehoeften tot goede ontwikkeling te brengen is er een pedagogisch klimaat nodig waarin vertrouwen, ondersteuning en uitdaging kernbegrippen zijn. In het model adaptief onderwijs zijn ze samengebracht. Hoewel er bij het model niet over gesproken wordt, zijn er mogelijk koppelingen te leggen tussen vertrouwen en relatie, ondersteuning en competentie, uitdaging en zelfstandigheid. Tot het gebied van relaties behoort ook het stellen en onderhouden van regels, laten we zeggen het Ingroeien in de sociale en maatschappelijke contexten met alle regels die daaraan verbonden zijn. Goede relaties onderhouden betekent niet dat er geen correcties of tijdelijke verwijderingen kunnen zijn. Die zijn nodig voor de ontwikkeling. Het bieden van de juiste ondersteuning geeft dat de leerling het gevoel krijgt de taak aan te kunnen. Het is van enorm belang dat de juiste dosering plaatsvindt. Teveel ondersteuning leidt tot 'het steunen op', te weinig ondersteuning kan tot een negatieve leerhouding of faalangst leiden. Vanuit een situatie waarin relaties op een goede wijze gestalte gegeven worden en de ondersteuning naar draagkracht geboden wordt zal de leerling vanuit een basisbehoefte om groot te willen worden, zeg maar om meer zelfstandig te worden, de uitdaging van een nieuwe situatie aangaan.

De schets over de basisbehoeften van de leerling in relatie tot het pedagogisch klimaat kan de gedachte oproepen dat we daarmee een positief mensbeeld hebben, terwijl wij belijden in zonden ontvangen en geboren te zijn. Persoonlijk zie ik geen tegenstelling. Het model adaptief onderwijs is goed bruikbaar voor het nastreven en creëren van de optimale situatie. Is dat niet de Goddelijke opdracht, zoals deze ook wordt verwoord in de Morgenzang : 3? Dat het allemaal niet zo optimaal verloopt en dat het zo vaak helemaal verkeerd gaat, begrijpen wij vanuit onze belijdenis. Dat bewaart voor hoogmoed en geeft dat wij steeds in afhankelijkheid van Hem zoeken om Zijn opdracht te vervullen.

Blijven nog wel de vragen open staan hoe wij hebben te staan tegenover de zelfstandigheidscultus van deze tijd. Het is goed om de gehanteerde begrippen van een duidelijke inhoud te voorzien.

Zelfstandig werken

Zelfstandig werken is het onafhankelijk van de docent leertaken uitvoeren. In ons onderwijs heeft zelfstandig werken heel vaak betrekking op de zelfstandige verwerking van de leerstof. De docent heeft iets nieuws uitgelegd, we hebben het samen

geoefend, waarna een zelfstandige verwerking plaatsvindt. Veenman iianteert deze opbouw in zijn model voor effectieve instructie. De zelfstandige verwerking is een onontbeerlijke fase in het leerproces. De leerling moet zich de stof eigen maken. Soms geeft dat een situatie in een klas waarin leerlingen stil over opgaven gebogen, zitten te werken. Maar het kan evengoed zijn dat de leerlingen in tweetallen een telefoongesprek in het Engels voeren.

Het begrip zelfstandig werken heeft ook wel betrekking op een langere tijd onafhankelijk van de docent opgedragen leertaken uitvoeren. De leerling mag hierbij soms zelf keuzebeslissingen maken over bijvoorbeeld de volgorde waarin de leertaken uitgevoerd worden. Echter: bij zelfstandig werken gaat het altijd om proces- of productgerichte verwerkingsactiviteiten van de leerling, waarbij de wijze van aanpak bij de leerling bekend is. Het zelfstandig verwerken van de leerstof is voor de leerling zelf van belang. Daarnaast is het zelfstandig werken ingevoerd in het onderwijs om de leerkracht de gelegenheid te bieden zijn aandacht te geven aan die leerlingen die extra steun nodig hebben.

Zelfstandig leren

Vooral de laatste jaren is het zelfstandig leren als een nieuw aspect naar voren gekomen. Al het leren van kinderen kan opgevat worden als zelfstandig leren, zo stellen Boekaerts en Simons (1993). Het leren is een proces wat zich voltrekt in het hoofd van de lerende. Eigenlijk is het een proces waar we weinig van afweten. Het speelt zich af in een black-box. Wij kunnen slechts aan de uitkomsten zien of iemand geleerd heeft. In hun definitie is leren een gedragsverandering of een mogelijkheid hebben tot gedragsverandering. Gedragsverandering moet hierbij in een brede zin opgevat worden. Het betreft ook mentale veranderingen.

Leren is een ingewikkeld proces en in het onderwijs moet meer aandacht gegeven worden aan het leren leren. Daarmee wordt in feite gezegd dat in het verleden het leren teveel overgelaten is aan een natuurlijke ontwikkeling. Dat heeft geleid tot inefficiënt leergedrag bij leerlingen. Er moet expliciet aandacht gegeven worden aan het leren. Hoe leer je een rijtje jaartallen, een rijtje idioom, een catechismusvraag uitje hoofd? Hoe pak je een complexe wiskundesom aan? Hoe verwerf ik inzicht in de geschiedkundige ontwikkeling rond de onafhankelijkheid van Indonesië? Hoe bereid ik mij voor op mijn spreekbeurt in groep 7 of hoe pak ik mijn scriptie aan in VWO 6?

Docenten moeten daarom manieren van leren, leerstrategieën, aandragen. Op deze wijze moet het beschikbare repertoir leerstrategieën vergroot worden. Door de wijze van het leren, het toepassen van de leerstrategieën te bespreken en van de juiste feedback te voorzien, wordt bij de leerling de mogelijkheid ontwikkeld om zelfstandig om te gaan met de leerstrategieën.

De leerling moet uiteindelijk komen tot het zelfstandig hanteren van zijn leerstrategieën: het zelfstandig leren. De zelfstandig lerende leerling heeft de hulp van de docent niet meer nodig om zijn leerprocessen te sturen. Hij heeft zijn docent nog wel nodig om sturing te geven aan de inhoud van het leren. Dat wordt anders bij het zelfverantwoordelijk leren.

Zelfverantwoordelijk leren

In ons onderwijs bepalen de docenten de inhoud van de les. Kortom de docent stuurt het onderwijs. De docent neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor het leerproces geheel op zich. Hij is initiatiefnemer en richtingbepaler. In het huidige onderwijsbeleid horen wij nogal eens over de zelfstandige leerling die bijvoorbeeld door middel van de nieuwe mogelijkheden van de ICT zijn eigen leerroute kan gaan bepalen. Hij moet de verantwoordelijkheid gaan dragen om zijn eigen leerdoelen te bepalen en zijn eigen leersituatie te creëren.

Hier is sprake van een totale omslag. De docent is daarbij niet meer degene die het initiatief neemt en de richting van het onderwijsleerproces bepaalt, maar het is de leerling. Nu zijn er altijd momenten in het onderwijs geweest waar keuzes aan de leerling overgelaten werden, zoals het kiezen van een onderwerp van een spreekbeurt of een werkstuk. Een student aan de universiteit bepaalt zelf zijn scriptieonderwerp.

Dus het overlaten van sommige beslissingen aan de leerling is op zich niet verkeerd, maar de mate van zelfstandigheid moet gekoppeld zijn aan de draagkracht van de leerling. Er moet een ontwikkeling naar zelfstandigheid zijn van kleuter tot afgestudeerde. Uiteindelijk gaat het erom dat de lerende zich verantwoordelijk voelt voor zijn eigen leerproces. Hij moet langzaam maar zeker een aantal verantwoordelijkheden over gaan nemen. Het is niet goed als docenten tot aan het eind van het VWO de leerlingen van les tot les aan de hand houdt. De leer-

linger) moeten leren zelfstandig met grotere leertaken over langere perioden om te gaan en de verantwoordelijkheid te dragen om dan niet alles tot het laatst te laten wachten.

De docent zal in het primair en voortgezet onderwijs het initiatief in belangrijke mate houden en de richting van het leerproces blijven bepalen. Dit houdt wel in dat hoe ouder de leerling wordt, de leerling binnen zekere marges steeds meer keuzes gelaten wordt, opdat hij daarmee verantwoordelijkheid leert dragen teneinde op te groeien tot een zelfstandige persoonlijkheid.

Tenslotte

Het opvoedingsdoel spreekt over het opvoeden tot een zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid. Dat geeft een zelfstandigheid in verantwoordelijkheid. Dat geeft een genormeerde zelfstandigheid door Zijn Woord. Dat geeft een zelfstandigheid in afhankelijkheid van God. Als dat in het hart leeft, waken wij voor een autonome zelfstandigheid. Ook hier geldt het Woord van God: 'Waakt!'

Drs. A. Verweij

Gebruikte literatuur

Boekacrts, M. en Simons, P.R.). (1993). Leren en instructie, psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Dekker & Van der Vegt. Dijkstra, R. en Van der Meer, N. (1994). Adaptief onderwijs in een lerende school. Utrecht: APS.

Ebbens, S.O. (1994). Op weg naar zelfstandig leren, effecten van nascholing. Groningen: Wolters-Noordhoff bv.

Lagerweij, N.A.J. (1996) Eerst goed kijken... Apeldoorn: Garant.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1998

De Reformatorische School | 60 Pagina's

De zelfstandige leerling

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1998

De Reformatorische School | 60 Pagina's