Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veranderingen in kerk en gezin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veranderingen in kerk en gezin

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is bepaald 'een open deur intrappen', als ik stel dat we leven in een 'snel veranderende wereld'. De veranderingen waarop ik doel deden zich vooral voor in de tweede helft van deze eeuw, sedert de vijftiger jaren dus. Deze zijn markant genoeg om vermeld te worden en zijn van grote invloed geweest op kerk en gezin.

Veranderingen

Ik duid er enige aan: 1. In de vijftiger jaren voltrok zich een enorme cultuuromslag door de komst, invoering en acceptatie van het medium van de televisie. De toenmalige preses der Generale Synode der Ned. Herv. Kerk - uit onze kringen afkomstig - Dr. A.A. Koolhaas zei tegen de kerkelijk hoogleraar Prof. Dr. H. Jonker: 'Nu zul je wat beleven'.

Zijn woorden kwamen uit. De grote en wijde wereld kwam de kleine huiskamer van onze gezinnen binnen.

2. In de zestiger jaren voltrok zich in onze samenleving wat wel heet 'de seksuele revolutie' met de ontkoppeling van liefde en seksuele gemeenschap, het propageren van de 'vrije liefde' en de stimulering van het gebruik van voorbehoedsmiddelen.

3. In de zeventiger jaren kwam het 'mondiale denken' op gang, grenzen moesten opengaan, van eng nationalisme met een sterk streven naar economische en politieke eenheid van Europa. Dat denken ging gepaard met een sterke nadruk op de mondigheid van het individu.

4. In de tachtiger jaren zien we in en na het conflictueuze dilemma 'vrije of geleide economie', opkomen de economische omslag met de introductie van het begrip 'marktgericht denken', waarin alles wat wordt nagestreefd ook rendabel moet zijn. De scholen moeten opleiden voor die beroepen en sectoren waarnaar vraag is in de samenleving.

In deze echt tumultueuze decennia voltrokken zich ook veranderingen binnen de gereformeerde gezindte, en vooral dan in de laatste twintig jaar, zoals de beide enquêtes van 1981 en 1998 aantonen, zie'De eeuw in het hart'.

Deze veranderingen in denken en gedragspatroon kwamen niet alleen tot stand onder invloed van de u zojuist geschetste veranderingen, dus van buiten af, maar ook omdat opvattingen onder ons zich van binnen uit voordeden.

Daar mij gevraagd is uw aandacht te vragen voor veranderingen in kerk en gezin, wijd ik me nu aan dit onderdeel.

Wederzijdse betrokkenheid

De slotwoorden van de titel van het mij gevraagde onderwerp luiden, zoals u ziet 'kerk en gezin'. Die twee 'hebben wat met elkaar' kan men zeggen.

Op de plaats waar de eredienst gehouden wordt en waarin men ontvangt en leert gaat dit ontvangene en geleerde mee naar huis en werkt uit in het persoonlijk-, huwelijks-en gezinsleven.

Omgekeerd, het gezin is bij uitstek de plaats van overdracht, ook van geloofsleer en levenspraktijk. Zowel in het Oude Testament, en daar heel sterk, maar ook in het Nieuwe Testament ligt het religieuze en het alledaagse leven dooreengestrengeld en is geen levensterrein aan de religie onttrokken. Alles is ten diepste religieus bepaald. Atheïsme komt niet voor, hoogstens theoretisch:

'de DWAAS zegt IN ZIJN HART, daar is geen God'.

In onze westerse samenleving is dat geheel anders, daar ligt het religieuze en alledaagse leven juist vaneen gescheiden en verknipt. Theoretisch en praktisch atheïsme is daar praktijk geworden. In onze gezindte zal over het algemeen dat eerste in grote lijnen nog wel voorkomen, en zeker waar door genade de persoonlijke en verborgen omgang met God wordt gekend.

Veranderingen in de kerk

Wanneer ik daarover nadenk en spreek, dan ziet men twee elkaar beïnvloedende bewegingen over en weer. Er kan gesproken worden over:

A. Veranderingen die vanuit de kerk uitgaan op gezin en leven

Daar is sprake van: ^. Een steeds minder functionerend Schriftgezag. In plaats van de verkondiging van de Openbaring van God, gaat het nu om de geldigheid van de ervaring van de gelovige mens. Belangrijker dan wat God in Zijn Woord zegt en gezaghebbend spreekt, is 'wat beleef je er van, hoe ervaar je God en hoe voelt het om te geloven? ' Uitersten raken elkaar in dit verband, denk aan het 'Schleiermacheriaans-vrijzinnige' (ds. N.M.A. te Linden, Amsterdam) en het 'hyper-bevindelijk rechtzinnige', al is daarbij de waardering van de Bijbel, zeker met de mond beleden, geheel verschillend.

2. Er is een veranderde visie op de verhouding van Schrift en Belijdenis. Dat laatste woord klinkt al veel voorgangers, ambtsdragers en gemeenteleden te statisch in de oren. Men eerbiedigt wel confessies uit de vroeg-christelijke kerk en de reformatie, maar meer als eerbiedwaardige monumenten zonder dat men deze relevant acht voor deze tijd en cultuur. Elke tijd stelt toch haar eigen vragen? En die van nu zijn heel anders dan die van toen. Men komt op voor een 'eigentijds, dynamisch belijden', dat ingaat op wat nu leeft onder de mensen en gedacht wordt. 3. De prediking moet aansluiten bij het levensgevoel van de mens van deze tijd. Luther kon nog worstelen met de vraag: 'Hoe krijg ik een genadig God? ' Nu moet de verkondiging ingaan op vragen als:

a. bestaat God echt en als Hij er is, wie is Hij dan? ;

b. is de God van de bijbel Dezelfde als Allah van de islam, en

c. doet het er wat toe WAT je gelooft; gaat het er niet om ALS je maar gelooft?

Ik wuif daarmee de vragen naar en over het Godsbestaan niet luchtig weg!

4. Uit angst voor en zorg over deze tendensen ziet men een versmalling en verstarring optreden in de prediking en het denken van kerk en gemeente. Krampachtig houdt men vast aan oude termen. Men benadrukt in de prediking de noodzaak van de doodstaat van de gevallen mens als HET criterium van betrouwbaarheid. Wijlen ds. Blok (Ned. Herv. Pred.) reageerde op een collega, die zei: 'Ik zou de doodstaat van de mens er bij de gemeente wel willen INHAME­ REN', met de opmerking: 'ik dacht dat men de doodstaat moet INLEVEN', wil ook Gods genade in Christus begeerlijk en zichtbaar worden voor een in zich volkomen verloren zondaar. Voor zijn stellingname beroept men zich dan wel op het 'Sola Scriptura', maar men vergeet en verwaarloost het 'tota Scriptura'. Bepaalde gedeelten uit de Schrift worden geïsoleerd om onze dogmatische positie te ondersteunen.

5. Minder ook heeft men voor de 'katholiciteit van de Kerk', die geworteld is in de eenheid en in de waarheid. Verlangen we daarnaar oprecht of is het veelszins onder ons 'blijf zitten waar je zit en verroer je niet? ' Hunkeren we naar de vervulling van het woord van de Zaligmaker, en het zal worden 'een kudde onder een Herder'?

B. Veranderingen die men zelf of uit het gezin in de kerk wil zien

1. Ging men nog voor de vijftiger jaren grotendeels in gezinsverband op naar Gods huis, dat is al lang gewijzigd. Niet alleen willen jongeren op een bepaalde leeftijd niet meer bij de ouders in de bank of rij zitten, studerende jongeren zijn vaak 's zondags niet meer thuis, eens in de vier weken nog maar, en kerken elkders. Daardoor krijgt men vaak een andere kijk op eigen kerk en gemeente, voelt men zich er niet meer zo thuis, maar ook op DE kerk.

2. In toenemende mate krijgt de kerk verwijtende kritiek. De kerk is te massaal, te weinig open, erg vergrijsd, te star, angstvallig conservatief ingesteld. Daarbij verwart men nogal eens traditie met traditionalisme en dat laatste is overigens dodelijk voor leer en voor leven.

3. De kerk moet veel meer een stuk warmte geven, blijdschap in de geloofsbeleving uitstralen en in de dienst. De bijbelse boodschap moet eigentijds vertolkt worden en een prediking bieden, waardoor men 'groeien kan in het geloof'. Men wil lekker kunnen zingen, niet bij statige orgelbegeleiding, maar met die van gitaar of mandoline, en dan vooral opwekkingsliederen. Ongetwijfeld doet zich in veel gemeenten de invloed gelden van evangelische stromingen met soms trekken van arminiaans denken: 'je moet NU beslissen, NU de Heer aannemen'.

4. De kerkelijke verdeeldheid en de omgang met elkaar in een zelfde of in verschillende kerken, die ook vaak beneden bijbels niveau is, doe velen afhaken. Ook de kerkelijke trouw wordt niet meer zoals voorheen betoond. Lang niet vanzelfsprekend gaan kinderen in hetzelfde (kerkelijk) spoor als het voorgeslacht, en dat niet alleen vanwege verkeringen en huwelijken. Het morrelen aan de openbare belijdenis des geloofs wordt mede hierdoor veroorzaakt.

5. Het 'consumptieve geloof' burgert in. Men gaat kerken waar men zich thuis voelt. Vooral in Herv. Geref. Gemeenten en in Chr. Geref. Kerken komt het verschijnsel van 'kerktoerisme' voor. In de Gereformeerde Gemeenten ziet men het verschijnsel van 'wegloop onder leesdiensten', waarbij men

elders kerkt, waar een dominee staat, die 'toch ook goed preekt', vooral in gezinnen met opgroeiende kinderen. Er is een relativering, zo niet een devaluatie van kerk en geloof ingezet. Ik onderschat daarbij niet de diepe gewetensnood die er kan zijn vanwege een onbijbelse prediking, die brengen kan tot kerkgang buiten de eigen gemeente of leiden kan tot organisatie van minderheidsgroepen in een gemeente. Omgekeerd kunnen ook predikant en kerkenraad groepsvormend en groepsbevestigend in een gemeente werken. Men ziet alleen maar de 'gelijkgezinden', de anderen zijn vijanden van de waarheid of van het bevindelijk leven en zijn afgeschreven.

Veranderingen in gezin

Ik kom nu aan het tweede deel. Ook onze gezinnen zijn niet aan

veranderende processen ontkomen.

Ruwweg geschat kan met zeggen dat tot 1950 het gezin nog 'in ere' was. Het gezin was DE vorm van relatie, al of niet bijbels gefundeerd, van samenleving als uitvloeisel van het huwelijk. Dat is anders geworden. Ik noem nu concreet enige veranderingen in gezin, die hun uitstraling hebben naar de kerk en het kerkelijk leven:

1. Na 1950 is het gezin gaan gelden als 'opzegbare relatie', er zijn ook andere mogelijkheden. De wetgeving sanctioneert steeds meer wat in de praktijk is gegroeid en volgt opvattingen, die over huwelijk en gezin zijn ontstaan. Voor de wet is het huwelijk niet meer de relatie tussen man en vrouw, en het gezin niet meer de samenlevingsvorm van ouders en kinderen. En zelfs in kerken en gemeenten worden alternatieve relaties erkend en ingezegend.

2. Gezmsplanning is er steeds meer in vergelijking met gezinsvorm/ng op bijbelse grondslag. 'We nemen de eerste tijd nog geen kinderen' en 'We nemen zoveel kinderen', zijn ook onder ons gangbare uitdrukkingen geworden i.p.v. de belijdenis: 'God vertrouwde ons zoveel kinderen toe' en 'Kinderen zijn een erfdeel des Heeren'. De enquête in 'De eeuw in ons hart', spreekt hierin duidelijke taal!

3. De 'rolverdeling' tussen man en vrouw is geheel anders geworden. Men zegt: 'ze zijn toch beiden gelijk'? Er is verwarring over de begrippen gelijkheiden gelijl< waardigheid. Dat de man buitenshuis verdient en de vrouw binnenshuis beheert en verzorgt, geldt niet langer. Door de leerplicht en de gewijzigde visie op de mens moeten jongen en meisje gelijke kansen krijgen. Onze meisjes en jonge vrouwen worden bijkans de arbeidsmarkt opgedreven en zelf willen ze hun opleiding of studie ook een vervolg geven door het marktgericht denl< en. Mogelijk speelt daardoor ook een verhoogde druk op de kerk inzake de ambten, die niet alle gesloten moeten en kunnen blijven voor de vrouw. Talenten mag je niet onbenut laten liggen en 'gaven van de Geest', ook aan vrouwen, moeten gebruikt worden.

4. Vroeger dan voorheen gaan jongeren het huis uit. De eenpersoonshuishoudens rijzen als paddestoelen uit de grond. Inloting voor bepaalde studies stimuleren het wonen op kamers elders. Familiebanden worden losser, bezoek aan opa's en oma's, hoeven niet meer zo. Men heeft andere kontakten.

5. Het w//-gevoe/neemt af en het ik-gerichte denken komt opzetten.

Ik doe wat ik wil en het is toch zeker mijn leven, waarmee ik doe zoals ik denk dat het goed is. Was het gezin destijds meer thuisbasis, nu lijkt het vaak meer strijdtoneel, tussen ouders en kinderen over vragen van gezag en gehoorzaamheid. 6. De grootste verandering zie ik zelf door de weg-groei van de Schrift, als bron en norm voor leer en leven. De secularisatie die een ware kaalslag kan heten in steden en dorpen sloeg hard toe! Met moeite is er nog plaats voor de functie van Gods Woord in het gezin. Eén keer per dag wordt er nog in gezinsverband gelezen, en dan vaak nog niet eens in tegenwoordigheid van alle gezinsleden. De Bijbel wordt vaak al vervangen door Het Boek, want de bijbel is veel te moeilijk. Die taal verstaan we niet meer.

Perspectief naar de toekomst

Ik rond af. Veranderingen zijn er te over? Zijn deze goed in kaart gebracht? Niet alle veranderingen zijn negatief. Er kwam meer openheid. Jongeren vooral, vragen naar het waarom van bepaalde zaken. Ze nemen het niet meer wanneer een ouder laat horen: 'en je doet het omdat ik het zeg'.

Maar benauwende vragen rijzen op, zoals: 'Waar gaan we heen? ' Ik formuleer nu enige vragen, die m.i. kunnen helpen bij het stellen van de juiste diagnose. Die is nodig als eerste stap naar genezing en die bepaalt ook de verstrekking van bepaalde medicijnen en de te volgen behandelingen om verkeerde ontwikkelingen te herstellen.

1. Lopen we met zijn allen achter feiten aan en is het onze angstvallige zorg mee te lopen in de pas van ontwikkelingen, of gaan we achter het Woord van God aan en met de God van het Woord mee? 2. Kennen we zelfde levende relatie door het geloof en de verborgen omgang met God? Eigenlijk valt of staat alles daarmee. Met Hem kunnen we de 20*^ eeuw uit en, zo deze komt, de 21^ eeuw in. Leven we onder Zijn leiding met en in het uitzicht op de toekomst. Zijn toekomst?

3. Zijn kerk en gezin echt onder ons missionair en diaconaal getuige van Zijn Koninkrijk in contact met hen die door God op onze weg worden gebracht?

4. Gaat het er om in kerk en gezin, door te geven wat men zelf voorleeft of waarvoor men leeft? Strijden we in kerk en gezin voor het geloof, dat eenmaal de heiligen is overgeleverd, zie daarvoor de brief van Judas:3.

5. We heten allen gereformeerd of reformatorisch. Zijn we dat ook echt met hart en hoofd, met handen en voeten en ... moeten we dat ook niet steeds weer worden?

Drs. W.Chr. Hovius

* Lezing op een studiedag docenten aan het Driestar College te Gouda.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1999

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Veranderingen in kerk en gezin

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1999

De Reformatorische School | 48 Pagina's