Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IST en ICT: volgen of bezinnen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IST en ICT: volgen of bezinnen?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorwoord van de brochure integraal Schooltoezicht staat, dat de scholen zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van hun onderwijs. Wie dat gegeven associeert met de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, komt gemakkelijk tot de conclusie, dat scholen zelf - binnen de wettelijke kaders - mogen bepalen welke kwaliteit zij willen leveren. Maar de vraag is, of dat waar is. Bij het 1ST komen nogal wat zaken aan de orde die buiten de reikwijdte van de Wet op het Primair Onderwijs vallen. Omdat niet alleen de scholen, maar ook de overheid zich aan de wet moet houden, is het zaak dat het christelijk onderwijs voortdurend reflecteert op de vraag: volgen of (eerst) bezinnen?

Met andere woorden: kunnen we zondermeer en onverkort gestalte geven aan alle IST-eisen, of moeten we nadrukkelijker wijzen op de vrijheid van onderwijs, de schooleigen (christelijke) visie en de consequenties daarvan?

In dit artikel bespreken we de kwaliteitseisen die de inspectie stelt met betrekking tot (het gebruik van) informatie- en communicatietechnologie. Kunnen christelijke scholen uit de voeten met de door de Inspectie geformuleerde (soms grensoverschrijdende) kwaliteitscriteria, of moeten ze overgaan tot het veel nauwkeuriger beschrijven van wat ze dan wel kunnen en willen beloven?

Overheidscontrole

De inspectie van het onderwijs controleert namens de minister in toenemende mate de kwaliteit van scholen voor primair onderwijs. Het ontbreekt ze daarbij niet aan middelen: in de schoolgids en het schoolplan leest de inspectie de intenties en het beleid van de school, analyse van de Cito-scores maakt duidelijk, of het onderwijs op de school leidt tot voldoende opbrengsten en tijdens een regulier of integraal schooltoezicht (RST of 1ST) kijkt de inspectie of de school werkelijk (goed) doet wat zij belooft. Op het eerste gezicht lijkt daar niets mis mee: de overheid is immers wettelijk verplicht om de deugdelijkheid van het onderwijs te bewaken. Het behoort tot de taak van de inspectie om toe te zien op de naleving van de wettelijke voor­ schriften. Wie zich houdt aan de WPG en een solide brug slaat tussen zijn zorgvuldig geformuleerde uitgangspunten en de dagelijkse schoolpraktijk, zou daarom de beoordeling 'overwegend sterk' (OS) moeten ontvangen.

1ST: meer dan WPG

Maar hoe anders is de realiteit: hoewel de IST-eisen zich niet beperken tot het wettelijke vereiste (zie de WPO), is het toch zo, dat niet zozeer de eigen koers van de school, maar vooral de IST-eisen het uitgangspunt lijken te vormen bij de beoordeling door de inspectie. Scholen die de inspectie-eisen slechts minimaal realiseren, maar wel (goed) doen wat zij zelf belangrijk vinden, worden na het visitatiebezoek nogal eens voorzien van het predikaat 'overwegend zwak' (OZ). Een mooi voorbeeld vormen die reformatorische scholen die conform hun visie, met traditioneel onderwijs, goede resultaten behalen. Bij 1ST bleek meermalen, dat niet de eigen visie en de opbrengsten, maar de (traditionele) didactiek van doorslaggevend belang was voor de beoordeling van de school. Als we voorbijgaan aan de vraag, of de inspectie het recht heeft om een didactiek voor te schrijven, dan nog resteert er een dilemma voor de (christelijke) scholen: moeten ze, in het belang van een goede beoordeling, zondermeer, en onverkort doen wat de overheid eist? Het openbare karakter van het IST-rapport (nu al staan de gemiddelde scores

op het Internet), de mogelijkheid om een systeem van ranking te ontwikkelen (op v^elke plaats staat onze school? ) en het voorkomen van inspectie-aanwijzingen (verplicht te realiseren zaken), dringt veel scholen in het defensief en zorgt ervoor, dat nogal wat scholen inderdaad kritiekloos uitvoeren wat de inspectie vraagt. Hoewel begrijpelijk, lijkt dat toch niet de aangewezen weg. Het christelijk onderwijs kan beter nadrukkelijk(er) aangeven waaraan ze (waarom) wel en (waarom) niet tegemoet wil en kan komen?

De IST-systematiek

in dit artikel bespreken we nu eerst de IST-eisen op het gebied van ICT: waar wordt een school op beoordeeld? Vervolgens gaan we kort in op enkele kanttekeningen bij het gebruik van ICT (hoewel dit artikel in principe geen bezinning is op ICT-gebruik; daarvoor verwijzen we naar Gorter in DRS 1997, en de publicatie Beeld-Spraak, BGS- Ridderkerk, 1997).

De inspectie van het onderwijs heeft een systematiek ontworpen die het mogelijk maakt om diverse aspecten van het onderwijs in hun onderlinge samenhang te bezien en te waarderen. Bij 1ST beoordeelt en controleert de inspectie en drietal domeinen, te weten onderwijsleerproces, opbrengsten en schoolcondities. Binnen ieder domein onderscheidt men een aantal objecten die allen gekoppeld zijn aan één of meer standaarden en een aantal indicatoren. In de vragenlijsten die de scholen vlak voor het IST-bezoek ontvangen, wordt pas volledig geëxpliciteerd welke kwaliteitscriteria (kernkwaliteiten) de inspectie hanteert. Het voorbeeld in afbeelding 1 maakt de IST-systematiek duidelijk.

Indicatoren voor kwaliteit

Afbeelding 1 maakt duidelijk, dat de uiteindelijke kwaliteitscriteria vooral geformuleerd worden op indicator- en kernkwaliteitenniveau. In de brochure Integraal Schooltoezicht staan - verspreid over een aantal objecten - vijf kwaliteitseisen op indicatorniveau met betrekking tot (het gebruik van) ICT:

1. Het leerstofaanbod voorziet erin dat leerlingen gebruik leren maken van communicatiemiddelen, waaronder nieuwe media (object: leerstofaanbod);

2. De leraren stimuleren leerlingen zelfstandig gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologie (object: didactisch handelen);

3. De schoolleiding bevordert dat leraren over voldoende deskundigheid kunnen beschikken voor een functioneel gebruik van ICT bij hun onderwijs (object: professionalisering);

4. De school zet materiële middelen gericht in voor het realiseren van goed ICT-onderwijs (object: inzet van middelen);

5. De school gebruikt ICT voor administratieve doeleinden (object: inzet van middelen).

De geformuleerde kwaliteitseisen (indicatoren) maken duidelijk, dat de inspectie zich vooral richt op het 'wat-niveau' (de inhoud), en minder of geheel niet op het 'hoeniveau' (de methodiek). Het gaat er op het eerste gezicht om c/af leraren leerlingen zelfstandig gebruik laten maken van ICT - hoez\] dat moeten doen blijft vooralsnog buiten beschouwing. Ook de vragenlijsten die de scholen vlak voor het IST-bezoek moeten invullen, maken niet duidelijk hoe leraren gestalte moeten geven aan bijvoorbeeld het stimuleren van het zelfstandig gebruik van ICT door de leerlingen. De vragenlijsten geven bij de tweede indicator als checkpunten: leerlingen moeten (zelfstandig) kunnen omgaan met computers, printers, computerprogramma's, tekstverwerking, e-mail en Internet. Tevens moeten de leerlingen zelfstandig informatie kunnen verzamelen, bewerken en analyseren, werkstukken kunnen maken en kunnen communiceren.

De vraag 'waartoe' (waarom) speelt blijkbaar totaal geen rol en lijkt een gepasseerd station: de overheid zal wijzen op het grote belang van multimediale middelen.

Wie niet meedoet mist de (economische) slag. Nu kunnen en willen we zeker niet voorbijgaan aan het enorme belang van ICT, nu en in de nabije toekomst. Met Gorter (DRS, 1997) ben ik het eens, dat afwijzen geen optie is, en dat het erom gaat te beseffen dat ons denken en handelen, en dat van onze leerlingen, beheerst wordt door zonde. Op citaat: 'Niet alleen technische vaar­ digheden met betrel< king tot het gebruik ervan moeten hen worden bijgebracht, maar veel belangrijker is dat we de jongeren leren informatie te selecteren, te interpreteren en te waarderen'.

Daarnaast moeten we, als leraren, moreel besef ontwikkelen. Autonome en ook anonieme gebruikers van het Internet kunnen immers gemakkelijk over de schreef gaan. Werkstukken downloaden en onverkort inleveren, pornografische sites bekijken en geweld observeren behoren tot de reële verleidingen van het Internetgebruik.

ICT: meer dan technologie

Natuurlijk, ICT biedt veel mogelijkheden: leerlingen kunnen zelfstan-

dig actuele informatie en fascinerende beelden opzoeken, bewerken en verwerken. Wat kunnen ze veel leren van anderen waarmee ze op het wereldwijde web communiceren. Bovendien, het is sowieso fascinerend om de techniek te (leren) beheersen. Maar het gebruik van ICT kent niet alleen voordelen: er zijn ook legio gevaren. Mijn collega dr. johan Hegeman wijst in de brochure ICT en verantwoordelijkheid [Ede, 1998) op twee belangrijke gevaren van Internet. Het gebruik van ICT kan gemakkelijk leiden tot autono-

misering (verzelfstandiging) en anomisering (afwijken van wetten en regels). In het eerste geval komt de intensiteit van relaties op het spel te staan. De Internetgebruiker komt zonder twijfel gemakkelijk in een positie waarbij hij de vluchtige en oppervlakkige contacten op het Internet omarmt ten faveure van de deelname aan meer traditionele, sociale (kerkelijke) verbanden. De verslaafde, individualistische surfer komt via het net ook zonder twijfel in aanraking met manipulaties van dubieuze identificatiefiguren. Niet langer de leraar, maar een onbekende, met wellicht sterk afwijkende ideeën, treedt dan op als vormer. Het gebruik van ICT lokt anomisering uit: kinderen zullen zich trachten te onttrekken aan wetten en regels, aan christelijke waar­

den en normen, omdat niet de leraar, maar de deskundige op het net gezien wordt als autoriteit. ICT kan gezien worden als een wereldtransformatie, als (meer dan) een technologisch hulpmiddel dat ook cultureel gezien een geweldig impact heeft. Door ICT komt er een enorme hoeveelheid informatie beschikbaar waardoor de hiërarchie in het doorgeven van waarden, normen en kennis verandert of verdwijnt (!) Het web bevat immers geen centrum, geen autoriteit die bepaalt wat goed en kwaad is. Een ieder moet maar voor zichzelf - autonoom - uitmaken, of hij weerstand wil bieden aan de talloze ICT-verleidingen. Gelet op de gevaren, is het niet vanzelfsprekend dat het christelijk onderwijs alle leerlingen 'zomaar' aan de gang laat gaan met Internet. Scholen die hun hoop hebben gevestigd op een beveiligd Kennisnet zullen bedrogen uitkomen: het ministerie heeft besloten geen enkele vorm van beveiliging aan te brengen, omdat ze vindt dat de gezamenlijke grens over het toelaatbare niet gesteld kan worden. Christelijke scholen zullen andere normen hanteren dan bijzonder neutrale scholen.

De opvoeding tot verantwoorde zelfstandigheid en het ontwikkelen van een gebruiks- en gedragscode moeten daarom meer prioriteit krijgen dan het overhaast (gaan) voldoen aan de IST-eisen. Scholen zullen primair grondig moeten nadenken over het waartoe van ICT.

Visie ontwikkelen

In Bulletin, dat zichzelf op de cover afficheert als hét tijdschrift voor christelijk onderwijs, verscheen in 1998 een artikel onder de titel Eerst die computers, dan de visie

(Rijnbende, september 1998). De kop doet het ergste vrezen, maar biedt ook hoop. Vrees, omdat de volgorde 'eerst hebben, dan denken' het opportunistische materialisme van de mens nog maar eens onderstreept. Hoop, omdat de auteur in ieder geval lijkt te beseffen, dat een visie op (het gebruik van) informatie- en communicatietechnologie wel degelijk noodzakelijk is. Rijnbende besluit zijn artikel gelukkig met de stelling Een school die investeert in ICThardware zonder een duidelijke visie op de didactische en onder­

wijskundige consequenties, spant het paard achter de wagen. Kunnen we nu opgelucht ademhalen, omdat de auteur uiteindelijk kiest voor het vooraf formuleren van een heldere visie op ICT? Of moeten we teleurgesteld zijn, omdat de auteur slechts denkt aan een onderwijskundig-didactische visie? Bij mij overheerst het laatste: gaat het bij iCT-gebruik niet juist om een identitaire visie? Moeten we immers niet, als christenen, eerst bepalen waartoe (waarom) we onze kinderen confronteren met de nieuwste technische mogelijkheden, in plaats van louter te volstaan met een bezinning op de inhouden (wat) en de methodiek (hoe) van ICT-gebruik, zoals Rijnbende voorstelt?

In het Beroepsprofiel leraar basisonderwijs staat dat lera­

ren hun onderwijskundig handelen moeten afstemmen op de grondslag van de school, dat zij het profiel van de school, in het bijzonder ten aanzien van levensbeschouwing, steeds moeten trachten te verhelderen en uit te dragen.

Daaruit blijkt dat het primaat niet ligt bij de onderwijskundig-didactische inzichten, maar bij de levensbeschouwelijke visie van de school en haar leraren. De identiteit dicteert de inhouden en de methodiek: christelijke scholen hebben dus een specifieke verantwoordelijkheid, omdat zij zich, in het licht van hun signatuur, voortdurend

moeten bezinnen op de vraag, of opgelegde (IST-)kwaliteitseisen - van veelal inhoudelijke en methodische aard - zondermeer en onverkort kunnen worden aanvaard.

Werken met kwaliteitskaarten

Scholen die zich allereerst willen bezinnen op het gebruik van ICT kunnen daarbij de kwaliteitskaart Informatie-en communicatietechnologie (zie afbeelding 2) bespreken. De theoretische onderbouwing van dergelijke kaarten kwam al eerder aan de orde in DRS (oktober 1998). Niet voor niets verwijzen de eerste twee kwaliteitsindicatoren naar het ontwikkelen van een visie op het gebruik van ICT. Ook de volgorde van de beide indicatoren berust niet op toeval: scholen zullen primair moeten nadenken over het waartoe, en pas secundair over het waf en hoe. De kwaliteitskaart Informatie- en communicatietechnologie bevat dus naast de inspectie-indicatoren een aantal aanvullingen. Dit om nogmaals te onderstrepen, dat scholen ook hun eigen kwaliteit mogen formuleren. De kernkwaliteiten zijn met name ontleend aan de vragenlijsten. Dat betekent dat ze de inspectie-eisen representeren. Uiteraard is het mogelijk om kernkwaliteiten te verwijderen, te wijzigen of toe te voegen. De kwaliteitskaart kan gebruikt worden bij een (team)discussie over het waartoe, het wat en het hoe van ICT. Na de beschrijving van de eigen kwaliteit, kan met behulp van de kwaliteitskaart het gebruik van ICT geëvalueerd worden. Analyse van de scores kan vervolgens gemakkelijk leiden tot een verbeterplan: wat kan er beter, en wat moeten we daarvoor doen en leren?

Slot

De titel van dit artikel suggereert een keuze die er niet is. Wie niet volgt, plaatst zich min of meer buiten de maatschappij. We kunnen daarom beter overgaan tot bezinnen en volgen: eerst nadenken waartoe, en daarna over het wat en het hoe. Volgen én bezinnen wordt dan bezinnen en volgen, een keuze waarbij we kunnen borgen dat de koers identitair is ingekleurd. Een keuze die 'we' ook zullen moeten etaleren 'naar buiten toe'. Meer dan nu het geval zullen met name christelijke scholen hun bestaansrecht moeten verduidelijken. Dat kan door optimaal gebruik te maken van de 'ruimte' die de wet biedt. Naar de inspectie toe, is het wenselijk en toegestaan, dat het christelijk onderwijs zich in het allereerste gesprek - tussen de inspectie en de directie - nadrukkelijk profileert. Het eerste gesprek is daarvoor ook bedoeld. Uit de IST-brochure: Doel van het gesprek is een zo helder mogelijk beeld te krijgen van de school op een aantal thema's. U krijgt de gelegenheid op deze punten uw school te presenteren. Het is dan zaak, om met behulp van een charismatische presentatie van de vastgestelde thema's te verduidelijken welke keuzes de school waarom en waartoe heeft gemaakt.

Drs. C.H. Bos

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

De Reformatorische School | 40 Pagina's

IST en ICT: volgen of bezinnen?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1999

De Reformatorische School | 40 Pagina's