Bevoegdheid in beweging

belang

Kinderen en bewegen is een natuurlijke twee-eenheid. Niet voor niets geeft 65% van de basisschoolleerlingen aan bewegingsonderwijs het leukste vak op school te vinden. Dat alleen zou uiteraard onvoldoende zijn voor de legitimatie van welk vak dan ook.

Bewegingsonderwijs verdient om tal van redenen een stevige plaats in het programma van zowel primair als voortgezet onderwijs.

- Bewegen is een scheppingsgave. In het onderwijs mag en moet er, net zoals dat bijvoorbeeld met de gave van cognitie gebeurt, aan de ontplooiing van dit talent worden gewerkt. - Bewegen is doen en doen is een zeer effectieve vorm van leren. - Bewegen is samen doen, rekening houdend met (on)mogelijkheden van anderen.

- Bewegen is ontspanning door inspanning. - Onderwijs in bewegen draagt bij aan een verantwoorde (sportieve) invulling van vrije tijd, nu en later.

Deze opsomming is zeker niet volledig maar alleen al de eerstgenoemde reden geeft bewegingsonderwijs bestaansrecht, ook in het christelijk onderwijs.

De mens is kroon op de schepping als eenheid van lichaam, ziel en geest. Juist bij onderwijs in bewegen worden kinderen als die eenheid benaderd. Bewegen is geen mechanisch gebeuren maar een activiteit waarbij voelen, denken en doen een onlosmakelijk geheel vormen. Bewegen is dan ook gedrag waarin een kind veel van zichzelf kwijt kan en waaraan de groepsleerkracht ook veel kan aflezen. Door het geven van bewegingsonderwijs speelt de leerkracht in op dat gedrag.

Praktijk

Goed omgaan met het bewegende gedrag van kinderen vraagt veel van degene die bewegingsonderwijs geeft.

Hoe krijg en hou ik mijn klas in beweging waarbij er ook sprake moet zijn van onderwijzen en dus leren? Op welke manier hou ik het uitdagend voor de goede bewegers en bied ik tegelijkertijd individuele hulp aan leerlingen met een bewegingsachterstand?

Bij deze vragen dienen veiligheid en intensiteit ook nog eens gewaarborgd te worden.

Aan veel van bovengenoemde

eisen kon en kan maar moeilijk worden voldaan. Soms ligt de oorzaak in een gebrekkige accommodatie waarin de lessen gegeven worden, soms is het rooster een struikelblok maar ook de deskundigheid van groepsleerkrachten is een punt van kritiek. Daardoor staat de veelzijdigheid en intensiteit in de les bewegingsonderwijs en de zorg voor leerlingen die het juist zo hard nodig hebben zwaar op de tocht. Deze situatie heeft er al jaren geleden toe geleid dat de politiek besloten heeft om de

bevoegdheidsregeling

voor bewegingsonderwijs in het primair onderwijs aan te passen.

Toekomst

Pabo studenten die in het cursusjaar 2000-2001 aan hun studie zijn begonnen krijgen niet meer automatisch de bevoegdheid voor het geven van bewegingsonderwijs in de groepen drie tot en met acht. Deze groep zal vanaf medio 2005 hun plaats in het onderwijsveld gaan innemen.

Voor zover zij niet aan kleuters les geven zullen zij voor de lessen bewegingsonderwijs hun groep aan een wel bevoegde collega moeten overdragen. Dat zou een eerder afgestudeerde collega kunnen zijn maar om het vak de gewenste kwaliteitsimpuls te geven gaat de voorkeur uit naar iemand die tijdens en/of naast de opleiding de bevoegdheid 'vakleerkracht bewegingsonderwijs in het primair onderwijs' heeft gehaald. Vanuit de SLO worden Pabo's aangestuurd in het samenstellen van een veelzijdig programma waardoor studenten de vele facetten van het vak goed in de vingers krijgen. De nadruk in dat programma ligt uiteraard op het geven van

goede lessen maar er is onder andere ook aandacht voor zorgleerlingen bij bewegingsonderwijs, bewegen in andere contexten, counselen van collega's binnen het team en EHBO. Stagelessen en de daarbij behorende begeleiding vanuit de opleiding vormen een substantieel deel van deze nieuwe opleiding.

Deze pabo opgeleide vakleerkrachten moeten op hun scholen de spil worden waar bewegingsonderwijs om draait en geven zij in ieder geval de lessen voor onbevoegde collega's.

Tot 2005 hebben scholen de ge­ legenheid om zich op deze nieuwe situatie voor te bereiden.

Goudse stand van zaken

Los van de veranderende bevoegdheid voor bewegingsonderwijs heeft hogeschool de Driestar haar programma vier jaar geleden ingrijpend gewijzigd. Parallel aan die wijziging en vooruitlopend op de landelijke ontwikkeling is gestart met het aanbieden van het programma dat vanaf 2005 leidt tot een aparte bevoegdheid voor bewegingsonderwijs. Van het totale programma is een belangrijk deel

(16 studiepunten) opgenomen in de initiële opleiding. Na afronding van de reguliere opleiding volgt het afrondende deel van 5 studiepunten.

De startgroep van 23 studenten is bezig om in de LIO stage hun opleiding, inclusief bewegingsonderwijs, af te ronden. Als onderdeel van de afronding werken zij naast de stagelessen in de gymzaal vier weken lang aan een afstudeeropdracht die nauw gerelateerd is aan bewegingsonderwijs.

De vakspecifieke kennis en vaardigheden van deze studenten

zijn duidelijk toegenomen ten opzichte van hun voorgangers voor wie dit nieuwe programma nog niet bestond.

Er zit beweging in de bevoegdheid en daarmee de kwaliteit van de lessen bewegingsonderwijs. Het programma staat op de rails en de eerste ervaringen zijn positief. Het is nu aan de scholen om van deze positieve ontwikkelingen gebruik te maken waarbij er nu al kansen zijn om deze vakleerkrachten een plaats in het team te geven, ruim voordat de wijziging in bevoegdheid in 2005 van kracht is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen