Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geweten: theologisch, psychologisch en pedagogisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geweten: theologisch, psychologisch en pedagogisch

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gereformeerde ethicus Douma heeft het geweten gedefinieerd als ‘die instantie in de mens die hem voor zijn eigen genomen of te nemen beslissingen plaatst en die daarover hetzij afkeurend, hetzij goedkeurend oordeelt’. Deze omschrijving zegt nog niets over de inhoud van het geweten. Deze kan zeer verschillend zijn. Wat wel duidelijk wordt is dat de mens zich van zichzelf bewust is en dat hij over zijn eigen gedrag, hetzij vooraf, hetzij naderhand, een oordeel velt. Dit oordeel kan zowel beschuldigend (aanklagend) als verontschuldigend (vrijsprekend) van aard zijn.

De Schrift leert ons dat alle mensen een ingeschapen geweten hebben. Voor de zondeval functioneerde het geweten wel, maar niet als beschuldigend geweten. Direct na de zondeval begon het geweten van de eerste mensen te spreken in aanklagende zin. In het Oude Testament komt het woord geweten niet voor, maar de zaak wel. Zo lezen we in 1 Sam. 25:31 dat de vrouw van Nabal tot David spreekt: ‘Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn tot wankeling, noch aanstoot des harten, te weten dat gij bloed zonder oorzaak zoudt vergoten hebben.’ De kanttekening van de Statenvertalers geeft als verklaring: ‘U zult geen knagende consciëntie hebben’. Het oud Nederlandse woord consciëntie verwijst naar het Latijnse woord conscientia dat letterlijk mede-weten betekent. Als ons geweten spreekt, weten we iets - en wel samen met onszelf, samen met een ander of met de Ander, namelijk God.

Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament komen we het woord geweten wel herhaaldelijk tegen. Het Griekse woord dat daarvoor wordt gebruikt is suneidèsis dat ‘medeweter zijn met jezelf’ betekent. Als we de bijbelteksten nagaan waar over het geweten wordt gesproken dan valt in de eerste plaats op dat de Schrift niets weet van een onfeilbaar geweten met een bepaalde inhoud voor alle tijden en alle mensen. Het geweten is geen constante grootheid en kan heel verschillend functioneren van goed, via gebrekkig tot fout. Het geweten kan ons van geen kwaad bewust doen zijn, maar daarom rechtvaardigt het ons nog niet voor God. Zo meende Paulus voor zijn bekering dat hij tegen de naam van Jezus vele wederpartijdige dingen moest doen (vgl. Hand. 26:9). Ook wat in het Nieuwe Testament over het zwakke geweten gezegd wordt, bevestigt de variatie in en de feilbaarheid van het geweten. Ons geweten is een door de zonde bevlekt geweten (vgl. Titus 1:15). Het is daarom niet per definitie zo dat de gewetensstem de stem van God is. Wel kan God door middel van het geweten tot de mens spreken.
De Schrift spreekt verder ook over een kwaad en een goed of onergerlijk geweten.
Er is sprake van een kwaad geweten als het ons beschuldigt en veroordeelt. (vgl. Hebr. 10:22). We spreken van een goed, rein of geheiligd geweten als het samen gaat met een rein hart en een ongeveinsd geloof. Paulus mocht voor de Joodse raad getuigen dat hij met alle goed geweten voor God gewandeld had (vgl. Hand. 23:1).
Tenslotte spreekt de Schrift ook over mensen die ‘hun eigen geweten als met een brandijzer hebben toegeschroeid’ (vgl. 1 Tim. 4:2). Voor deze mensen, levend in de ‘laatste tijden’, geldt dat hun geweten niet meer spreekt in veroordelende zin. Ze worden aan de verharding overgegeven.
Het doen van het goede en het nalaten van het kwade heeft volgens Gods Woord alles te maken met het wel of niet onderhouden van Zijn geboden. De ethicus Brillenburg-Wurth schrijft in dit verband: ‘Wat het goede is, weten wij niet dan op grond van Gods openbaring. Slechts God kan ons zeggen, wat wij behoren te doen, gelijk Hij dat in zijn geopenbaarde zedenwet in Zijn Woord dan ook metterdaad gedaan heeft. Maar, wat niet minder belangrijk is, om het goed te doen kunnen wij Zijn genade, het wonder van Zijn vernieuwing van ons leven door de Heilige Geest, niet missen’.
In het leven van een kind van God zal er altijd een strijd blijven tussen de ‘oude mens’ die het kwade wil en de ‘nieuwe mens’ die het goede begeert. Paulus kende die strijd toen hij schreef: ‘Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik’. (Rom. 7:19).

Gedragsbeïnvloeding
Psychologisch gezien is het geweten een belangrijk instrument voor het beïnvloeden en sturen van iemands gedrag. De pedagoog Kroon noemt in dit verband een viertal belangrijke functies van het geweten. Op de eerste plaats is er de onderscheidende functie: het geweten doet ons het verschil kennen tussen goed en kwaad, wat wel en niet oorbaar is, wat wel en niet fatsoenlijk is. Deze functie heeft niet alleen betrekking op het gedrag van onszelf maar ook op dat van anderen. De tweede functie is dat het geweten ons de weg wijst die wij behoren te volgen en de weg veroordeelt die wij moeten vermijden. Dit wordt de regulerende functie van het geweten genoemd. De derde functie is dat het geweten een barrière is tegen verleidingen. Hierin schuilt de beschermende functie. Tenslotte heeft het geweten ook een activerende functie. Hierbij spelen morele emoties een belangrijke rol. Te denken valt hier aan regelemoties zoals schuld en schaamte of altruïstische emoties zoals medelijden. Ze zetten ons aan tot handelen of ontmoedigen deze.

Ontstaan van het geweten
Binnen de psychologie wordt verschillend tegen het ontstaan en de betekenis van het geweten aangekeken. Zo bestaat volgens de behavioristische opvatting het geweten uit stelregels die een kind leert op grond van zijn ervaringen met beloning en straf. Het geweten wordt dus van buitenaf gevormd. Bij het onderscheiden van goed en kwaad wordt het kind vooral door eigenbelang gedreven. Het kind is ‘van nature’ neutraal omtrent de vragen van goed en kwaad.
Volgens de psychoanalytische opvatting, met name die van Freud, ontstaat het geweten pas op 4-5 jarige leeftijd tijdens het zogenaamde oedipusconflict. Het kind identificeert zich dan met een van de ouders en maakt zich zo de normen van de ouders eigen. Het enige doel is om een uitweg te vinden uit het emotionele conflict dat het kind met de ouders heeft waarbij angstgevoelens een grote rol spelen. Ook hier is sprake van een waardevrije opvatting van het geweten.
Vanuit de sociale leertheorie is het vooral het waargenomen gedrag van anderen (ouders, leeftijdgenoten etc.) dat een belangrijke rol speelt bij de vorming van het geweten. Een belangrijk motief hierbij is ‘erbij willen horen’ en niet buiten de groep willen vallen. .
De cognitieve leertheorie koppelt de gewetensontwikkeling aan de cognitieve ontwikkeling. Voor het kunnen begrijpen van goed en kwaad moet een bepaald verstandelijk niveau zijn bereikt. Het bereikt hebben van een bepaald verstandelijk niveau garandeert overigens niet dat een daardoor mogelijk moreel inzicht tot stand komt. Het kind hoeft niet te worden aangeleerd dat het zich aan normen moet houden. Dat inzicht ontstaat vanzelf, naarmate het zich verstandelijk ontwikkelt.

Pedagogische betekenis
Gaan we tenslotte nog na wat de pedagogische betekenis van het geweten is. Door verschillende pedagogen is erop gewezen dat dankzij het feit dat kinderen over een geweten beschikken opvoeden mogelijk is. Zo schrijft de bekende volksopvoeder Jan Ligthart: ‘Al onze opvoeding is gegrond op de zekerheid dat het kind een geweten heeft. Bezaten we die gewisheid niet dan konden we wel uitscheiden.’ En de invloedrijke pedagoog Langeveld schrijft dat de pedagogiek een opvatting veronderstelt waarbij zedelijk inzicht mogelijk is en waarbij handelen volgens dat inzicht eveneens mogelijk is. Zonder die veronderstelling zou er van opvoeding geen sprake kunnen zijn. Voor H. Bavinck is het bezit van het geweten een blijk van Gods algemene genade waardoor opvoeding mogelijk wordt en waarvan de pedagogiek zelf een bewijs is.

Morele opvoeding
Maakt het geweten opvoeding mogelijk, anderzijds levert de opvoeding ook een belangrijke bijdrage aan de vorming van het geweten. Het geweten is naar zijn aard een formele instantie, een zelfbesef dat er goed en kwaad is. Wat goed en kwaad is moet voor een belangrijk deel van buitenaf worden aangeleerd. Dat gebeurt voor een belangrijk deel door de overdracht van waarden en normen binnen opvoeding en onderwijs. Voor de christelijke opvoeding gaat het daarbij om bijbelse waarden als liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid. Deze waarden krijgen concreet gestalte in de tien geboden (de bijbelse normen) die we onze kinderen en jongeren meegeven. Daarmee sluit de christelijke opvoeding aan bij de ingeschapen kennis van God die ieder mens, ook zij die de geopenbaarde Wet niet kennen, krachtens schepping in zijn geweten heeft ontvangen (vgl. Rom. 2: 14,15).
Morele opvoeding is, zeker in onze tijd, niet gemakkelijk. Onzekerheid bij de opvoeders, een overwaardering van het gevoel bij het beoordelen van goed en kwaad, een groot aanbod van visies en opvattingen, de invloed van (verkeerde) vrienden of vriendinnen en verwarring over bepaalde begrippen, zijn zaken die daarbij een rol spelen. Bovendien kost de uitleg van waarden en normen veel tijd en inspanning en vraagt het een grote mate van openheid van de kant van de opvoeders.
Gelet op deze knelpunten is het van belang dat opvoeders zelf helder hebben welke waarden en normen zij belangrijk vinden en wat zij daaronder verstaan. Daarbij gaat het niet primair om mooie woorden, maar om het zelf voorleven en de jongeren mee laten beleven. Jongeren moeten bovendien kunnen oefenen met normen in de praktijk om het belang ervan te ontdekken. Tenslotte is het van groot belang dat opvoeders zelf kleur bekennen en niet ‘verbleken’ in de loop van de tijd. Pas dan kunnen zij waardevolle identificatiefiguren voor jongeren zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 2009

De Reformatorische School | 1 Pagina's

Het geweten: theologisch, psychologisch en pedagogisch

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 2009

De Reformatorische School | 1 Pagina's