Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sociale media als het veelkoppige mythische monster Hydra

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale media als het veelkoppige mythische monster Hydra

Facebook als ‘een achterhaald, kleurloos platform voor oude mensen’

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe blijf je als opvoeder op de hoogte van de ontwikkelingen rond sociale media? Weet u wat Snapchat is? En Instagram? Bijblijven is geen gemakkelijke opgave. Toch is het belangrijk om op de hoogte te blijven wanneer u als opvoeder een richtingwijzer wil zijn voor jongeren. In dit artikel een update.

Sociale media hebben dus trekjes van het veelkoppige mythische monster Hydra waar je nauwelijks greep op krijgt. Zodra Hercules er een kop afhakte, kwamen er twee voor in de plaats. Het is nog maar een paar jaar geleden dat mensen Hyves en MSN als belangrijkste netwerken noemden. Daar kijkt nu niemand meer naar om en ze zijn opgevolgd door een woud aan nieuwe netwerken.

Kennelijk is het lastig om sociale media te doorgronden. Toch is dat nodig, want deze media houden mensen nogal bezig. In het onlangs verschenen rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau bleek dat bezoekers van socialemediasites er gemiddeld anderhalf uur per dag aan besteden, terwijl WhatsApp daarbij niet eens meegeteld is. De doorsnee Nederlander besteedt 7 uur en 22 minuten per dag aan een of andere vorm van media.

- Hamer en beitel

Er zijn minstens drie redenen waarom het nuttig is om te weten wat sociale media zijn en wat ze doen. Allereerst: Sociale media spelen een steeds grotere rol in het takenpakket van mensen in allerlei bedrijfstakken. Dat geldt in negatieve zin (‘Gedraag je professioneel op sociale media en scheld niet op je werkgever’) maar zeker ook in positieve zin. Sociale media zijn de hamer en beitel voor de kenniswerker van de 21e eeuw: om te netwerken, te verkopen, informatie over klanten te verzamelen en om een goede uitstraling te geven van het bedrijf waar je werkt. Een sociaal medium als Facebook is een serieuze concurrent geworden van Google, nu likes minstens zo belangrijk zijn als links. Zoals een leerling wat af moet weten van solliciteren, lichamelijke verzorging en politieke partijen, zo moet hij ook deze kant van sociale media leren kennen in z’n opleiding.

Een tweede reden is dat sociale media goed in te zetten zijn als hulpmiddel bij het onderwijs. Dan gaat het niet alleen om samen opdrachten en werkstukken maken via Facebook of een deskundige interviewen via Skype, maar er zijn tal van andere slimme netwerken die zich hiervoor lenen. Ze vallen buiten het bestek van dit artikel, maar het is goed om dit te beseffen om te voorkomen dat lezers alleen negatieve associaties hebben met sociale media.

De derde reden ligt voor de hand: er zijn de nodige zorgen over het gebruik ervan. Sommige docenten hebben nog niet in de gaten dat sociale media perfecte middelen zijn om je huiswerk onder elkaar te verdelen en uit te wisselen. ‘Heeft iemand een samenvatting van Corin’s Quest? Zeer dringend!’ Dat gebeurt op grote schaal en leerlingen weten precies bij welke vakken en docenten dat lukt. Maar een andere zorg betreft natuurlijk de zorg over tijdsbesteding en de schadelijke inhoud van de media.

Het ligt voor de hand om het onderwijs een taak toe te kennen bij het aanleren van mediawijsheid, omdat er professionele pedagogische kennis voor gewenst is. Bovendien helpt dat bij een evenwichtige afweging voor het positieve gebruik ervan, want het zou toch eigenaardig zijn om een sociaal medium te propageren voor onderwijsopdrachten terwijl dat de drempel verlaagt voor of aanspoort tot ongewenst gedrag buiten school om. Hier past de vergelijking met het gebruik van moderne, seculiere literatuur of lesmethodes: je kunt er veel van leren, maar ze mogen op geen enkele manier tot zondig gedrag leiden of de zonde verheerlijken.

- Zenden en ontvangen

Sociale media zijn niet zo bijzonder, want gebruikers doen er grofweg twee dingen mee die ook al voor de klassieke media golden: zenden en ontvangen, of communiceren en consumeren. De eerste variant is één-op-één: net als bij de klassieke brief of het telefoongesprek hebben gebruikers rechtstreeks onderling contact, zoals bij e-mail, een direct message via Twitter, Facebook Messenger met een vriend, of een rechtstreeks contact via WhatsApp of Skype. De variant van één-op-groep is de opvolger van de kerkbode, rondzendbrief of familiekrant: dat gebeurt nu in groepen op WhatsApp, in een videogroepsgesprek op Google Hangout, of in een bericht op Facebook of LinkedIn voor de eigen vrienden.

De optie van één-op-veel was vroeger alleen weggelegd voor de enkeling die ruimte kreeg in massamedia als krant, radio of tv. Nu kan ieder z’n eigen mediakanaal maken met publieke berichten op Twitter, Facebook of een videokanaal op YouTube. Dat laatste is populair bij gamende jongeren die zelf filmpjes uitzenden van hun prestaties, in navolging van beroemde vloggers (video-bloggers) als Enzoknol (600.000 abonnees) en Vakogames (200.000 abonnees). Voor meisjes zijn met name de kanalen van schoonheidsdeskundigen en musici aantrekkelijk. Zo’n jongere is dan zowel ontvanger (bij het inspiratie opdoen van de vloggers) als zender (van z’n eigen kanaal).

Uiteraard liggen die vormen van communicatie dicht bij elkaar en lopen ze zelfs door elkaar heen, zoals bij het whatsappen met één persoon of met een groep.

- Trends

1. Multimedia - Daarmee hebben we het meteen over een belangrijke trend rond deze sociale media: het zijn feitelijk multimediaplatforms met allerlei communicatievormen (tekst, foto, video, audio) die gemakkelijk door elkaar en parallel aan elkaar gebruikt kunnen worden. Om iemand te bereiken is er de keuze uit whatsappen, sms’en, tweeten, facebooken of skypen – en desnoods ook nog bellen. De gebruiker kiest in de regel het medium dat het best bij zijn doel past, goed beschikbaar is, het makkelijkst en het goedkoopst is. Het water zakt naar het laagste punt.

2. Multitasking - Bovendien gebruiken jongeren veel van deze media tegelijkertijd: ze multitasken. Mediagebruik in de vorm van ‘geluidsbehang’ is niet nieuw: iedereen kent het verschijnsel van de radio op bouwsteigers en in supermarkten en werkplaatsen. Dat is inmiddels aangevuld met allerlei andere mediastromen. Bijna de helft van de jongeren heeft minstens tien verschillende media-apparaten, meldde het SCP onlangs. Van de 7 uur en 22 minuten die de gemiddelde Nederlander dagelijks aan media besteedt, is 4 uur en 29 minuten in een vorm van multitasking. Voor veel jongeren is WhatsApp een ‘flow’ geworden, een stroom aan berichten in wisselende groepen waar je naar believen bij aan- en afhaakt. Er zijn inmiddels heel wat aanwijzingen dat multitasking voor veel jongeren nadelig is: slechtere prestaties en een geringer concentratievermogen. Mogelijk is sprake van gewenning of verslaving aan multitasking (zie: rd.nl/sigaretten).

3. Individuen met kuddegedrag - Een derde trend is dat jongeren graag een persoonlijk tintje geven aan hun mediagebruik. Ze willen zich onderscheiden zonder uit de toon te vallen. Media bieden daar eindeloze mogelijkheden voor: het type smartphone, de profielfoto, de afspeellijst, het eigen YouTube-kanaal, de persoonlijke stijl van berichten en tweets. Tegelijkertijd zijn jongeren erg gevoelig voor elkaars goed- of afkeuring. Daarom groeperen ze zich in community’s waar ze bevestiging (hopen te) vinden voor de identiteit die ze zich daar aanmeten. Zoiets werkt alleen als er genoeg personen van je groep en ‘kleur’ op hetzelfde netwerk te vinden zijn. Dat verklaart ook waarom klassen soms groepsgewijs overstag gaan als zich een nieuw netwerk aandient, terwijl dat in een andere regio nog niet het geval is.

4. Privacy - Jongeren hechten steeds meer waarde aan de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Uit onderzoek van Newcom (februari 2015) blijkt dat een op de acht jongeren in de groep 15- tot 19-jarigen vorig jaar Facebook de rug heeft toegekeerd, meestal omdat er ‘te veel mensen op zitten waar ik niks mee heb’. Bij de jongeren stijgen de zorgen over hun privacy, bij de ouderen dalen die juist. Jongeren zoeken naar netwerken waar ze veel gelijkgezinden en leeftijdsgenoten tegenkomen (zoals Instagram en Pinterest) of waar hun gegevens maar tijdelijk zichtbaar zijn (Snapchat). Op blogs wordt Facebook afgedaan als ‘een achterhaald, kleurloos platform voor oude mensen’. Ten onrechte, maar het is typerend voor het imago van Facebook.

5. Anonimiteit - Verschillende netwerken zijn het afgelopen jaar populair geworden omdat ze de gebruiker gedeeltelijke of gehele anonimiteit bieden. Naast de hierboven genoemde zorgen over privacy zijn er nog twee belangrijke redenen voor het gebruik ervan. De eerste is het kunnen (meedoen met) roddelen en pesten zonder dat je zelf bekend wordt. Gebruikers posten anoniem vervelende berichten over iemand, die weer hoger ‘scoren’ naarmate meer mensen deze berichten liken of uppen. Zo verspreiden deze berichten zich als een olievlek. Een tweede reden is het leggen van contacten om te flirten, te daten of voor virtuele seksuele contacten. Dit deels anonieme verkeer gebeurt via netwerken die bij ouderen veel minder bekend zijn, zoals Snapchat, Gossup, Whisper, Yik Yak, Ask. fm, Secret, Kik, WeChat, Line, Rooms of Tinder. Secret en Gossup hebben bij enkele scholen tot grote onrust geleid vanwege het pestgedrag via deze apps. In enkele landen heeft de overheid ingegrepen. Dat haalt weinig uit, want het gevolg daarvan is dat de jongeren overstappen naar een ander netwerk dat minder beperkingen kent. Overigens zijn deze netwerken lang niet altijd écht anoniem: in elk geval is van Whisper en Snapchat bekend dat er toch data en beelden zijn uitgelekt.

6. Beeldcultuur - Door de snelle internetverbindingen worden smartphones vaak gebruikt om video en tv te kijken. Dat kan via gedeelde video’s in Facebook en Instagram, maar ook via speciale videonetwerken als YouTube, Vimeo of Vine (het videonetwerk van Twitter) of tv-programma’s op NPO en series via Netflix. Daarnaast zijn de verbindingen snel genoeg om te skypen of videochatten. Een belangrijke reden voor de weerstand tegen de tv was dat die de wereld in huis bracht. Sociale media hebben een ander verspreidingsmechanisme, gebaseerd op delen. Maar juist dat kan gemakkelijk leiden tot een geleidelijke verschuiving van de normen, omdat video’s of programma’s worden aanbevolen door goede bekenden of omdat het ‘in’ is om seculiere vloggers te volgen. De aard ervan varieert van nuttige of onschuldige contacten tot soapseries en porno. In 2014 heeft het mobieltje de pc/laptop gepasseerd als belangrijkste kanaal voor het bekijken van pornosites. Filtering is vaak geen barrière meer op smartphones. Tegelijkertijd blijkt uit het eerder genoemde SCP-rapport dat het lezen afneemt, met name bij jongeren.

Het simpele beeld dat sociale media vooral bestaan uit Facebook, WhatsApp en Twitter, verdient dus bijstelling. Dat geldt ook voor de effecten van deze media. De diversiteit leidt tot nieuwe vragen en dwingt bovendien tot een nieuwe benadering, omdat de traditionele opvattingen over filtering en controle hierbij nauwelijks meer van toepassing zijn. Met ons Media Attitude Model proberen we in zo’n nieuwe benadering te voorzien (www.weeswijsmetmedia.nl/mam).


Statistieken

Er zijn weinig goede en vergelijkbare statistieken over het gebruik van deze sociale media door Nederlandse jongeren. Onder reformatorische jongeren is hier (sinds medio 2013) ook geen onderzoek naar verricht, maar aangenomen mag worden dat er slechts beperkte en graduele verschillen zijn met seculiere jongeren. Van de ‘beruchte’ sociale media als Gossup en Secret zijn geen gebruikersstatistieken in Nederland bekend. Toch een aantal getallen (voornamelijk uit het Newcom-onderzoek van januari 2014 en januari 2015 over 15- tot 19-jarigen):

Sociaal medium: ‘Ik gebruik het/heb een account’ ‘Ik gebruik het dagelijks’
Facebook 94 75
YouTube 86 31
Twitter 50 29
Instagram 50 (2015)
Snapchat 40 19
Google-Plus 30 7
Pinterest 17 (2015)
LinkedIn 10 1

Meer in detail valt verder op:
- Twitter, Snapchat en Instagram komt meer voor bij 15-jarigen (ca. 60 procent) dan bij 19-jarigen (35 procent)
- Facebook-gebruik komt juist sterker voor bij 19-jarigen dan bij 15-jarigen.
- Facebook- en Twitter-gebruik zijn beide afgenomen in de loop van 2014 (resp. 12 en 26 procent), terwijl Instagram, Snapchat en Pinterest juist gestegen zijn (resp. 35, 17 en 101 procent).


Bespreken

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

- Bent u op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in het medialandschap? Moet een leerkracht volledig op de hoogte zijn?

- Zijn al deze nieuwe ontwikkelingen een gevaar voor onze kinderen?

- Zijn deze nieuwigheden bruikbaar in de lessen op uw school?


Dr. ir. Steef de Bruijn is lector Nieuwe media in vorming en onderwijs aan Driestar hogeschool en adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's

Sociale media als het veelkoppige mythische monster Hydra

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2015

De Reformatorische School | 52 Pagina's