Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring en het klaslokaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring en het klaslokaal

EEN PLEIDOOI OM HET IDEAAL VAN ONDERWIJZEN OVEREIND TE HOUDEN IN EEN WEERBARSTIGE PRAKTIJK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Als lesgeven meer wil zijn dan het faciliteren van leren of het scheppen van leeromgevingen, moet het een idee van transcendentie met zich meedragen. En dan moet men ook de mogelijkheid van openbaring serieus nemen’. Deze zinnen komen niet uit een christelijke schoolpedagogiek, maar zijn ontleend aan Gert Biesta’s Het prachtige risico van onderwijs (pag. 86-87). Natuurlijk is het riskant om met zulke volzinnen te beginnen; je kunt er immers zomaar op afhaken. Ik wil echter betogen dat Biesta christelijke leraren hiermee een belangrijke spiegel voorhoudt.

Het gebruik van de begrippen “transcendentie” en “openbaring” is opvallend. Onder trans-cendentie verstaan we immers het besef dat er meer is dan wat we kunnen zien en meten. De christelijke traditie bedoelt ermee dat God ons menselijke bestaan te boven gaat. En dat de mens niet is geschapen om in zijn eigen kringetje rond te draaien, maar om God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf. Openbaring houdt in dat ons denken geen gesloten cirkel is, maar dat er van buitenaf dingen naar ons toekomen die wij mensen uit onszelf niet weten. Vanuit christelijk perspectief betekent openbaring dat God Zichzelf aan mensen – zondaren – bekendmaakt: door Zijn daden in schepping en geschiedenis, door Zijn woorden via profeten en apostelen en vooral in Zijn eigen Zoon.

HULPBRON

Biesta gebruikt de begrippen “trans-cendentie” en “openbaring” echter niet in een christelijk-theologisch betoog, maar in een pleidooi voor lesgeven. Onderwijs bestaat niet alleen uit leren, zo betoogt hij. Hij waarschuwt nadruk-kelijk voor wat hij de “ver-lering van het onderwijs” noemt. Volgens Biesta verschilt de ervaring van “onderwezen worden door” radicaal van de ervaring van “leren van”. Als leerlingen leren van hun leraar, gebruiken zij hem of haar als hulpbron, net als een boek of het internet. Bij onderwijzen weten we – vooral achteraf – dat iemand ons echt iets heeft bijgebracht; iets wat we nog niet wisten. Met transcendentie en openbaring is in dit verband bedoeld dat de leraar er niet is om het beste uit zijn leerlingen te halen. Hij voegt in zijn onderwijs juist iets toe wat de leerling uit zichzelf niet weet, in plaats van slechts te bevestigen wat er al is. De leraar is bij Biesta de gevende leraar; de leerling is iemand die openstaat voor het geschenk van onderwezen worden.

LEERFABRIEKEN

De leraar beschouwen als de gevende en de leerling als iemand die openstaat voor het geschenk van onderwijs – dat kan nogal idealistisch klinken; ver bij de praktijk vandaan.

Ik kom er zo op terug. Eerst is het belangrijk om Biesta’s gebruik van woorden als “transcendentie” en “openbaring” in verband met onderwijs te overwegen. Het gaat er hierbij niet om hem te annexeren voor een christelijke visie op onderwijs. Evenmin om hem kritiekloos te volgen. Vanuit christelijk perspectief zijn er immers kanttekeningen te maken, bijvoorbeeld bij zijn (Schriftkritische) omgang met de Bijbel. Ook is het belangrijk om op te merken dat het betoog van Biesta niet gaat over christelijk leraarschap. Dit laat echter onverlet dat hij belangrijke dingen zegt waarmee het christelijk-reformatorisch onderwijs zijn winst kan doen. Voor dit moment: scholen zijn geen leerfabrieken, het zijn plaatsen waar onderwijs wordt gegeven. Leraren halen niet het beste uit leerlingen; ze vertellen een gezagsvol verhaal, zodat leerlingen in aanraking komen met een wereld buiten henzelf Waarbij er natuurlijk ook wordt geleerd, maar dat ontkent Biesta ook niet.

Intuïtief denk ik dat de opvatting van scholen als plaatsen waar onderwijs wordt gegeven, strookt met de idealen van de stichters van onze reformatorische scholen. Zij hadden immers een visioen. Leerlingen worden niet slechts klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. Onderwijs heeft een verhaal: leraren bereiden leerlingen vanuit Bijbelse principes voor om in dit leven te staan – maar altijd sub specie aeternitatis, in het licht van de eeuwigheid. Dat leraren iets te zeggen hebben, is daarmee geïmpliceerd. Kenmerkend voor christelijk leraarschap is immers dat niet alleen de bron van de leerling wordt aangeboord, maar de leerling in aanraking komt met deze wereld als Gods werke-lijkheid. Het gaat in het christelijk onderwijs om de leerling in zijn relatie tot God, de naaste en de medemens.

BLEEK BEGRIP

Biesta’s gebruik van de begrippen “transcendentie” en “openbaring” roept voor een christelijke lezer herkenning op. Hetzelfde geldt voor zijn warme pleidooi voor de leraar als onderwijzer. Tegelijk loop je tegen vragen aan. Om er één te noemen: het woord openbaring blijft een bleek begrip. Ook als je dankbaar kunt noteren dat Biesta’s concept van onderwijs ruimte biedt voor inhoudelijke inbreng van de kant van de leraar, en voor meer dan aansluiten bij de leerling alleen. Toch loop je vanuit christelijk perspectief tegen die bleke invulling van het begrip openbaring aan. In de Bijbel is openbaring immers Gods Zelfbekendmaking. Het is vooral christologisch gevuld: God openbaart Zichzelf in Christus. Die kant gaat Biesta niet op; de Naam van Christus blijft ongenoemd. Natuurlijk zegt deze laatste opmerking vooral iets over het referentiekader van de lezer. Vanuit het christelijk geloof is het begrip openbaring meteen christelijk ingekleurd.

Echter, juist als we – nadrukkelijker dan Biesta – begrippen als “transcendentie” en “openbaring” niet alleen (onderwijs) filosofisch gebruiken, maar er een Bijbelse lading aan geven, staan we voor de belangrijke vraag hoe onderwijzen er in christelijke zin uitziet. En hierbij kunnen we van Biesta leren: leraren hebben iets te zeggen; ze brengen nieuwe dingen mee voor hun leerlingen.

VAARDIGHEDEN

Hierboven raakten we al aan het punt dat het betoog van Biesta nogal idealistisch kan klinken. En woorden als “transcendentie” en “openbaring” kunnen in verbinding met onderwijs pretentieus overkomen. Alsof je als leraar de hele dag bezig bent met “hogere-orde-onderwijs”. Er moeten ook doelen behaald worden. Je moet er als leraar op letten dat de leerlingen leren, je moet zorgen voor een stimulerende leeromgeving en je werkt aan vaardigheden. Vergeleken met die hoge woorden klinkt dat allemaal nogal laag bij de grond. Maar dan is het belangrijk om te zeggen dat die doelen – de aandacht voor het leerproces, het werken aan een stimulerende leeromgeving en het werken aan vaardigheden – niet minderwaardig zijn. Het zijn juist belangrijke onderdelen van het leraarsberoep. Om dat laatste punt even vast te houden: werken aan vaardigheden is niet beneden de stand van een christelijke leraar. Het is een essentieel onderdeel van leraarschap, zeker als we bedenken dat leerlingen vaardigheden kunnen ontwikkelen omdat ze schepsel van God zijn. Maar dan blijft nog staan dat onderwijzen verdergaat: als leraar breng je leerlingen in contact met een wereld buiten hen, een wereld die ze uit zichzelf niet kennen.

Dit gezegd hebbend, kunnen nog andere praktische bezwaren worden aangevoerd. Biesta spreekt over de gevende leraar. Maar soms ben je als leraar zo druk met de dagelijkse praktijk, dat je er uitgeput van raakt. Je komt voor je gevoel nauwelijks toe aan die mooie idealen van transcendentie, van gerichtheid op het hogere in het onderwijs. Je bent al blij als je gewoon de stof kunt doorwerken. Hetzelfde geldt voor de leerling, als iemand die openstaat voor het geschenk van onderwezen worden, zoals Biesta schrijft (pag. 89). Als je te maken hebt met een klas met pubers, staan zulke zinnen al snel buiten je alledaagse werkelijkheid. De werkelijkheid van het leraarsberoep is mooi, maar ook weerbarstig.

MALLEMOLEN

Die praktische bezwaren moeten we serieus nemen. Nadruk op de leraar als onderwijzer, als degene die iets toevoegt in plaats dat hij alleen bevestigt wat de leerling al heeft, betekent geen ontkenning van de weerbarstige praktijk. Om het in die praktijk vol te houden, is het echter belangrijk om het ideaal van onderwijs weer boven tafel te krijgen. In de mallemolen van je dagelijkse werk is het heilzaam om woorden als “transcendentie en openbaring” te overwegen. En wie deze begrippen tot nu toe nogal bleek vindt: vanuit christelijk perspectief krijgen ze een heel concrete invulling. Christelijk leraarschap kan immers niet buiten Christus om. Om de woorden van de Franse onderwijsfilosoof Marguérite Léna te gebruiken: ‘Kunt u zich oprecht christelijk noemen als Christus slechts in de marge van opvoeding en onderwijs opduikt? Moet het onderwijs dat zich op Christus baseert, zich niet dagelijks afvragen of het wel voor Hem bestaat?’ (citaat bij Raes, pag. 14).

In de weerbarstige praktijk van het onderwijs moet het ideaal van onderwijzen overeind blijven. Voor christelijke schoolleiders betekent dit dat ze leraren stimuleren om les te geven. Concreet betekent dit niet zomaar bezuinigen op onderwijstijd. Bij proeven met minder contacturen in het middelbaar onderwijs moet de vraag onder ogen worden gezien of dit geen afbreuk doet aan de roeping van de school. Scholen zijn immers geen leerfabrieken en leraren doen meer dan het leren faciliteren. Lesgeven moet corebusiness blijven. Je hebt als school leerlingen immers veel te bieden. Als onderwijzen te maken heeft met openbaring, betekent dit voor christelijke scholen dat er lesgegeven wordt in gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord en vanuit een christelijk wereldbeeld. Dat zit niet in de leerlingen zelf en ze komen het op straat en via de sociale media ook niet tegen. De school is een van God gegeven mogelijkheid om leerlingen te onderwijzen. Van God gegeven – over openbaring gesproken.

Voor leraren betekent het ideaal van onderwijzen dat ze leer-lingen echt iets meegeven. Natuurlijk hoop je dat leerlingen iets van je kunnen leren. Leraren oefenen vaardigheden in taalgebruik door spellingsregels aan te leren en ze leggen de stelling van Pythagoras uit. Tegelijk is het ideaal dat onderwijs de blik van leerlingen verruimt: het leven draait niet om onszelf, het hoogste doel is niet zelfverwerkelijking, maar dienstbaarheid aan God en aan de naaste. Gedacht vanuit openbaring is er alle reden om onderwijs te geven: God maakt Zichzelf bekend, vooral in Zijn Zoon, opdat we wedergeboren worden, in Hem geloven en met Hem leven. De school is geen evangelisatie-instituut, maar vanuit Gods genade komt het hele leven in een ander licht te staan. Christelijke leraren hebben echt iets te zeggen. Om Biesta te parafraseren: iets radicaal nieuws.

VERWACHTING

Ik kom nog even terug op die weerbarstige praktijk. Want wat als je als gevende leraar uitgeput bent? Wat als leerlingen helemaal niet op je gezagsvolle verhaal zitten te wachten? Als pijnlijk zichtbaar wordt dat geen mens op God zit te wachten? Juist dan biedt dit perspectief hoop: dat de HEERE Zich-zelf openbaart; vol van genade en waarheid. Je staat er niet alleen voor. Christelijke leraren hoeven niet zelf het ideaal brandend te houden. Onderwijzen is niet jezelf overschreeuwen. Niet alleen leraren hebben iets te zeggen. Openbaring houdt in dat de HEERE de sprekende God is. Hij is ook in het onderwijs de Eerste én de Laatste. Hij geeft mensen een stem om te spreken, en kracht om het in Zijn Naam vol te houden. En wie denkt: ik leer het nooit!, die mag bedenken dat Gods kracht in onze zwakheid wordt volbracht. En ook van christelijk onderwijzen geldt, ondanks alle gebrek: het doet wat God behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe God het zendt (naar Jesaja 55:11).


Bronnen

Gert Biesta, Het prachtige risico van onderwijs, uitgeverij Phronese, Culemborg; 2015

Piet Raes, De weg is naar u toe gekomen. Brieven aan leerkrachten over geloof en onderwijs, uitgeverij Pelckmans, Kalmthout; 2011


BESPREKEN

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

- Hoe verhouden “onderwijzen” en “leren” zich tot elkaar in uw dagelijkse praktijk?

- Hoe legt u de verbinding tussen chris-telijk onderwijs en Gods openbaring? Kunnen we die verbinding wel leggen, aangezien God de Heilige is en wij als leraren zondaren zijn?

- Wat herkent u van de weerbarstigheid van de dagelijkse praktijk? In hoeverre helpt het u om het ideaal van christelijk onderwijs dan voor ogen te houden?


In deze rubriek iedere maand een opiniërende bijdrage van een kritische denker die betrokken is bij het onderwijs. Het artikel is bruikbaar voor bespreking in docenten- of managementteam. Deze maand: Dr. Bram Kunz


Bram Kunz is onderzoeker en docent godsdienst aan Driestar hogeschool.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 2019

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Openbaring en het klaslokaal

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 2019

De Reformatorische School | 48 Pagina's