Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BART EN KEES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BART EN KEES

Tempel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ps. 122:1b.

II.

Bart. Hebben we in onze vorige samenspraak gehoord welke plaats wij zullen betreden, letten we nu op:
B. Het Huis, dat wij willen bezien.
Dat Huis draagt veel namen, die alle van rijke beteekenis zijn.

Kees. Noem er dan eens eenige.

Bart. Gods Woord noemt het „Tempel", ook wel „Tempel des Heeren" en „Tempel Gods". Soms wordt het maar eenvoudig genoemd „het Huis".

Kees. Zeker omdat er maar één zoo'n Huis was, hé?

Bart. Soms wordt het genoemd „Het heilige Huis". Ook wel „Het Huis der heerlijkheid" of „sieraad Gods". Een lieve naam is ook „het Huis des gebeds".

Kees. „Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden", zei de Heere Jezus, „maar gij hebt het tot een kuil der moordenaren gemaakt en een huis van koopmanschap". Zou dat nog wel eens gebeuren, Bart? Ik heb wel eens gedacht, dat daar nog wel heel wat menschen vermoord worden, en veel handel in wordt gedreven.

Bart. Daar hebben we het nu niet over. We hebben het nu over de namen! Soms heet het „Het huis der offerande", ook wel „het verheven of het hooge Huis", „het Huis der Tente". Of ook „het heilig, en heerlijk Huis van Gods volk" (Jes. 64:11). Ook wel „het Huis der Joden", „de plaats der rust" en „de Allerheiligste plaats". En „de Woonstede Gods". Doch de meest gebruikte namen zijn: „het Huis des Heeren" en „Gods huis".

Kees. En al die namen zijn van beteekenis.

Bart. Ja, al die namen hebben een heerlijke beteekenis. Elke naam is, om zoo te zeggen, een verklaring die ons dit groote en heerlijke Huis doet kennen.

Kees. En wat maakt dit Huis zoo aantrekkelijk?

Bart. Dit, dat het in alles een type was van Gods kerk, en wel van het Hoofd met de leden. Neen, het was den Heere niet te doen, om een schoon gebouw van goud en marmer en van het edelste hout voor Zich op te laten trekken tot een woonstede.

Kees. Neen, dat zal wel niet; want de Godheid woont niet in huizen, die met handen gemaakt zijn.

Bart. Maar de lieve Jehova wilde door een volk, dat Hij daartoe verkoor, gekend en verheerlijkt worden. En dat volk was verdwaasd geworden door de zonde, zoodat zij God hun Formeerder niet meer kenden en dus ook niet verheerlijken konden.
Daarom nam de Heere het op Zich, om dat volk te onderwijzen, en hun die verloren kennis weer bij te brengen; ja om hun nog wijzer te maken dan zij zelfs in den staat der rechtheid geweest waren.
En tot dat onderwijs verkoor Hij zelf de leermiddelen. En tot die leermiddelen behoorde nu ook: de Tempel des Heeren, als een aanschouwelijke prent, om hen te onderwijzen in die geestelijke zaken, die men weten moet om getroost en zalig te leven en te sterven.
Wanneer ge dus vraagt: wat beteekent dit Huis in zijn geheel en in al deszelfs deelen, dan luidt het antwoord: Het beteekent God; het beteekent Christus; en het is ook een afbeeldsel van Gods levendgemaakte volk al te zamen. En zoo waar als het is, dat elk kind van God een wereld in het klein is, zoo waar is het ook, dat elk kind der genade een Tempel in het klein is.

Kees. Dat is zoo! De Apostel zegt: Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden Woont?" (1 Cor. 3:16).

Bart. Nu moeten we ook iets zeggen van:

C. De Wijsheid, die het ontwierp.
Waar men een voornaam huis zal bouwen, daar is noodig, voor alle dingen, dat men er een plan, een teekening en bestek van maakt. Zoo ook is het Huis des Heeren niet zonder plan of bestek gebouwd.

Kees. En wie is de Ontwerper?

Bart. Dat is God. De Vader, als representeerende de Godheid! De eeuwige Wijsheid zelve. Die is de Ontwerper van dit wondervolle en heerlijke Godsgebouw.

Kees. En wanneer ontwierp Hij het?

Bart. Van eeuwigheid was het plan en de teekening in Zijn eeuwig Vaderhart. Hij kende en ordineerde al de stukjes en de deeltjes die tezamen dit Huis zouden vormen. Dat wil zeggen: De Heere kende en verordineerde elkeen van Zijn kinderen al van eeuwigheid. En Hij was het, Die jou en mij een plaatsje beschikte en bepaalde welk plaatsje wij, en elk van Zijn kinderen, aan dat heilig en heerlijk Huis zouden innemen.

Kees. Zoo is het toch waar, wat die dichter zong:

„Eer iets van mij begon te leven.
Was alles in Uw Boek geschreven".

Bart. En van dit plan wijkt de Heere nooit af. De kerk mag daar van zingen:

„Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen.
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen".

Kees. Wat is dat een rijkvertroostende wetenschap, die David mocht hebben; dat heel het zaligworden vast en zeker gaat naar Gods bestek.

Bart. Ja wel, Kees, dat is wel een zalige wetenschap. Maar toch . . . . dat onveranderlijke bestek verwekt somtijds veel strijd.

Kees. Hoe dat?

Bart. Dat komt, omdat wij ook een plan hebben, een bestek, waarnaar wij zalig willen worden. Zie, jongen, toen de Heere in mij door Zijn lieven Geest begon te werken en ik dus belang begon te stellen in de zaligheid van mijn persoontje, toen heb ik het op mijn vingers uitgerekend, hoe ik zalig zou worden. Ik had het heele bestek klaar en den weg uitgestippeld.

Kees. Ik ben verlangend om den inhoud van jouw bestek te kennen. Wil je daar wat van zeggen?

Bart. Ik wil je er dit van zeggen, dat mijn berekening rechtstreeks inging tegen Gods bestek. Ik dacht door zelfreformatie hoe langer hoe beter te worden, steeds deugdzamer, liefderijker, milddadiger, gelooviger. Godvreezender, heiliger. En zoo dacht ik langs die ladder in den hemel te klimmen.

Kees. Zoo heb ik het me ook altijd voorgesteld.

Bart. Maar zoo gaat het niet. In den eersten tijd ging het een beetje. Bart werd dagelijks deugdzamer, gelooviger, enz. Maar toen begon de Geest der ontdekking mij te beschijnen en . . . . heel mijn berekening faalde en heel m'n bestek kwam in de prullemand terecht. Dagelijks grooter ondeugd, ongelooviger, Iiefdeloozer, ja, vijandiger. Ach, Kees, 't was zoo'n teleurstelling voor me! Ik hoopte het zoo van harte en ik heb er toch den Heere zoo innig om gebeden en den Heiligen Geest om Zijn hulp verzocht, opdat ik toch behouden mocht worden. Maar het ging maar al den verkeerden kant uit. Stapje voor stapje ging het achteruit, en ten laatste ging het een holletje af, en daar lag Bart in den slijkpoel van ellende èn zonde, èn schuld te kermen:

„Ruk, door Uw macht, mij uit het slijk; behoed.
En laat mij niet verzinken in de waat'ren;
Maar red mij uit de handen mijner haat'ren;
Uit dezen kolk en diepen watervloed.
Och, laat den stroom mij over 't hoofd niet gaan.
Maar dat Uw arm 't geweld der diepte stuite;
Dat toch de put niet worde toegedaan.
Noch over mij zijn mond voor eeuwig sluite.

Kees. En dat gebed verhoorde de Heere zeker hé?

Bart. Ja wel. maar niet dadelijk. Bart moest eerst kopje onder, jongen. Hij moest eerst verloren, hij moest het eerst opgeven en met zijn eigen handen zijn eigen bestek verscheuren. En toen kreeg Gods bestek waarde. En nu kan ik van harte zingen: Ik heb gelezen . . . . ? Ik heb gehoord . . . . ? Neen, maar nu kan ik zeggen:

Ik weet, hoe 't, vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1931

De Saambinder | 4 Pagina's

BART EN KEES

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1931

De Saambinder | 4 Pagina's